blog | werkgroep caraïbische letteren

Herinneringen van een correspondent: Soms is het maar gekrabbel aan de oppervlakte

door Michiel van Kempen

Kees Broere werkte als correspondent voor media als Trouw, het NOS-Journaal, Nieuwsuur en de Volkskrant, door hem de eredivisie van de Nederlandse journalistiek genoemd. Maar hijzelf was geen vedette of uitblinkende spits, schrijft hij, maar meer een vrije middenvelder, een ‘nuttige idioot’ die door de coach overal kon worden ingezet. Het is een sympathieke manier om langs een omweg toch jezelf een veer in je kont te steken, want zeg nou eerlijk: zelfs de uitblinkende spits van Spoordonkse Boys wordt niet gerecruteerd voor Manchester United. Kees speelde dus in de eredivisie, punt. En Kees Broere kàn wat, dat heeft hij uit en te na bewezen. Wat is het residu van veertig jaar reizen door maar liefst 80 (!) landen, en het maken van reportages in gebieden waar zich de bloederigste conflicten afspeelden, genocide, oorlog, epidemieën, kortom, de gruwelen van de wereldgeschiedenis die via radio, televisie en de voorpagina’s van de kranten de huiskamer binnenkomen?

Het boek van Broere gaat over het leven van een correspondent. Over diens beroepssores, zoals het maken van een uitzending op een plaats waar de stroom voortdurend uitvalt. Over praktische ongemakken: in een hoofdstuk over slapen en matrassen vertelt Broere hoe hij eens met drie correspondenten op een eenpersoonsmatrasje moest liggen. Over de gevaren en de agressie waar de pers soms op stuit en waarover de auteur herhaaldelijk zegt dat die de laatste jaren enorm zijn toegenomen en dat hijzelf nog in het betrekkelijke comfort heeft kunnen werken van het aanzien van een buitenlands correspondent die buiten het conflict staat. Het is geen dagboek, het zijn geen memoires in eigenlijke zin maar een reeks kanttekeningen en anekdotes die de journalist invallen, zonder dat hij – zoals hij in zijn voorwoord zegt – in het archief heeft willen duiken om bepaalde feiten en jaartallen te checken. Het gevolg laat zich raden: te vaak moet je lezen dat de auteur iets niet meer precies weet, en denk je als lezer: wanneer was dit nou?, om welk conflict ging het hier ook alweer?, waarom worden van twee Afrikaanse bewindslieden wél de namen genoemd en van een derde niet? Je ziet de fin de carrière-journalist die na veertig jaren van omzwervingen in landen met gruwelijke conflicten als die in Rwanda, Afghanistan, Soedan, Somalië, Liberia en Nicaragua, nu op zijn terrasje op Curaçao is neergestreken, lurkend aan het rietje van zijn cocktail, zich lui uitrekkend en wat invallen typend op zijn laptopje. Het zij hem van harte gegund na een hectisch en vol leven, maar de vraag is waarom je met je laptop niet met enkele toetsaanslagen al die on-line beschikbare archieven zou raadplegen in plaats van over een Afrikaanse krijgsheer te schrijven ‘Ik heb geen idee meer waarom we hem wilden spreken’ (p. 92).

Kapmessen

Hiermee wil ik niet zeggen dat Kees Broere geen lezenswaardig boek heeft geschreven. De wereldgeschiedenis van de laatste veertig jaar komt als in een collage voorbij en je ziet hoe een correspondent daarvan hapklare brokken moet maken voor de hongerige eindredacteuren in patria. Hij kan uitstekend en onderhoudend schrijven. Een mislukt interview met Nelson Mandela weet hij zo te kneden dat het substantie verkrijgt. Zijn portret van Jan Pronk is inlevend en toch messcherp.  Hij vertelt een schrijnend verhaal over een Tutsi vrouw, directeur van een fabriek, die tijdens het etnische conflict in Rwanda in 2004 een vreselijke snijwond laat zien die haar met een kapmes is toegebracht. Op de vraag wat haar fabriek produceert antwoordt zij vrolijk: ‘Kapmessen!’ En zo zijn er tal van lezenswaardige pagina’s. Maar hoe interessant is het om te lezen dat de correspondent midden in de woestijn iemand tegenkomt tegen wie hij ‘Hi’ zegt, en met wie hij verder geen enkele conversatie voert, ook al heet die persoon dan ook George Clooney? En zo zijn er wel meer van die tamelijk betekenisloze flarden die een scherpe eindredacteur uit dit toch al overvolle boek had moeten snijden.

Dilemma’s

Als correspondent vlieg je van hot naar her, sla je veel uren stuk met het zoeken naar hoe je ergens moet komen, met wachten op vliegvelden, met het speuren naar de goede getuigen, het tot stand brengen van een satellietverbinding met het land waarvoor je werkt. Maar dring je echt door tot ‘de ziel van het volk’, de kern van een conflict? Het is maar sterk de vraag, zoals Broere ook zelf toegeeft. Er passeren nogal wat mensen in het boek, maar ze schieten allemaal razendsnel voorbij, het zijn vaak taxichauffeurs, fixers, tolken, we zien een glimp van ze, horen een leuke uitspraak en weg zijn ze weer. Maar de mensen om wie het in al die uiterst gewelddadige regio’s gaat, komen nauwelijks in beeld.

Kees Broere bij de presentatie van zijn boek in De Pletterij in Haarlem, 3 februari 2024. Foto © Aart G. Broek

Kees Broere noteert wel hoe hij door zijn tweede huwelijk met een Keniaanse vrouw opeens anders in de wedstrijd komt te staan. Zijn vrouw behoorde tot het Luo-volk dat oppositie voerde tegen de Kenyatta’s en de dan zittende Keniase president Mwai Kibaki, die tot de Kikuyu’s behoorden. Door zijn huwelijk wordt er opeens een zware claim gelegd op zijn positie van ‘neutraal waarnemer’ in een land vol etnische ruzies en waar de politieke posten verdeeld worden met nepotisme, corruptie en geweld. Dit soort dilemma’s had Broere wat mij betreft wel wat meer mogen uitdiepen. Hoe is het om zelf met een buitenlands paspoort aan de veilige kant van de grens te staan? Hoe ervaar je de verscheurdheid als je een conflictgebied verlaat terwijl de protagonisten de volgende dag dood kunnen zijn (Broere heeft het verschillende keren meegemaakt, zoals met een jonge Apache-helikopterpiloot in Mali)? Over die schrijnende kwesties en journalistieke dilemma’s had ik graag wat diepgaanders willen lezen. Dat Broere dat ook kàn, bewijst hij met een stuk dat in wezen een Fremdkörper is in dit boek met herinneringen: de integrale tekst van een eerder gepubliceerde reportage over jonge Afrikanen die dwars door de Sahara illegaal naar Europa proberen te komen. Het Saharazand fluit je als lezer bijna door de tanden en je valt van vermoeidheid mee met de reporter achter in het bakje van een Toyota pick-up volgeperst met mensen. Had de auteur maar wat meer van deze reportages in zijn boek opgenomen en daarrond dan de totstandkoming ervan verteld.

Wijs

Als je het boek van Kees Broere uit hebt, realiseer je je opeens de tragiek van de correspondent. Correspondenten hebben niet of nauwelijks de gelegenheid om in het leven van al die slachtoffers te duiken. Ruim twee minuten mag een item in het NOS Journaal duren, en hup, het is weer voorbij. Ben je door een slechte verbinding nèt te laat met het doorsturen van je reportage, dan is de hele onderneming al voor niets geweest.

Ik verbaas me er altijd over hoe een correspondent in Nairobi ’s avonds iets zinnigs kan zeggen over een conflict van dezelfde dag in Caïro in Egypte, 5000 kilometer noordelijk, of hoe Nina Jurna vanuit Rio de Janeiro opeens commentaar geeft op een politieke ontwikkeling in Paramaribo, ook 5000 kilometer verder naar het noorden. Het antwoord luidt: dat kan ook simpelweg niet, hoe goed het netwerk van zo’n correspondent ook mag zijn. De echte eredivisie van de verslaggeving zit dan ook níet bij de Volkskrant, NRC of het NOS Journaal, de echte eredivisie bestaat uit auteurs die zich diepgaand hebben verdiept in wat er op een bepaalde plek op de aarde allemaal gebeurt en daarvan verslag doen in hun boeken, schrijvers als Jan Brokken, V.S. Naipaul, Cees Nooteboom, Lieve Joris, Marnel Breure, Frank Westerman. Maar goed, ik geef toe: dat zijn niet de correspondenten die heet van de naald een conflict moeten verslaan. Maar dit alles roept natuurlijk wel de vraag op naar het soortelijk gewicht van de verslaggeving van de actualiteit. Hoe gevaarlijk is het niet dat lezers en kijkers zich vastklampen aan de verslaggeving van de ‘eredivisie’ die vaak genoeg werkt met partiële waarheden of eenzijdige gezichtspunten?

Kees Broere beseft dit alles zelf ook wel. Op de laatste bladzijden van zijn boek schrijft hij:

‘Journalisten berichten over alles onder de zon: van woeste vrijheidsstrijders tot ontroerende schaapsherders. Het zijn werelden waarvan wij vaak van binnenuit relatief weinig kennis hebben, maar waarover wij tóch met autoriteit verslag menen te kunnen doen. Terwijl dat laatste uiteraard lang niet het geval is. Soms is het echt slechts gekrabbel aan de oppervlakte, vaak hooguit een poging om bij benadering de waarheid te duiden. In alle gevallen zou het ons tot bescheidenheid moeten stemmen.’

Het zijn ware en wijze woorden. Misschien hadden die in het voorwoord moeten staan, maar ja, Kees Broere noemt zijn boek zelf ‘een nachtkastjesboek’ en de lezer wil toch ook niet al te verontrust de nacht ingaan.

Kees Broere, Kloppen voor de lift. Herinneringen van een correspondent. Een nachtkastjesboek. Haarlem: In de Knipscheer, 2024. 290 pagina’s. ISBN 978-94-93214-29-3. Prijs € 23,50.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter