Herstelbetaling voor Anna van Vossenburg?
door Fred Verhees
In het kader van de kunstmanifestatie Sonsbeek 20->24 en meer in het bijzonder het kunstproject ‘Sound Waves of Resistance‘ ontvangt de stichting Gelders Landschap & Kastelen (GLK) op 4 november 2022 onderstaande factuur. De factuur is opgesteld door Mitchell Esajas van The Black Archives (die de factuur verstuurt) en Amal Alhaag, curator van het kunstproject. Binnen de manifestatie was er volop aandacht voor het slavernijverleden.
Het zijn gevoelige onderwerpen: ons slavernijverleden, de wijze waar we daar mee om moeten gaan, wel of geen excuses, wel of geen herstelbetalingen. Bij een maatschappelijke discussie ontstaat, bij gevoelige onderwerpen, al snel het gevaar van confrontatie en verwijten.(1) Er bestaat de neiging de discussie te voeren met behulp van wij- en jij-bakken: er wordt gespeeld op de persoon en niet op handelen van een persoon in een bepaalde periode, plaats en maatschappelijke omstandigheden.
Een waardige discussie is gebaat bij wederzijds respect en fatsoen en bij helderheid en duidelijke, objectieve gegevens en informatie. Dat betekent niet dat een discussie dan niet heftig kan verlopen. Het biedt wel een basis waarmee meningen en argumenten op een respectvolle, maar pittige manier kunnen worden gewisseld.
Verheldering en duidelijkheid
Het streven van de opstellers van deze factuur is duidelijk; zij willen aantonen dat er sprake was van onderdrukking, uitbuiting en winstbejag in het slavernijverleden. In de factuur wordt verwezen naar de plantage Vossenburg en naar Anna. Anna werd, rond 1710, als slaaf (2) geboren op plantage Vossenburg aan de Commewijne-rivier in Suriname. Als 17-jarige werd zij door haar eigenaar meegenomen naar Arnhem. Anna werkte daar, 53 jaar(!) bij de familie Brantsen als bediende, zij overleed, 70 jaar oud, in 1780.
In mijn ogen is de wijze waarop samenstellers hun opvattingen willen aantonen niet alleen onjuist maar ook contraproductief. Er is een aantal onderwerpen dat daarbij aan de orde is.
Waarom is de factuur gestuurd naar het Geldersch Landschap & Kastelen (GLK)?
De eerste 2 onderdelen van de factuur zijn direct gerelateerd aan het slavernijverleden. De factuur moet gericht zijn op de families de Vree (vanaf 1698), later Brantsen (vanaf 1726) en hun door slavernij opgebouwde vermogen. De families waren betrokken bij 3 plantages in Suriname. Het rendement van de plantages speelde een belangrijke rol bij de bouw van het buitenhuis Zypendaal in Arnhem.
Bij de afschaffing van de slavernij leek dat plantage Vossenburg inmiddels 16 aandeelhouders, uit verschillende verre takken van de Brantsen stamboom.
Het huis werd in 1930 aangeboden aan en gekocht door de gemeente Arnhem en werd daarmee maatschappelijk vastgoed, in eigendom van ons allen. GLK is een stichting met als doel het beheren van waardevolle landschappen en cultureel erfgoed, als kunstvoorwerpen en kastelen in de provincie Gelderland. De geadresseerde van de factuur is niet direct te verbinden aan het door slavernij geroofde vermogen. Sterker nog; het GLK is een schoolvoorbeeld van hoe Nederlandse organisaties om zouden moeten gaan met het slavernijverleden dat verbonden is met het eigen geschiedenis en doelstelling. Er wordt op hun website verslag gedaan van de betrokkenheid van Gelderse families en bewoners van huis Zypendaal en kasteel Roosendaal.
Als er in de discussie wordt gesproken over compensatie en herstelbetalingen, dan zou de factuur gericht moeten worden aan de nazaten van die takken van de stamboom van de families de Vree en Brantsen die aan de plantages in Suriname hebben verdiend.
De “omgekeerde herstelbetalingen”
Het eerste deel van de factuur betreft wat de opstellers “omgekeerde herstelbetalingen” noemen. Het wekt nu verbazing op, maar de slaveneigenaren (3) ontvingen bij de afschaffing van de slavernij in 1863 per slaaf 300 gulden. De plantage Vossenburg telde op dat moment 263 slaven.(4) De factuur gaat uit van een vergoeding van circa 70.000 gulden, wat leidt tot een actuele waarde in euro’s van iets meer dan 1,6 miljoen euro.
Dit onderdeel van de factuur heeft betrekking op alle slaven van de plantage Vossenburg. Terwijl het volgende onderdeel alleen gaat over de onbetaalde arbeid van één slaaf. Als je al een factuur wil opstellen doe dat dan op het niveau van één slaaf of voor alle slaven
Een deel van de factuur is gebaseerd op onbetaalde arbeid van Anna.
Haar levensverhaal wordt verteld in een reeks van 4 afleveringen op MijnGelderland.nl.(5) Anna werd, naar alle waarschijnlijkheid, geboren rond circa 1710 in Suriname; geboren in slavernij. In 1727 werd zij meegenomen naar Nederland, destijds de Republiek der 7 Provinciën.(6) Slavernij was in Nederland verboden. Met haar vestiging in Nederland was zij de jure geen slaaf meer, maar formeel een vrije vrouw. Anna ging naar school, droeg kleding die paste bij de status van haar betrekking als bediende van de familie en ontving salaris. Overigens betekent dat niet dat er geen sprake was van onderdrukking, uitbuiting en discriminatie. De leefomstandigheden van Anna verschillen dus fundamenteel van de slaven op de plantages.
Anna leefde tot 1780 in het riant patriciërshuis “de Olde Munte” in de Bakkerstraat (zie foto) in het centrum van Arnhem. Zij kwam in dienst als bediende eerst bij Hester de Vree en na haar huwelijk met Johan Brantsen in de familie Brantsen.
In de factuur wordt uitgegaan dat Anna in de periode 1727-1780 53 jaren, 52 weken en dan 7 dagen per week 24 uur per dag werkte. Dat levert natuurlijk vragen op. De factuur heeft betrekking op de onbetaalde arbeid, niet op haar positie en aanwezigheid in de familie. De verklaring dat Anna als tot slaaf gemaakt meisje 24 uur in het bezit was betekent niet dat er sprake is van 24 uur arbeid per dag. Anna was weliswaar 24 uur per dag in de nabijheid van de familie, zij was formeel geen slaaf.
Als je voor dat spoor kiest dan moet je de regels volgen. Bij onbetaalde arbeid horen ook kosten. Niemand zal ontkennen dat er sprake was van uitbuiting. Maar als je die uitbuiting in financiële zin, in harde guldens wil uitdrukken, dan moet je dat spel ook via de regels spelen. Tegenover onbetaalde arbeid staan onbetaalde huur, voeding, medische zorg. Betaalde Anna schoolgeld?
De slaven op de plantage in Suriname werkten geen 24 uur per dag. De website slavernijenjij.nl (een initiatief van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) geeft aan: ‘Het leven op de plantages is voor de slaven heel slecht. De meesten moeten zwaar werk doen, wel 60 tot 96 uur per week.‘ (bron: website Slavernij en jij)
Op de factuur brengt men 168 uur in rekening; namelijk 7 dagen van 24 uur. Anna werkte niet als veldslaaf op de plantage in Suriname, maar als vrije vrouw en bediende in Arnhem. Het is niet aannemelijk dat Anna daar ook 60 tot 96 uur per week zwaar werk moest verrichten. Ook zijn er aanwijzingen dat Anna niet onbemiddeld was. Op haar sterfbed schonk Anna een zilveren kurkentrekker aan Johan Brantsen jr.
Naast de vergelijking met slaven op de plantages in Suriname kan de positie van Anna ook worden vergeleken met de positie van mensen die in de Republiek der 7 Provinciën werden onderdrukt en uitgebuit. De jaren dat Anna in Arnhem woonde en werkte, 1727-1780, was er in Nederland, dus nog geen koninkrijk, maar de Republiek der 7 Provinciën, nog sprake van horigheid en lijfeigenschap (7) – twee vormen van gedwongen arbeid. De erfelijke horigheid werd afgeschaft in 1799, lijfeigenschap in de periode 1794-1798. Het werk van pachtboeren en deelpachters werden niet betaald en er was sprake van gedwongen arbeid. Zeker in de zogenaamde Generaliteitslanden (wingewesten als Brabant en Limburg) was er sprake van gedwongen arbeid, uitbuiting en discriminatie. Hun achterstandspositie werd versterkt door de religie: de overwegend rooms-katholieke inwoners van de Generaliteitslanden tegen de machtige en rijke protestanten in de Republiek. De levensomstandigheden van horigen, lijfeigenen, landarbeiders en kleine boeren waren verre van goed; krotwoningen, plaggenhutten, chronische honger en een onhygiënische omgeving.
De feitelijke positie en leefomstandigheden van Anna lijken duidelijk beter te zijn dan die van velen in Nederland. Overigens niet alleen in de Generaliteitslanden, ook in de Republiek was er sprake van een lompenproletariaat. De Gouden Eeuw was slechts echt gouden voor een beperkte groep families in vooral Holland en Zeeland.
Slavernij en bedrijfsadministratie
Met de factuur probeert The Black Archives slavernij ook in bedrijfsadministratieve zin te veroordelen. Dat is een gevaarlijke strategie. Slavenhandel is geen echt winstgevend handelsproduct:
De bewoners van de Amsterdamse grachtengordel werden rijk over de rug van de slaven die zij verhandelden in de zeventiende en achttiende eeuw. Dat is het gangbare beeld. Maar met aftrek van kosten resteerde er van de handel een bescheiden plus van 2 tot 3 procent. Investeerders werden dus niet rijk van de trans-Atlantische slavenhandel. (Bron: Historisch Nieuwsblad)
Slavernij was, in tegenstelling tot wat velen verwachten, niet per definitie de meest efficiënte wijze van produceren. Immers, er moest flink worden geïnvesteerd, slaven waren duur om in te kopen (450 gulden in 1765 – een waarde van 5.500 euro in 2021).(8) Het duurde vaak maanden voor er voldoende slaven waren om met een overvolle boot the Middle Passage (van Afrika naar de Amerika’s en het Caraïbisch Gebied) de overtocht te maken. De hele logistiek en het vervoer waren duur.
Slavernij is winstgevend bij twee specifieke omstandigheden. In de plantage-economie worden op arbeidsintensieve en grootschalige landbouwgewassen voor de wereldmarkt , als suiker, koffie en katoen, geproduceerd. Bij het ontbreken van veel aanbod van arbeidskracht in de vrij lege koloniën in de Amerika‘s en het Caraïbisch Gebied was het nodig om arbeidskracht te importeren: de oorspronkelijke bevolking was inmiddels gedecimeerd. In Afrika was een potentieel aan slaven en een arbeidsmarkt van gedwongen arbeid voorhanden. Bij interne conflicten werden krijgsgevangenen ingezet als slaaf. Later werden specifiek voor slaven interne conflicten gevoerd en waren er rooftochten om slaven te verwerven.
Verder was het van groot belang dat, er bij de hoge vaste en variabele kosten, sprake was van luxe producten met hoge winstmarges bij verkoop. Alleen bij een grote marge is de inzet van dure slaven winstgevend.
Ridicuul
Grote winsten werden uiteindelijk niet meer gemaakt met luxe landbouwproducten, maar met de machines en fabrieken, niet meer met rietsuiker, maar met bietsuiker, niet meer met kolonialisme, maar met imperialisme, niet meer door uitbuiting van slaven, maar door uitbuiting van arbeiders met lonen. Arbeiders die niet ingekocht behoeven te worden, die zelf moeten zorgen voor voeding, huisvesting en zorg. Arbeid behoorde met loon tot variabele kosten en niet meer tot vaste kosten zoals slaven. Dat was dan ook precies het feit waarom Anton de Kom in zijn Wij slaven van Suriname stelde dat de positie van vrije arbeiders wellicht nog beroerder was dan die van slaven (zie hier).
Dat een verhaal van een individu een aanklacht kan zijn tegen slavernij werd al duidelijk in het boek Oroonoko of de Koninklijke slaaf van Aphra Behn uit 1688. Om met een verhaal over het huishoudboekje van een zwarte vrouw de onderdrukking en uitbuiten van het hele systeem van slavernij en kolonialisme te illustreren klopt niet. Maar het verhaal van Anna, die geen slaaf was, die 53 jaar lang maar liefst 168 uur per week gewerkt zou hebben maar niet betaald zou zijn, die niet op een plantage woonde en werkte, niet in schamele hut maar in een patriciërshuis in Arnhem woonde, maakt de factuur die The Black Archives stuurt aan het GLK ridicuul. Het ridiculiseert de rechtvaardige hernieuwde overwegingen om meer aandacht en een nieuw zicht te krijgen op het slavernijverleden.
Het verhaal van Anna kan zeker een rol spelen bij het streven naar een andere kijk op het verleden. Maar niet op deze manier. Op deze manier, met een dergelijke factuur, maken hen die zich in de voorhoede van het verzet tegen de terreur en uitbuiting van de slavernij willen positioneren.
Herstelbetalingen aan wie?
Als de affaire met de toeslagen ons iets leert dan is het dat het rechtmatig uitvoeren van regels administratief complex is, dat er een gevaar bestaat van, in dit geval etnische, willekeur en dat nagenoeg onmogelijk is niet alleen de regels, maar het doel en de strekking van de beleidsmaatregelen te respecteren. Bij compensatie en herstelbetalingen zal de complexiteit van de uitvoering eerder toenemen dan afnemen, zelfs als we veel leren van de toeslagenaffaire.
Laten we uitgaan van het uitkeren van de bijna 8 miljoen euro uit de factuur. Er ontstaat een vermogen. Aan wie behoort dat vermogen nu de eigenaar in 1780 is overleden? In eerste instantie moeten we kijken naar de erven. Anna bleef ongehuwd en kinderloos; ze heeft daarmee geen erven in de eerste lijn. Het is niet onmogelijk dat het aantal erven na 10 generaties rond de 27.500 bedraagt. De erfenis bedraagt in dit geval rond de 250-300 euro per erve.
Bij de discussie over compensatie en herstelbetalingen wordt verwezen naar de ‘doorwerking’, naar de nadelen die nazaten nu ervaren van het slavernijverleden. Nazaten van slaven zouden volgens enkelen individueel recht kunnen hebben op herstelbetaling. Maar hoe dan? Geldt dat voor iedereen ook een nazaat die in het verleden één achter/achter/achter/achtergrootouder heeft gehad die in 1863 nog slaaf was. Als alle andere voorouders geen slaaf waren op 1 juli 1863 is men dan nog een nazaat? Als al jouw grootouders direct afstammen van slaven, ben je dan meer nazaat dan iemand die slechts één voorouder die in slavernij werd gehouden? Moet je dan meer compensatie ontvangen?
In de discussie wordt overigens niet alleen gewezen op herstelbetalingen voor individuele nazaten maar ook op compensatie voor financiële middelen om de maatschappelijke positie van nazaten van slachtoffers van het slavernijverleden te verbeteren.
Een irreëel middel
Slavernij, maar niet alleen de Trans-Atlantische slavernij, is een schande, altijd en overal. Om dat feit duidelijk te maken is het van belang de verhalen te vertellen, over het verleden en de huidige slavernij, over het leven van de slaven en de slaveneigenaren. Het zijn die verhalen die moeten leiden naar niet alleen begrip, respect en empathie bij alle betrokkenen. Maar ook naar instrumenten om de huidige nadelen van het slavernijverleden en het kolonialisme te bestrijden. De actuele maatschappelijke discussie is daarmee van groot belang.
Het verhaal van Anna van Vossenburg is geen illustratie van de juridische status en de uitbuiting van een slaaf. Het is niet het verhaal van een slaaf op de plantage. De factuur is een irreëel middel en door de slordigheid contraproductief. Integendeel, het vertelt niet het verhaal van schade en schande van slavernij, het verhaal instrument is ineffectief. Het doel, meer kennis en begrip, wordt niet bereikt.
Nederland als geheel, noch alle Nederlanders waren daders. de Gouden Eeuw was er een van rijke families in de Republiek en met name Amsterdam en Zeeland. Voor de massa van Nederlands was het leven ver van prettig, de winsten van slavernij en van de binnenlandse uitbuiting kwamen ten goede aan een kleine machtselite.
Eindnoten:
1. David Reybrouck geeft, bijvoorbeeld bij lezingen, aan dat Nederlanders, in vergelijking met mensen uit andere landen met koloniën, opvallend veel trotser zijn op dat koloniaal verleden. Engelsen en Fransen schamen zich vaak over dat verleden.
2. Inmiddels dient, politiek correct, de termen tot slaaf gemaakt gebruikt te worden. Ik blijf, om meerdere redenen, de term slaaf gebruiken. Bijvoorbeeld omdat veel mensen, zeker zij die bij de afschaffing 1863/1873 hun vrijheid kregen niet tot slaaf zijn gemaakt, maar als slaaf zijn geboren. Met het woord slaaf refereer ik aan de specifieke omstandigheden waarin arbeiders binnen een lantage-economie. De term slaaf verwijst naar het feit dat een mens in slavernij werd uitgebuit en gedwongen arbeid diende te verrichten. Op basis daarvan maak ik geen verschillen tussen mannen en vrouwen. Het woord slavin gebruik ik niet, wel vrouwelijk slaaf of vrouw in slavernij gehouden.
3. “er zijn 46 eigenaren bij de vrijverklaring in 1863, zullen op afstand de vruchten van Vossenburg en Wayampibo plukken. Zij besturen de plantages door middel van de al genoemde gevolmachtigden, handelsagenten en administrateurs en wat dies meer zij.” (bron: Historisch Huis)
4. In 1863 waren er zestien eigenaren van de plantage Vossenburg; geen van hen was ooit in Suriname geweest. Zij waren niet direct bezig met de plantage; beheer en bestuur was uitbesteed aan handelskantoren in Amsterdam. Bron: Arneym
5. Over het leven van Anna van Vossenburg, zie Mijn Gelderland
6. Ik wijs er hier op dat het Nederland van de 18e eeuw een heel ander Nederland dan dat wat we nu het Koninkrijk der Nederlanden (ontstaan in 1814) noemen. Het ging om de Republiek der Zeven Provinciën. Diverse delen van het huidige Nederland (Noord Brabant, Limburg en delen van Gelderland en Groningen) werden als wingewesten, als kolonies bestuurd door de Staten Generaal.
7. Een horige was een halfvrije. Hij was geen slaafgemaakte maar was wel gebonden. Horigen waren gebonden aan het land van hun beschermheer. Horigheid betekent dan ook “aan de grond gebonden”. Zij mochten niet verhuizen. Niet alleen de horige boeren maar ook hun kinderen waren aan het land gebonden. Bron: website Psammos
Lijfeigenschap is de situatie dat iemands lichaam wordt beschouwd als het eigendom van de heer (landsheer, heerser) van een bepaald gebied, zie Wikipedia
8. Ter vergelijking: in het IS-kalifaat kon een Jezidi-meisje worden gekocht voor 134 euro, website RTL