blog | werkgroep caraïbische letteren

Herinneringen aan een verlaten verleden

Interview met drs. Shardhanand Harinandan Singh

door Jerry Dewnarain

Het is toe te juichen dat nakomelingen van Brits-Indische contractanten hun eigen levensverhaal of dat van hun familie vastleggen. Persoonlijke familiegeschiedenissen en migratieachtergronden kunnen oudere generatie burgers inspireren om hun familiehistorie voor de nakomelingen zo goed mogelijk op te schrijven. Voor jongeren is het belangrijk duiding te kunnen geven aan wie zij zijn, waarvoor ze staan en en hoe ze hun persoonlijke identiteit in hun (nieuwe) land kunnen vormgeven. Met de uitgave van het boek Verlaten verleden wil de auteur Shardhanand Harinandhan Singh deze doelen bereiken. Zijn mémoires heeft hij vastgelegd in 336 pagina’s die in tweede herdruk in februari 2021 zijn verschenen bij drukkerij/uitgever Mijnbestseller Nederland/Rotterdam.

Eerder hebben anderen ook hun eigen verhaal of dat van hun familie vastgelegd of laten vastleggen, middels romans, memoires, dagboeken, biografieën, korte verhalen, gdichten en toneelstukken. Enkele voorbeelden zijn (let wel: deze opsomming is niet volledig): Sarnami, hai (Bea Vianen, 1969), Jagernath Lachmon, een politieke biografie (Evert Guillaume Azimullah (nu Gonesh, 1986), Het besluit van mai (Anil Ramdas, 1994), Huis van as (Cándani, 2002), Het dagboek van Munshi Rahman Khan (redactie Sandew Hira, 2003), Tetary – de koppige (Radjinder Bhagwanbali, 2011), Vier generaties, drie continenten Vervoering (Shantie Singh, 2014), De kaarten op tafel. Ram Hiralal (Roy Khemradj, 2017), de Rechteroever van de Saramaccarivier-korte verhalen (Bish Ganga, 2018), Uit de klei van Saramacca. Een Surinaamse familiegeschiedenis (K. R. Sing, 2019). En niet te vergeten de gedichten van Chitra Gajadin, Cándani, Shrinivāsi, Bhai, Jit Narain, Ramnath Sewdien en Karin Lachmisings poëzie en toneelstuk Ademhalen (2017).

Met uw gedenkboek wil u vooral oudere burgers met een migratieachtergrond stimuleren om hun eigen en familiegeschiedenis zoveel mogelijk vast te leggen, met name in het diasporaland (zie voorwoord p. 17). Verkeren diasporajongeren in een identiteitscrisis?

Singh: ‘Vooral in allerlei westerse landen neemt het aspect van uitsluiting, discriminatie en racisme de laatste decennia merkbaar toe. In Nederland, Duitsland, België en Engeland geldt dat zeker wel. Vooral jonge kinderen van ouders met een migratieachtergrond worden ermee geconfronteerd. Zij zoeken dan de juiste antwoorden op hun vragen van bijvoorbeeld ‘wie ben ik’? Bij gebrek aan informatie of dubieuze informatie dreigen ze in een identiteitsconflict te geraken. Dit probleem hebben de jongeren uit Suriname ook wel, vooral als ze de opmerking te horen krijgen: ‘Ga naar je land terug.’ Ik weet dat zulks ook al het geval is in de Caribische landen waar girmityas naast de afro-medeburgers samenwonen. Als onderwijskundig- pedagoog is mijn advies: ‘Leer de kinderen ook hun eigen culturele identiteit kennen en respecteren als staatsburger, in welk land dan ook.’

 ‘Wie ben ik, wie waren mijn (groot-)ouders en waar kwamen zij vandaan?’ Sinds wanneer hebben deze vragen u beziggehouden?

Singh: ‘Toen ik op 13-jarige leeftijd van Saramacca naar Paramaribo op school kwam, werd ik er meteen mee geconfronteerd. Sindsdien – en om mijn eigen vragen te kunnen beantwoorden – ben ik eerst onderwijzer geworden en heb later aanvullend pedagogische wetenschappen gestudeerd. Dat heeft me wijzer gemaakt.’

Waarom noemt u uw boek Verlaten verleden als u zegt op pagina 18 dat het verleden ‘mooi samenkomt met het heden’?

Singh: ‘Een verleden in Suriname dat ik fysiek heb verlaten, echter niet in mijzelf. Als motto geldt: Ik leef niet meer in Suriname, maar Suriname leeft altijd in mij. Vooral het verleden dat ik als kleine jongen op de kust van de Atlantische oceaan verliet, is me op het netvlies bijgebleven. Feitelijk heb ik Suriname als jongvolwassene verlaten, pas na 65 jaar kwamen mijn verleden van toen en het heden als gepensioneerde weer samen op de ‘andere kust’ van deze oceaan in Noord-Portugal.’

Voor een goede chronologische weergave van uw levensloop kiest u voor het vedische model van de vier levensstadia. Kunt u van elk stadium een hoogtepunt uit uw leven beschrijven waaruit blijkt waarom u voor dit model hebt gekozen?

Singh: ‘Het vedische model koos ik om de chronologische lijn van de markante herinneringen uit mijn leven goed te kunnen stroomlijnen. In mijn bachpana (0-13) mocht ik fouten maken, brutaal zijn, vechten, maar ook dingen om me heen bewonderen, experimenteren, mijn fysiek-biologische veranderingen beleven en me erover verbazen. Het begrip brahmacharya heb ik om pedagogische redenen in 2 fasen opgesplitst. Want wat in bachpana mocht en kon zonder dat men je je fouten kwalijk nam, werd in de fase van koewãrpana wel moeilijker en anders. Biologisch alleen al stromen andere groeihormonen door je lijf, je moet meer verantwoordelijkheid voor je handel en wandel nemen, in plaats van geholpen te willen worden, wil je zelf, of dien je je leefomgeving behulpzaam te zijn. Het speelse karakter van het kind-zijn neemt af. Je denkt dus meer aan het leven naar de volwassenheid toe met de problemen van de verliefdheid en seksualiteit, die van nature je leven gaan beheersen. Het is veel moeilijker om vanuit de puberteit via de adolescentie naar de volwassenheid toe te groeien dan van 0 tot 13 jaar. Ik heb het aan den lijve kunnen ervaren.’

De samenvattingen van de hoofdstukken in de Leeswijzer vormen een levenscyclus. Bent u het eens met deze uitspraak?

Singh: ‘Zeker wel.’

Op pagina 33 valt het woord ‘kalapani’. Wat weet u hierover te vertellen?

Singh: ‘Ook in de boeken over de Hindoestaanse immigratie komt het woord kalapani voor. De Adji en Adja (Baba) van mijn moeder vertelden ons hoe ze de kalapani hadden beleefd. Als ze vanuit Gracian II ver in de oeverloze zee tuurden, zagen ze dat de zee er bijna zwartkleurig uitzag. Dat vonden ze heel beangstigend. In hun dorpen in India hadden ze te horen gekregen dat mensen, die de kalapani waren overgestoken, nooit meer terugkwamen. En als ze wel terugkwamen, brachten ze veel onheil met zich mee. Kennelijk was dat bedoeld om de emigratie naar de koloniën te frustreren.’

U bent in 1967 met uw echtgenote voorgoed uit Suriname vertrokken. Bent u de stamvader van de Harinandansinghs in Nederland?

Singh: ‘Nee, zo kan ik het niet zeggen, want een oudere zus van mij was al eerder in Nederland. En rond de onafhankelijkheid van 1975 hebben zich veel meer leden van mijn familie in Nederland gevestigd. Voor mijn eigen nakomelingen zou het wel opgaan: Ik de stamvader.’

Gedurende de eerste fase van uw brahmacharya (kinderjaren tot aan de volwassenheid) hebt u om bepaalde redenen de school moeten verlaten. U ging met uw vader naar de zee, naar Boromofo. U raakte geïnspireerd door de zee en had toekomstplannen die u pas na 65 jaar hebt kunnen verwezenlijken. Hoe komt dat?

Singh: ‘Alleen in mijn bachpana had ik de lagere school op Bombay regelmatig verzuimd te volgen. Ik leg dat uit in mijn memoires. Dat kwam door de onheuse behandelingen door de 2 leerkrachten Tota en Krisnadath. In die fase zocht ik de uitvlucht met mijn vader naar de zee. Daar werd de kinderdroom geboren, namelijk: ‘Ik wil de andere kant van de eindeloze zee ook zien.’ Om daar ooit te komen, ging ik terug naar school, en leerde daar hoe de aardbol eruitzag. Mijn kinderdroom om ooit op de andere kant van de Atlantische oceaan te komen, was tijdens de grihasthi ver op de achtergrond geraakt. Het is karma, dat mij na het pensioneren pas in 2017 naar de andere kant van de Atlantische oceaan geleidde. Wel, sinds de ontmoeting met de andere kant van de Atlantische oceaan is die kinderdroom er niet meer. Wel kreeg ik daarna een soort innerlijke rust en voldoening in mijn leven. Eindelijk kon ik afscheid van mijn overleden vader  nemen. Door hem was die kinderdroom in mijn hoofd geboren.’

Kunt u meer vertellen (misschien een anekdote) over de contacten die de bewoners van de rechteroever van de Saramaccarivier hadden met andere dorpbewoners uit dezelfde oever: Monkshoop, Sara Maria, De Volharding, Broederschap, La Prévoyance, Dankbaarheid, Huwelijkzorg, Hildesheim en het verdere stroomopwaartse La Poule?

Singh: ‘Ik ben tot mijn 13de op Saramacca gebleven, daarna vakantiebezoekjes afgelegd. Dus kan ik niet veel over de enclaves navertellen. Ik weet wel dat de Hindostaanse enclaves van de genoemde locaties een hechte gemeenschap met elkaar vormden. Bij overlijdens, huwelijken en jagya’s kwamen mensen regelmatig bijeen. Als bijvoorbeeld iemand in de Saramaccarivier was verdronken, gingen velen in hun bootjes het lijk opsporen. Mijn vader had een vissersboot en ging ook vaak meezoeken. Eens was een dronkaard die van zijn boot in het water was getuimeld dagen zoek. Mijn vader die ook visnetten had, maakte grote vishaken er- aan vast en sleepte die achtereenvolgens langs de beide overs van de rivier vanaf Hildesheim tot Volharding. Uiteindelijk werd de overledene bij de brug van Calcutta gevonden. Hij had namelijk op de vooravond in de winkel van Sitarie babba (oude Malhoe) te Calcutta tot laat in de avond diep in het glaasje gekeken. Maar eens moest hij toch naar huis en dat was aan de overkant van Calcutta te Huwelijkszorg. Helaas kwam hij nooit aan. Vier dagen later werd zijn lijk met de vishaken uit de Saramaccarivier uit het water opgevist.’

Voelt u zich ingeburgerd in Nederland?

Singh: ‘Deze vraag kan ik met ja beantwoorden. En dat heb ik vooral te danken aan het sterke bewustzijn van mijn migratieachtergrond. Ik ben een Nederlandse staatsburger met Surinaams-Hindoestaanse identiteit.’

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter