blog | werkgroep caraïbische letteren

Henk Tjon en Thalia

[bijdrage van het Toneelgenootschap Thalia aan de singi neti voor Henk Tjon (Tam Pau), 24 september 2009]

door Carmelita Teixeira

Theaterfenomeen! Deskundig, dynamisch, fantasierijk, humoristisch en nog veel meer van dergelijke karakteristieken, zijn de afgelopen dagen gebruikt om de theaterman en persoon die Henk Tjon was, in de media neer te zetten. Geroemd en bejubeld, niet alleen nu hij er niet meer is, maar ook al tijdens zijn leven.

Theater en toneelgenootschap Thalia, meer dan 170 jaar oud en een begrip in het culturele leven in Suriname, kon niet om het theaterfenomeen Henk Tjon heen, zoals ook Henk niet om Thalia heen kon. Over de relatie die in 1970 begon en die ruim dertig jaren geduurd heeft, zouden wij het uitvoerig willen hebben, puttend uit documenten en persoonlijke ervaringen. Het is bekend dat grote delen van ons archief de tand des tijds niet hebben doorstaan. De nog in leven zijnde personen die in Thalia het meest met Henk gewerkt hebben, kunnen wij niet raadplegen. Frank Faverey heeft zich een aantal jaren geleden uit de organisatie teruggetrokken en onze nestor Wilfred Teixeira zit momenteel in Nederland.

We zouden daarom geneigd zijn te denken dat wij ermee klaar zijn als wij simpelweg de grote, bekende projecten opsommen die Henk bij ons realiseerde:

Henk en Thea (Doelwijt) vanaf 1973 met het Doe-theater in Thalia;

Henk als acteur in Lafu a no sjen in 1977, waarin hij de beroemde cabaretier Johannes Kruisland speelde en in 1982 als Henny in het Zuid Afrikaanse Egoli van Matsemala Manaka, een Thaliaproductie;

Henk als artistiek leider van het eerste Thalia-festival bij de heropening van het gerenoveerde theater in 1982;

Henk als bedenker van het artistieke concept en artistiek leider bij het acht maanden durende Ala kondre-festival ter gelegenheid van 150 jaar Theater Thalia in 1989;

Henk en Wilgo (Baarn) als de uitvoerders van de openingsceremonie voor de viering van 160 jaar Toneelgenootschap Thalia in 1997, met een optreden van de Ala kondre dron-formatie. En bij diezelfde viering als de bedenkers van Oremi, de tori neti, waarbij een reis gemaakt werd door de culturen van de Surinaamse samenleving.

Maar met deze simpele opsomming doen we geen recht aan de relatie Henk Tjon – Thalia.

In een poging via orale bronnen alsnog een stuk van onze historie vast te leggen, organiseerde Thalia eind 1996 en begin 1997 een drietal historische vertelavonden. De toen nog in leven zijnde theatermakers en acteurs werden, in aanwezigheid van publiek, in de foyer geïnterviewd door Carmelita Teixeira. De vertelavonden werden opgedeeld in drie periodes, startend in 1937, toen Thalia precies honderd jaar bestond. De deelnemers beantwoordden vragen over hun bijdragen en ervaringen in het theater. Henk Tjon en Wilgo Baarn participeerden in de laatste interviews op 25 maart 1997, die handelden over de periode na 1970. Dankzij deze interviews is de relatie van Henk Tjon met Thalia in zijn eigen woorden vastgelegd.

Een greep daaruit:

Hoe kwam Henk met zijn Doetheater in Thalia terecht?

‘Als theatermaker had ik,’ zei Henk, ‘een ‘klik’ met schrijfster/journaliste Thea Doelwijt. In 1970 maakten wij samen een soort cabaretmusical Frrrèk. Daarna volgden Hare Lach en in 1973 Land te koop. Deze stukken hebben ertoe geleid, dat we tegen elkaar zeiden: Nu willen wij echt toneel op niveau doen en wij willen het Surinaamse theater ontwikkelen en een nationaal theater bouwen, we moeten een company vormen. Een gezelschap dat getraind is, getraind in het theatervak. Zo ontstond Doe. Penningmeester Frank Faverey van Thalia werd de zakelijke leider van het Doe-theater.’

Doe had geen eigen theatergebouw, Thalia had een schouwburg maar in die tijd geen gezelschap. De twee werden het gauw eens: Doe werd het huistheater van Thalia. Het mocht er werken zonder daarvoor huur te betalen; huur werd alleen betaald als er werd opgetreden. Dat was de deal. Terwijl Frank goochelde met de financiële middelen, hield Doe Thalia niet alleen voor zichzelf, maar ook voor andere groepen open.

Henk had zijn ‘kantoor’ in de artiestenvleugel, op de eerste etage, aan de achterzijde van het gebouw. Het woord ‘kantoor’ nadrukkelijk tussen aanhalingstekens, want Henk was geen kantoorman. Op het bordje boven de deur stond ‘regisseur’. Er stonden een tafel met veel paperassen, stoelen en een stretcher. In deze kamer voerde hij besprekingen, werkte ideeën uit, at en dronk er. Dit was zijn huis en zijn thuis, want hij bracht er niet alleen lange werkdagen, maar vaak ook de nacht door.

Een volgende periode. Wat deed Henk in de jaren tachtig in Thalia?

‘Een van onze doelen met het Doe-theater was een nationaal theater beginnen,’ verklaarde Henk. ‘Wat we daarmee bedoelden, was dat wij een soort laboratorium waren, waarin we van al die verschillende etnische groepen de theatervormen verwerkten. We begonnen een trainingsprogramma en ontwikkelden speltechnieken vanuit de verschillende etnische groepen. Stel je voor, ramlila of winti ofwayang die hun eigen technieken hebben, daar is een eigen toneelvorm voor. Daar werden door ons lessen voor ontwikkeld.’

Henk leerde het publiek op die vertelavond in 1997 op speelse wijze de handklap techniek die Saramaccaanse vrouwen bij hun sekete-liederen gebruiken, waarbij een gesmoord geluid klinkt, omdat ze bij het klappen kommetjes maken van hun handen. Een andere techniek die hij overbracht, was de dyeme: voeten een voor een met een lichte stamp neerzetten, mond open, geluid maken en uitademen.

Tot zover een greep uit het interview, dat nu niet helemaal kan worden weergegeven.

Henk trakteerde de aanwezigen op deze historische avond van 25 maart 1997, samen met Wilgo, op fragmenten uit Egoli, uit Anansi en als toegift kroop hij weer in de huid van Johannes Kruisland met de woorden:

‘Bonsoir, geacht publiek, dames, mijne heren

Ik moet vooral vandaag u heel extra salueren

Ik paar aan mijne groet de dank dat u hier heeft willen zijn,

Dat het zo een volle zaal is, vind ik natuurlijk ook fijn.’

Etcetera.

Henk wilde de historie van Thalia op papier zetten. Op een morgen in 2002 stapte hij met een aantal volgeschreven vellen in de hand, onze administratie binnen. Hij vroeg of dat voor hem uitgetypt kon worden. Het was niet af, hij zou er nog verder aan werken, zei hij. Het is bij die vier pagina’s gebleven. Thalia heeft dit onafgemaakte stuk van Henk bewaard, digitaal, veilig voor ongedierte en vocht. De tekst geeft weer hoe Henk Thalia zag en wat Thalia volgens hem nog zou kunnen.

Henk, Thalia e sari fu yu dede, ma wi e prisiri fu san yu libi na baka.

Voor een videoverslag van de herdenking van Henk Tjon bij DNA door Usha Marhe klik hier

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter