Helstone’s opera Het pand der goden na een eeuw weer opgevoerd
door Michiel van Kempen
Vandaag, donderdag 15 februari 2024, voert het Concertgebouworkest de eerste Surinaamse opera op: Het pand der goden van Johannes Nicolaas Helstone, die in 1906 vier maal werd opgevoerd in Paramaribo.

De culturele opleving aan het einde van de 19de eeuw toonde zich ook in het muziekleven. De kranten vermeldden met enige regelmaat concerten in de loge Concordia en er kon geen festijn gevierd worden of het Militaire Muziekkorps deed zich horen.
De eerste helft van de 20ste eeuw gaf een opmerkelijke bloei van de klassieke muziek te zien. J.N. Helstone, Theodor Neumann Cordua, Dario Saavedra (ps. van Daan Samuels), frater Anselmus Bonten, Cor Anijs, Atma Kenswil, Chris Alvares, Johan Victor Dahlberg en Lodewijk Lichtveld (als schrijver bekend geworden onder de naam Albert Helman) gaven letterlijk klank aan die tijd. In 1918 werd het oratorium in drie delen De Heilige Familie van frater Anselmus op tekst van G.W.M. Ahlbrinck opgevoerd. De tekst ervan werd opmerkelijk genoeg gedrukt door de EBG-uitgever H.B. Heyde.
In 1915 werd er een Comité voor de bevordering van de toonkunst in Suriname opgericht onder leiding van de in het theaterleven bijzonder actieve Joseph Willem Bueno de Mesquita. Hij zwaaide bij vele operettes en `gemengde avonden’ het dirigeerstokje.
Behalve het door hem geleide ensemble waren er ook andere orkesten, als het militaire strijkorkest, het orkest van René Chalut (een Franse déporté die, naar men zei, enkele moorden op zijn geweten had, maar uit het Franse bagno had weten te ontsnappen) en het orkest Becker. In 1921 werd Euterpe opgericht, een jongerenvereniging waarvan het orkest geleid werd door Eddy Wessels. Rond diezelfde tijd dirigeerde Cor Anijs de Surinaamsche Orkest Vereeniging. Ter begeleiding van Patronaatsavonden was er Amicitia, waarin Chris Alvares en Lou Lichtveld speelden en dat geleid werd door frater Anselmus. En dan was er het in januari 1921 opgerichte Orpheus, dat onder leiding stond van Lou Lichtveld, en dat een tournee naar Demerara maakte. Van de genoemde componisten wordt Helstone als de belangrijkste beschouwd; hij schreef tekst en muziek van Surinames eerste opera: Het pand der goden. Het gegeven waarop deze gebaseerd is, maakt duidelijk hoe dicht de Surinaamse theaterwereld nog bij Europa stond.
J.N. Helstone: Leven

Nicodemus Johannes Helstone, die zich Johannes Nicolaas noemde, werd op 11 januari 1853 geboren op de herrnhutterse zendingspost Berg en Dal. Hij studeerde voor onderwijzer, gaf les aan de Hendrikschool, maar legde zich meer en meer toe op de muziek. Hij kreeg de gelegenheid te studeren aan het conservatorium van Leipzig, waar hij in 1894 cum laude promoveerde, en ontplooide zich vervolgens als pianist, organist, dirigent en componist. Hij schreef zelf zowel libretto als muziek voor Het pand der goden, een opera in vijf bedrijven die in 1906 vier voorstellingen in Paramaribo beleefde. Daarna vertaalde hij de tekst in het Duits, waarna de opera meermalen in Berlijn schijnt te zijn opgevoerd.

Helstone overleed op 24 april 1927 te Paramaribo. In 1948 werd een monument voor hem opgericht op het Kerkplein in hartje Paramaribo.

Opera
Het pand der goden speelt zich af in IJadad, een rijk bewoond door Reuzenhelden die nauwe betrekkingen onderhouden met de goden. De opperheld Marghanold hoopt vader te worden van een zoon, maar hij krijgt een dochter. Marghanold wil het kind verwisselen met een jongetje dat op dezelfde dag geboren is, maar zijn vrouw weet hem daarvan te weerhouden. De alwetende goden straffen hem voor zijn weifelmoedigheid door het verblindend mooie meisje te laten verdwijnen. De zoon, die alsnog wordt geboren, Olindo, hervindt later pas zijn zuster wanneer hij schipbreuk heeft geleden en boete heeft gedaan.
Dat het om een mythisch gegeven gaat, is voor iemand die in het Duitsland van Richard Wagner zijn muzikale vorming kreeg, misschien niet opzienbarend. Engelbertus Rijnaars typeert de tekst als `toneeltaal’ maar niet bombastisch; de Duitse tekst lijkt hem beter geslaagd dan de Nederlandse. Ook de muziek schijnt niets gemeen gehad te hebben met de doorgecomponeerde en vaak pathetische muziek van Wagner, maar werd gekarakteriseerd als ongekunsteld en onmodern. Helstone boekte in ieder geval een overweldigend succes met zijn drama. De componist werd na de voorstellingen toegesproken, gelauwerd en met schutterijmuziek en fakkels naar de Buiten-Sociëteit gebracht om door honderden gehuldigd te worden.

Helstone schreef verder – naast een spraakkunst van het Sranantongo – een grote compositie op tekst van de Surinaamse zendeling F. Stella bij het tweede eeuwfeest van de Evangelische Broedergemeente in 1922 en hij componeerde de muziek bij liedteksten van onder meer H.H. Schomaker en A.W. Marcus. Het maandblad Foetoe-boi zei dat hij `no bin de wan daniërie moesiekie, ma wan man die ben kiesie moesiekie lekie wan Gado gi’ [geen dienaar van de muziek, maar iemand die de muziek als een Godsgeschenk gegeven was].
Bibliografische aantekening. Een biografische schets van Helstone geeft Leeuwin 1948 en 1964 die uitvoerig op Het pand der goden ingaat; hij spreekt overigens ten onrechte van `operette’, want het gaat noch om een kort of komisch stuk, noch om een stuk in de zin van operette die eind 19de eeuw in zwang kwam: een stuk dat dichterbij het volkstoneel en het blijspel staat. Men zie voorts Alvares 1948, Rijnaars 1948, Foetoe-boi van januari 1948, Anoniem 1976b en Van Hinte-Rustwijk & Van Steenderen-Rustwijk 1996b: 139-140. Belangwekkende documentatie geeft voorts Musicus Helstone Comité 1998, waarin ook het stuk van Chr. Alvares is herdrukt.

1906
Het pand der goden, drama in 5 bedrijven met zang en muziek van J.N. Helstone, werd opgevoerd op 10, 12, 15 en 17 mei 1906 in theater Thalia in Paramaribo, door een gezelschap onder leiding van J.N. Helstone `die zelf het orchest dirigeert’, met Louis E. Nelson als Olindo; W. Mezas als Halof; Bert Arons als Halyd; Evert Bergen; Julius Brandon; Harry del Prado; H.E. Herdigein; R. Corsten; orkest o.m. J.A. Bueno de Mesquita, J.W. Bueno de Mesquita, Hugo Corsten, viool; José Rodrigues, cello; Eugen Klein, fluit; A. de Vries, klarinet; mej. Del Prado, piano; leden van de militaire kapel o.l.v. kapelmeester Tham; en koor Caecilia. Kostuums en decor waren ontworpen door G.G.T. Rustwijk.
Cultureel leven rond 1900
In de jaren ’90 van de 19de eeuw werden nog met regelmaat vertoningen met de Skiopticon gegeven, een soort toverlantaarn die werkte op benzinelicht. Tegen het einde van de eeuw bereikte ook de film Suriname. Op 10 januari 1899 gaf C.G. Heilbron de eerste vertoning met `The Edison’s Projecting Kinetoscope’. De eerste projecties waren onduidelijk, omdat de eigenaar niet goed wist hoe hij het toestel moest bedienen, maar de volgende vertoningen kwamen beter tot hun recht, al stoorden sommigen zich eraan dat de hoogst onzedelijke Coochi Coochi-dans te zien was geweest. De Coochi Coochi verdween van het programma. De bioscoop won snel aan populariteit en deed de toneelwereld grote concurrentie aan. In 1911 vestigde zich de Kinematograph Maatschappij Electrobiograph in Thalia, in 1913 de NV Witte Bioscoop “De Lelie”. Scheurlen, Bellevue en Cinema Eliza kwamen erbij. Met de rondtrekkende toverlantaarn-artiesten was het definitief afgelopen.
Opmerkelijk is voorts de opbloei geweest van de fotografie in Suriname. Het was vooral Julius E. Muller die als amateur-fotograaf naam verwierf. In januari 1895 werd er een tentoonstelling van maar liefst 300 van zijn foto’s gehouden. Rond de eeuwwisseling fungeerde het atelier van G.G.T. Rustwijk aan de Waterkant als expositie- en ontmoetingsruimte voor het Paramaribose publiek. Hij had zijn kostbare camera overgenomen van mejuffrouw C. Heilbron, die in 1889 als eerste een commerciële fotostudio in Suriname had geopend. Het atelier van de dames Curiël was de belangrijkste fotostudio van de eerste decennia van de 20ste eeuw. Van hun stadsgezichten en `typen’ lieten zij prentbriefkaarten drukken.
Van Rustwijk is bekend dat hij olieverfschilderijen maakte die veel publiek trokken. Een zekere Cramer gaf in 1915 tekenlessen en de Franse schilders Coignard, Grimmer en Bernard, alledrie afkomstig uit het bagno van Frans-Guyana, werkten in Suriname, maar van andere manifestaties van beeldende kunst is in dit tijdvak nauwelijks sprake geweest.
[Tekst behalve de lead ontleend aan Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, Breda: De Geus, 2003. Opvoeringsgegevens ontleend aan theaterbestanden Van Kempen]

Als Johan Victor Dahlberg (1915-1946) in het rijtje staat, dan kan de pianiste en componiste Majoie Hajary (1921-2017) niet ontbreken. Beiden verhuisden op jonge leeftijd naar Nederland. Dahlberg kreeg zijn muzikale vorming in Nijmegen, trok toen naar Amsterdam om aan het Amsterdamsch Conservatorium een paar jaar vóór Majoie Hajary af te studeren aan dit instituut. Hun invloed als componist op het muzikale leven in Suriname zal zich pas later hebben doen gelden. In 1972 werd er in Suriname een tentoonstelling gewijd aan het leven en werk van de jonggestorven Dahlberg, dit was ook het jaar dat er een eerste uitvoering van een deel van het oratorium Da Pinawiekie van Majoie Hajary plaatsvond in Paramaribo.
De archieven van beide componisten bevinden zich in het Nederlandse Muziek Instituut in Den Haag. Zie ook http://www.majoiehajary.org/oratorium