blog | werkgroep caraïbische letteren

Herinneringen aan tante Nydia

door Kari van der Heide

‘Shete bintisinku’, zegt de meneer van de creoolse supermarkt tegen de oude Curaçaose man voor me. Voor eilandskinderen is Papiaments horen in Nederland als vers gebakken croissantjes ruiken voor polderkinderen in een supermarkt. We kijken gelijk op en zoeken alert in het rond tot we de bron hebben gevonden. Ik houd de deur open voor de man en zeg ‘Pasa un bon dia, mener’. Hij wuift en schuifelt naar buiten de Hollandse kou in. Mij trekt hij direct naar Curaçao, naar tante Nydia. Ik hoor haar stem.

Papiaments is de mooiste taal die er is. Een taal doordrenkt van beweging, geschiedenis en verbeelding. Dat leerde ik als jong meisje op Curaçao van Nydia Ecury. Actrice, dichteres, onderwijzeres en voor mij ‘tante Nydia’.

Nydia beeldend verwerkt door haar dochter Caresse Isings, 2012

‘Katchi Katchi!’ riep ze altijd wanneer ze me zag. Dit werd steevast gevolgd door:  ‘Ay! Skupi di su tata!’. Ze kende mijn vader goed, maar ik kwam uitsluitend met mijn moeder op bezoek bij tante Nydia aan de Carawaraweg, buiten Willemstad. Mijn vader en ik gingen een keer voor de spiegel staan en bekeken onze gezichten. We kwamen tot de conclusie dat onze oren hetzelfde waren, daar had tante Nydia gelijk in. Voor de rest zagen we geen overeenkomsten. Tante Nydia wist beter. De appel viel niet ver van de boom: skupi di su tata.

Even wachten
Voorafgaande aan mijn Papiamentse les kletsten mijn moeder en tante Nydia – in mijn beleving -urenlang met elkaar. Ik wachtte geduldig op de pòrch en luisterde naar haar verhalen. In de verhalen liet ze het dikwijls aan de luisteraar over om te bepalen wat waar was en wat niet.
Zoals die keer dat tante Nydia koningin Beatrix had ontmoet en daarna de hand waarmee ze de hand van de koningin had geschud ‘een week niet had gewassen’. Over die keer dat haar videorecorder toe was aan vernieuwing en ze het oude bakbeest bij de tralies had gezet, zodat het zeker weten zou worden gestolen en ze een nieuwe kon krijgen door de verzekering. En de keren dat de keukendeur een beetje dicht ging en mijn moeder en tante Nydia zachtjes in het Papiaments spraken over, ja, wat? Dingen die niet geschikt waren voor mijn kinderoren.

Nydia Ecury – 1997

Ook herinner ik mij de keer dat we aankwamen en tante Nydia ons nog niet verwachtte. Mijn moeder had aan een enkel woord genoeg. We nestelden ons op de stoelen op de voorpòrch en wachtten geduldig tot tante Nydia haar haren in de karakteristieke, koninklijk ingevlochten knot had gewikkeld. Mijn moeder liet mij geen seconde om mij af te vragen waarom we niet naar binnen mochten. Natuurlijk niet wanneer de haren van tante Nydia nog niet waren gedaan. Het was zo vanzelfsprekend als zonnebrand voor mijn witte huid in de tropen.

Stout staartje
Tante Nydia kon de kleinste gebeurtenissen omtoveren tot levendige anekdotes. Het liefst met een stout staartje. Niet voor niets sprak het verhaal over Floddertje van Annie M.G. Schmidt en met tekeningen van Fiep Westendorp niet alleen mij maar ook haar heel erg aan. Ze vertaalde de tekst naar het Papiaments, tikte die uit, knipte en plakte de vertalingen bij de passages op de pagina’s van mijn exemplaar van Floddertje. Flocho-flocho en haar hondje Pèche-pèche. Zo ontstond een bijzonder les- en leesboek. Een unieke uitgave: daar is maar één exemplaar van. Dat heb ik inmiddels ondergebracht in het Nationaal Archief van Curaçao.

Tante Nydia had het vermogen om haar observaties over het leven en mensen om te zetten in iets wat het gemoed verrijkt, waaronder door theater en poëzie, maar ook door haar omgang met jeugdliteratuur. Soms gingen haar bespiegelingen verder dan de fysieke wereld en reikten voorbij ons aardse doen en laten. Haar verschijning was altijd trots en statig, tegelijkertijd warm en toegankelijk. Ze had een natuurlijke manier van mensen naar zich toe trekken, met haar gebaren, haar intonatie, haar bronzen stem. Ik voelde me bij haar ‘geborgen’.
               Toen ik tien jaar later tante Nydia opzocht in het tehuis in Brievengat waar ze de laatste jaren van haar leven verbleef, herkende ze mij niet meer. Ze herkende niemand meer; ook de vrouw op de foto achterop haar eigen dichtbundel Un sinta den bientu niet. Alleen als ik breed glimlachte, dan leek er even een lichtje aan te gaan achter haar ogen, alsof ze op het punt stond om te zeggen: ‘Ay! Skupi di su tata!’  Maar dat licht verdween net zo snel weer als dat het opkwam. Alzheimer was de dief die haar verhalen, levendigheid en levenswijsheid stal.

Chocolade
In die maanden dat ik als stagiaire werkte met kinderen in Fuik en Seru Fortuna kwam ik in aanraking met een ander Papiaments dan ik van tante Nydia had geleerd. Daardoor alleen al kwam ze als het ware dagelijks bij me langs, hoewel ze het tehuis niet meer uitkwam. Ik ging regelmatig bij haar op bezoek. Dan nam ik Cadbury chocolade mee van een supermarkt in Brievengat. Het was bijna gesmolten wanneer ik aankwam, maar ze genoot ervan. Ze smikkelde van de chocolade alsof ze het voor het eerst proefde. Ik maakte haar vingers schoon, ze nestelde zich in de ligstoel en wachtte tot ik de dichtbundel die ik had meegenomen opende.

 Bij ieder bezoek las ik haar voor uit dichtbundels, waaronder die van haar zelf. Mijn bewondering en respect voor tante Nydia waren nog altijd onverminderd aanwezig. Ook in haar vergetelheid wilde ik de taal die zij voor mij tot leven had gebracht eer aan doen. Net als voorheen tijdens de Papiamentse les verbeterde ze de wijze waarop ik met de wispelturige klemtonen in de taal omging. Het zingen in de taal, het omhoog en weer omlaag gaan in aaneengeregen klanken. Dát vermogen bleef bij haar.

Verlangen
Op 2 maart 2012 brokkelde een klein stukje van het eiland af. Toen overleed tante Nydia. We zijn tien jaar verder. Nog altijd wanneer het Papiaments naderbij komt, al is het maar om een oude heer te groeten, hoor ik haar stem: motiverend, corrigerend en onderwijzend.
De laatste keer dat ik tante Nydia opzocht, las ik haar gedicht ‘Deseo’ aan haar zelf voor. Dat werd mogelijk daardoor mijn favoriete gedicht van haar. Ik kreeg de laatste woorden van het gedicht nauwelijks mijn keel uit: Drumi disolvé / bira nada / disparsé / Drumi / bira nada [ Slapen / alleen maar slapen / Vergeten / slapend / opgenomen worden / in het niet]. Maar tante Nydia verbeterde mij onverstoorbaar: disol, met het accent losjes op de laatste lettergreep te laten vallen. Haar nuchterheid was als een koele bries door de bloedhitte van de zon in het zenit. Ik lachte breed en hardop door mijn tranen heen en bedankte het universum voor deze getalenteerde en intelligente vrouw.

Wat een voorrecht om haar als tante te hebben gekend. Wanneer je opgroeit op een klein eiland als Curaçao zijn ‘tantes’ niet alleen verweven met je leven, maar een wezenlijk onderdeel van die dragende rots in de Caribische zee. Zij maken het eiland. Ze vormen het eiland. Geven het de kleurrijke contouren, scherpe einden en zachte rondingen. En als zij verdwijnen, nemen ze een stukje eiland met zich mee. Toch verlaten ze ons nooit echt.


Nydia Maria Enrica Ecury, Aruba 2 febuari 1926 ~ Willemstad, Curaçao 2 maart 2012, docente, schrijfster en actrice; de auteur van Papiamentstalige kinderboeken en van onder meer de dichtbundels Kantika pa mama tera  (1984), Un sinta den bientu (1995), Luho di Speransa  (2003); vertaalster van toneelwerk van Carlo Goldoni, Tennessee Williams en Jean Genet. Een tweetalige verzameling van haar dichtwerk verscheen onder de titel Een droom die ik heb / Un soño ku mi tin, verzorgd door uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem, 2013.

Kari van der Heide-Broek, geb. 30 januari 1987, groeide op in Curaçao; moeder van twee dochters, zes en drie jaar oud; ze schrijft wekelijks columns op haar website columnsbykari.com en is de auteur van De groene mama; Handboek voor groen ouderschap (Haarlem: Becht/Gottmer, 2020).

Deze tekst verschijnt gelijktijdig in Antilliaans Dagblad, 2 maart 2022.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter