blog | werkgroep caraïbische letteren
1
 

Herlezen: Sranantongo/ Nederlands woordenboek

De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor boeken die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag een stuk over het Prisma woordenboek Sranantongo van Blanker & Dubbeldam uit 2005.

door William L. Man A Hing

Het nieuwe Prisma woordenboek Sranantongo/ Nederlands en Nederlands/ Sranantongo vormt de jongste mijlpaal in de beschrijving van de woordenschat van deze Surinaamse taal. Door deze omstandigheid heeft de taal nu een internationale status bereikt.

De omslag heeft in overheersend grijs van de bekende serie getooid met buttons van de nationale vlaggen het pocketboek een zeer zakelijke en aantrekkelijke uitstraling bezorgd. Toch blijkt hier een tweetal verschillen te bestaan ten opzichte van de andere delen: de trefwoorden worden niet  in een contrasterende blauwe kleur weergegeven en verder wordt door de uitgever geen (uitdrukkelijke) toezegging gedaan voor een jaarlijkse bijgewerkte editie.

De samenstellers hebben de twee woordenlijsten aangevuld met een deel over de grammatica en een over spreekwoorden. Het resultaat van hun moedige onderneming is een onverhoopt groot aantal woorden die niet eerder waren opgenomen in een lijst of boek.

Het woordenboek van Van Donselaar van het Surinaams-Nederlands is in 1989 verschenen en het werd dus hoog tijd dat er van de Sranantongo-woordenschat ook een uitgave zou worden gemaakt. Een vergelijking van deze twee publicaties leert dat tussen het Surinaams-Nederlands en Sranantongo vaak een flinterdunne lijn loopt. Groot is dus het grijze gebied daartussen met als gevolg dat verschillende trefwoorden in beide uitgaven, dus onder  verschillende noemer, zijn opgenomen. Een omstandigheid die in een aantal gevallen verrassenderwijs tot een afwijkende betekenis en beschrijving heeft geleid. Het ligt voor de hand dat taalkundigen gezien de versnelde ontwikkelingen op dit gebied het ook tot hun taak dienen te gaan rekenen om een duidelijke en werkbare definitie op te stellen voor de beide talen.

Het succes van het nieuwe woordenboek hangt geheel af van de mate van zorgvuldigheid en betrouwbaarheid waarmee de trefwoorden zijn opgetekend en beschreven. Deze eigenschappen zijn van veel groter belang dan het streven naar  volledigheid van de woordenschat.

Onderstaande kanttekeningen mogen een beeld geven van de wijze waarop het woordenboek zich van zijn taak heeft gekweten. 

I. Van culinaire begrippen

Rond de Onafhankelijkheid vestigden duizenden Surinaamse Chinezen zich in Nederland. Hier kozen zij voor meer kleinschalige bedrijfstypen waarmee zij ervaring hadden als zelfstandige ondernemer. Hun voorkeur ging bovenal uit naar toko’s, snackbars en afhaalrestaurants. In hun zaakjes vaak getypeerd als “Surinaams-Chinees” boden en bieden ze een zo breed mogelijk assortiment aan van gerechten en producten gericht op vooral Surinaamse cliëntele en andere allochtone groepen. Op deze wijze waren zij verantwoordelijk voor de grote verbreiding van Surinaamse gerechten en producten op de Nederlandse markt. Als gevolg hiervan raakten ook de diverse benamingen ingeburgerd.

In de menu’s wordt een keur van gerechten aangetroffen uit de Surinaamse keuken: van tjauwmin, tjaufan, fachong,  moki-meti, zoetzure doks, roti, bara, petjil, baka bana, her–heri, tot broodje bakkeljauw, broodje moksi-meti, broodje pom en broodje zoutvlees toe. Bij het snoepgoed en andere produkten zijn alle bekende soorten aanwezig: bigifutu, hamtau, kakaston, tauté, mixed ginger, amsoi, verschillende soorten paddenstoelen en zwammen, etc. Deze ontwikkeling lijkt geheel te zijn voorbijgegaan aan de het nieuwe Prisma woordenboek.

I.1. Snoepgoed

Het is niet minder dan zorgwekkend dat opeenvolgende samenstellers in hun woordenboek niet het vermogen hebben getoond om enkele produkten van Chinese aard al dan niet bekend onder een Surinaamse naam correct te beschrijven. Zowel bij Van Donselaar (1989) als bij Blanker/Dubbeldam (2005) wordt een volstrekt verkeerde beschrijving gegeven van amalan, bigifutu en kakaston, enkele soorten Chinees snoepgoed, in casu geconfituurde vruchten, die populair zijn bij het publiek.

Kakaston

Amalan wordt op p. 35 omschreven als: gezouten of gezoete Chinese pruim. De naam amalam is afgeleid van het Hakka-Chinese “ham-lam”, de zoute soort; de zoete soort heet “ng-mui-lam”. Beide varianten worden (voor het gemak) aangeboden onder de naam amalam. Het woord “lam” heeft betrekking op de langwerpige Chinese olijf en heeft niets te maken met een pruim. (Man A Hing 2002: p. 25 # 1)

Bij bigifutu (op p. 47 als “geconfijte zoetzure pruim”) en kakaston (op p. 98 als “Chinese zoetzure gedroogde pruim) trappen de auteurs op een bacoveschil die achteloos door Van Donselaar is neergelegd. Deze had beide begrippen tegen beter weten in tot synoniem van elkaar verklaard (Man A Hing 2005). Van een zoetzure smaak is, zoals ook nu wordt beweerd, overigens in geen van beide gevallen sprake.

I. 2. Van poe en soekwa(sikwa)

Op p. 165 wordt de grootste schuiver gemaakt op een tweede bacoveschil van Van Donselaar. De plant met vrucht Lagenaria vulgaris wordt door de Woordenlijst Sranan/Nederlands/Engels (1980: p. 174) als “poen” en door Sordam/Eersel (1985: p. 374) als “pun” aangeduid. Van Donselaar (1989: p. 296) maakte er als enige auteur een synoniemenpaar van poe en poen. Hij vermelde daarover: “poe, poen(de), type van de fleskalebas(Lagenaria vulgaris) met lange, knotsvormige vruchten die als groente gegeten worden(…)”. Opmerkelijkerwijs tekende hij op  p. 342 aan voor: “soekwa”: -1. de naam voor de cultuurvormen van twee soorten zeef- of sponskomkommer, kruipende planten met gele bloemen(Luffa- soorten, Meloenfamilie). -2. eetbare komkommervormige vrucht van zo’n plant. Tot slot gaf hij hierbij nog dit citaat als toelichting: “Poe of soekwa schillen wassen, schillen en in plakjes snijden” (S&S 129). -Etym.: S.

Wat is hier gebeurd? Van Donselaar heeft, overigens correct, eerst “poe” en “soekwa” als twee verschillende varianten van het Luffa-geslacht beschreven. Beide namen zijn afgeleid van de locale Chinese aanduiding. De poe verwijst naar de Luffa cylindrica, een soort grote komkommer met lichtgroene en gladde schil, die door Van Donselaar op p. 456 “effen soekwa” wordt aangeduid. (Man A Hing 2002: p. 27 # 18) Van Donselaar maakt zonder uitleg een verwijzing naar “poe” als synoniem van “poen”, zijnde de Lagenaria vulgaris, in de betekenis van fleskalebas, op p. 296 en 456. Hiermee heeft deze auteur zijn lezers danig in verwarring gebracht en op het volstrekt verkeerde been gezet.

De samenstellers van het nieuwe woordenboek lijken niet op de hoogte van de poe/poen- problematiek en kiezen op p. 165 (zonder bronvermelding) voor de volgende onjuiste uitleg: “pu: Lagenaria vulgaris/ siceraria/ fleskalebas: soort meloen in de vorm van een peer.”

Bij Stahel (1962: p. 206) hebben beide Luffa-soorten acutangula en cylindrica de naam van soekwa en worden ze beschreven als respectievelijk “geribde soekwa” en “effen soekwa”. Daarnaast wordt alleen de Lagenaria siceraria/vulgaris als  “poeng” genoemd. (1962: p. 204)

Het lijkt niet overbodig om ter voorkoming van meer misverstanden op te merken dat de Nederlandse naam voor de vruchten van de Cucurbitaceae-familie pompoen is. Voor variëteiten van de verschillende geslachten, onder andere Lagenaria en Luffa, zijn evenwel ook tal van andere benamingen gangbaar naast kalebas,  pompoen, pu(poe), poeng en soekwa. Te denken valt daarbij aan bij voorbeeld: komkommer, sopropo, augurk,(water)meloen en courgette.

In Suriname is de benaming van panpun (p. 152)/pompoen (p. 332) slechts voorbehouden aan de cucurbita pepo.

I. 3. Van sneisipuiri

Op p. 180 lezen we dat sneisipuiri betrekking kan hebben op een bruin poeder (vijfkruidenpoeder) dan wel een witte variant als: “vetsin (een Chinese smaakversterker)”.

Een latere druk van het Prisma Sranantongo woordenboek

Onder het lemma “aginomoto (p. 32) is opgenomen: “vetsin (een Chinese smaakversterker)”. Er wordt hier evenwel geen link gelegd naar sneisipuiri. Het woord aginomoto is afgeleid van de Japanse fabrikant en merknaam Ajinomoto, terwijl de Chinese benaming Ve-tsin, tevens merknaam, internationaal bekend is geworden voor de smaakversterker natriumglutamaat of in het Engels genaamd: monosodiumglutamate (MSG). Deze smaakversterker is door de Europese Gemeenschap als toevoegingsmiddel voor voedingsmiddelen toegelaten onder nummer E 621.

I. 4. Amsoi

De naam Amsoi betekent in het Chinees gepekelde groente, maar wordt in Suriname gehanteerd voor de verse vorm van de groente, een koolsoort.(Man A Hing 2002: p. 25 # 2) Naar de gepekelde vorm wordt soms in Surinaamse kookboeken verwezen als “zoute amsoi”. Deze uitdrukking doet eerder denken aan “zoute saltfish”, om een voorbeeld te noemen.

Ook de benamingen voor de groentesoorten kaisoi op p. 98 (Man A Hing 2002: p. 26 # 9) en paksoi op p. 151 (Man A Hing 2002: p. 27 # 16) zijn afkomstig uit het Chinees.

I. 5

In deze categorie van culinaire begrippen ontbreken nog talrijke woorden die bij het publiek bekend en gangbaar zijn. Zie hierboven.

I.6

Opmerkelijk is dat pyaw een niet meer gangbaar spel op p. 166 als “gokspel van Chinese herkomst “ wel staat vermeld, maar daarentegen het razend populaire matjok-spel (ww: matjokken of tjokken) weer niet.

I.7

Siw (op p. 176) is afgeleid Shi-yu, de Chinese naam voor soyasaus (Man A Hing: 2002, p. 28 # 21); de Indonesische variant is bekend als ketjap, een begrip dat verder niet meer is opgenomen in een der lijsten. Een website van de Wageningen Universiteit over deze smaakmaker opent met de mededeling: “Ketjap is een Chinees-Indonesischesojasaus (…)”. (www.voedsel.net/product/ketjap.htm) Dit maakt het meer dan waarschijnlijk dat ook deze benaming terug te voeren is naar het Chinees. 

I.8. Pityel versus gadogado

Wie pityel (p. 157) opzoekt krijgt gadogado voorgeschoteld, een begrip dat vervolgens nergens blijkt voor te komen. De hier toegepaste methode is voor een woordenboek even weinig zinvol als gewenst. In de eerste plaats zijn deze twee gerechten ook volgens Surinaamse kookboeken niet gelijk aan elkaar. In de tweede plaats wordt voor een begrip uit een Indonesische taal verwezen naar een ander begrip uit diezelfde vreemde taal. De Sranantongo-lezer en -student  kan hiervan niet veel wijzer worden.

II. Enkele andere kanttekeningen en vragen

Het is onbegonnen werk om stil te blijven staan bij alle lemmata in de woordenlijst Sranantongo/Nederlands. Met een willekeurige selectie kan hieronder een beeld worden geschetst van hetgeen het boek verder te bieden heeft. 

II. 1. Bij b’baw (p. 44) wordt correct aangegeven dat “a pkin b’baw nanga dofu” (voorbeeldzin III. 3) betekent: het kind was stom en doof; maar in het volgende voorbeeld (III. 5) wordt zonder toelichting onder “wan b’baw pkin” verstaan: een doofstom kind. Waarom het verschil?;

II. 2. Op p. 58 wordt bij buku de uitleg gemist van het gezegde: “a man buku a uma”;

II. 3. Bij lon (p. 127) is niet opgenomen de uitdrukking met uitleg: “a man disi e lon lijn”;

II. 4. Bij stotu (p. 188) wordt uitleg gemist van: “a pikin disi stotu”, een overigens gangbaar gezegde;

II. 5. Op p. 195 blijken tanpoko en tanpoko-yanki synoniemen te zijn in de betekenis van zittenblijver. Zou dit niet op een misverstand kunnen berusten? Immers wordt al op p. 158 “tan poko” bij het lemma poko uitgelegd als: doubleren, blijven zitten.

Overigens is van  tanpoko-yanki ook een variant bekend als tanopoko-jantje;

II. 6. De alombekende frita wordt op. p. 43/84/264 omschreven als: “gerecht van gebakken bakkeljauw”. Hierdoor lijkt de populaire lekkernij in de vorm van een kroket of bolletje onherkenbaar gemaakt;

II. 7. Als naam van een “wijk in Paramaribo” dient kwata (p. 118) met een hoofdletter te worden geschreven. Bovendien wordt de naam in Suriname traditioneel als “Kwatta” geschreven;

Restaurantje in Domburg. Foto © Michiel van Kempen

III. Toponiemen

Aan Surinaamse plaatsnamen heeft het woordenboek kennelijk geen behoefte. Men komt er Domburg tegen in het Sranantongo (!) deel op p. 65 als “een plaats in Suriname”, maar niet de naam Domborgu.

Daarentegen ziet men Matreki op p. 134 staan die notabene naar de plaats Maastricht verwijst. Vraag is hoe het dan verder moet met onze Ma Retraite?

Er lijkt geen duidelijke lijn in de (schaarse) keuze van geografische namen die zoals algemeen bekend juist in het Sranantongo geheel anders luiden.

IV. Ontwikkelingen in Nederland

Het spreekt vanzelf dat ook in de Surinaamse gemeenschap in Nederland nieuwe woorden en uitdrukkingen worden gevormd. Een voorbeeld hiervan is: fèlt voor het jaarlijkse Kwakoefestival in Amsterdam.

Slot

Het nieuwe woordenboek lijkt goed te kunnen voldoen in de praktijk van alledag.  Alleen is het anders gesteld met lezers bij wie nadere vragen en twijfels rijzen als aangegeven in bovenstaande voorbeelden. In deze gevallen zal elders naar antwoorden gezocht moeten worden.

Lexicologisch gezien blijft in elk geval nog heel wat huiswerk te verrichten.

Geraadpleegd:

1. Blanker, J.C.M. & J. Dubbeldam 2005. Prisma woordenboek Sranantongo/ Nederlands – Nederlands/Sranantongo. Prisma Wortubuku fu Sranantongo. 2e dr. 2005. ISBN 90 274 147 80.

2. Donselaar van J. 1989. Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. 2e, herziene en uitgebreide druk. Coutinho, Muiderberg. ISBN 90-6283-745-X.

3. Man A Hing, William L.
a. 1993.  “De gedaanteverwisseling der Chinezen”, in: Binnen de grenzen: Immigratie, etniciteit en integratie in Nederland (onder redactie van: Ruben Gowricharan). De Tijdstroom, Utrecht, 1993. ISBN 90.352.1495.1.

b. 2002.  “Sranan-Hakka: een gewaagde propositie”, in: Kompebuku gi Masra Hein Eersel na okasi fu en aytitenti yari, 9 juni 2002. p. 19 t/m 31. Bundel aangeboden aan drs Ch. Hein Eeersel ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag. Onder redactie van: Lucia Nankoe, Edwin Marshall en Wilfred Campbell.

c. 2005: “Surinaams-Nederlands sans gêne”, in: De West van 4 mei 2005.

4. Sordam, Max  &  H. Eersel 1985. Sranantongo. Baarn, 1985. ISBN 90 246 4495 x.

5. Stahel, G. Nuttige planten en sierplanten in Suriname. Derde uitgave van Stahel’s: De Nuttige planten van Suriname” bewerkt door Dr F.W. Ostendorf. Landbouwproefstation in Suriname Bulletin No. 79. Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam. 1962.

6. Stork, Vicky. 2000. Het complete pompoenenboek. Foto’s: Albert Roosenburg. Kosmos-Z&K, Utrecht. ISBN 90-215-8999-0.

7. Woordenlijst Sranan/Nederlands/English. Stichting Volkslectuur. Vaco, Paramaribo. 1980.

[Deze bespreking is eerder verschenen als: “Prisma woordenboek Sranantongo: enkele kanttekeningen”, in De West van dinsdag 13 september 2005, no. 39432, p. 7.]

1 comment to “Herlezen: Sranantongo/ Nederlands woordenboek

  • Ook door deze uitleg van “pun’ en ‘sukwa’ wordt het niet snel duidelijk wat het verschil is. Ik heb het even niet over de verschillende schrijfwijzen (poen, soekwa). Hindostanen kennen lauki, nenwá en tarooi. Hoe heten deze in het Sranan Tongo?
    En wat dachten de woordenboekmakers van een simpele foto?
    En je moet echt, net iets te veel, moeite doen om ergens de officiele spelling te vinden. Het wordt niet makkelijker op want het lijkt er op dat een ieder zijn eigen schrijfwijze heeft.

Your response at Prem Dihal

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter