blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Herman Vuijsje over zijn recensenten: negeren negatieve kanten van religie

door Herman Vuijsje

In 1997 kreeg ik bezoek van René Gude, de latere Denker des Vaderlands, destijds hoofdredacteur van Filosofie Magazine. Gude kwam me interviewen over mijn boek Correct, een beschouwing over etniciteit in Nederland, ten behoeve van een recensie in zijn blad. Die recensie viel kritisch uit: Gude was het op belangrijke punten oneens met mijn betoog. Wel liet hij zijn kritische opmerkingen voorafgaan door een voorbeeldige samenvatting van wat ik in mijn boek wilde zeggen.

Herman Vuijsje

Daarmee had hij voldaan aan de eerste taak die van een recensent mag worden verwacht: de lezer op een betrouwbare manier informeren over de inhoud van het besproken boek. Ook had hij mijn betoog recht gedaan door op een goed onderbouwde manier met mij van mening te verschillen. Het werd het begin van een vriendschap die voortduurde tot zijn overlijden, vijf jaar geleden. Een vriendschap waarbij ik hem placht aan te spreken als ‘mijn beste slechte recensent’.

Aan deze geschiedenis moet ik terugdenken als ik de recensies bezie van mijn vorig jaar verschenen boek God zij met ons Suriname, een onderzoek naar religieuze ontwikkelingen in dat land. Bijna allemaal zijn die reacties positief, maar bij de recensies in Surinaamse media doet zich iets opmerkelijks voor. Mijn boek heeft als ondertitel Religie als vloek en zegen. Een belangrijk deel ervan handelt over de negatieve kanten van de Surinaamse (volks)religiositeit en de samenhang daarvan met de cultuur van wantrouwen, angst en afgunst die ertoe bijdraagt dat het land gevangen blijft in achterstand en stagnatie.

Bestaat er werkelijk zo’n cultuur in Suriname? Is die dan echt zo invloedrijk? En is er inderdaad een samenhang met de wijd verbreide volksreligiositeit en (zwarte) magie? Dat zijn vragen die zich niet op grond van wetenschappelijk bewijs laten beantwoorden. Kwesties van geloof, magie en hekserij liggen bij uitstek persoonlijk en ‘gevoelig’, zijn verbonden met angst en conflict en lenen zich daardoor notoir slecht voor empirisch sociologisch onderzoek.

Tot een dergelijke toetsing heb ik in mijn boek dan ook geen poging ondernomen. Het is een proeve van puur kwalitatieve sociologie met een losse, journalistieke inslag. Maar wel is het een poging om dat vloek-aspect van religie in Suriname te belichten en de samenhang ervan met bredere sociale ontwikkelingen (of het gebrek daaraan) plausibel te maken. En een uitnodiging om daarover het debat aan te gaan.

In Nederlandse media en in Surinaams-Nederlandse media, zoals Hindorama en Dreamz World, is die uitnodiging opgepikt, maar wie de recensies leest in Surinaamse media krijgt er niets van mee. In de Parbode, Dagblad Suriname en Starnieuws is het een en al positiviteit wat de klok slaat. Alle aandacht gaat uit naar het gemoedelijk intercultureel samenleven zoals verbeeld door het icoon van synagoge en moskee, broederlijk naast elkaar aan de Keizerstraat. Zeker, ook daarop ging ik uitgebreid in… maar waar blijft de andere kant van het verhaal?

De kroon wordt gespannen door de uitgebreide recensie van Bris Mahabier in Caraïbisch Uitzicht. Ook hij is positief over het boek, maar in de 2500 woorden die hij eraan wijdt, blijft het bij een enkele verwijzing naar de polemische kant, zonder dat daar verder op wordt ingegaan. Bris, die mij bij mijn eerste onderzoek in Suriname, vijftig jaar geleden, terzijde stond als gids en tolk onder de Hindostaanse landbouwers rond Nickerie, is mij even dierbaar als mijn overleden vriend René Gude. Ik durf hem dan ook wel het epitheton ‘mijn slechtste goede recensent’ toe te kennen.

Over de vraag wat deze Surinaamse recensenten heeft bewogen om de polemische inslag van mijn boek bijna of helemaal te negeren, tast ik in het duister. Bij gebrek aan beter is het verleidelijk de oorzaak te zoeken in hetzelfde mechanisme dat ik in mijn boek beschrijf als belangrijk negatief aspect van de Surinaamse volksreligie: de angstige neiging om gevoelige en wellicht pijnlijke zaken uit de weg te gaan. Roept de kritiek van een bakra op mindere kanten van de Surinaamse cultuur dezelfde reactie op als een wisi op de hoek? Zo’n eng product van zwarte magie, waar je maar het beste in een wijde boog omheen kan lopen, zogenaamd zonder iets te zien?

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter