blog | werkgroep caraïbische letteren

Haridat Rambarans parivartan: zijn ontwikkeling van árya samáji hindoe tot atheïst (deel 9)

door Bris Mahabier

Episode 3, in Nederland, Hari en Arya Samaj Nederland (ASAN)

59. Hari: hawan, het symbool van árya samáji’s en ASAN

Enkele oudere árya samáji’s uit mijn Haagse familie aanvaardden tijdens hun zondagse mandir-bezoeken praktisch kritiekloos de inhoud van de parwacans (toespraken, pravacans in het Hindi) van onze pandits. Soms kwamen er meerdere pandits en bhajan-zangers achter elkaar aan het woord.

Bhajans zijn stichtelijke liederen in het standaard Hindi meestal geschreven door Indiërs. In het kader van vernieuwing werden de zangers in de mandir (hindoetempel) meestal muzikaal – kundig en altijd gratis – begeleid door Jai Ramessar (†). Enige tijd was er ook collectieve zang van de vrouwengroep van ASAN, waarin o.a. Sien Sukhraj-Vishnudatt, Padma Ratan, Esther Oedayrajsingh Varma en Usha Gobardhan zaten. Kennelijk ging het sommige deelnemers aan de zondagdienst in de mandir niet alleen om de Vedische boodschap, die ze al zo vaak hadden gehoord, ook niet om de vegetarische soep of maaltijd, maar meer om de ontmoeting met anderen, om het samenzijn met enkele familieleden en kennissen na het officiële gebedsgedeelte. Deze mandir-gangers hadden behoefte aan een sociale ontmoetingsplaats. Een vertrouwde omgeving waar zij met hun leeftijdgenoten ongehinderd in hun moedertaal konden praten.

Hawan-agni (offervuur)
Bron: Studiegroep Hindoeïsme

Het was o.a. deze vorm van sewá (onbetaalde dienstbaarheid) die Hari Rambaran al vroeg voor ogen heeft gestaan. Een árya samáji pandit of leek moest zich niet alleen met ere- en dankdiensten in de mandir bezig houden. Die werden als eenzijdig, eentonig beschouwd en ervaren. Hij vond dat juist de priesters het voortouw in handen moesten nemen om op medemens en maatschappij gerichte vrijwillige activiteiten te ontplooien. Deze ruim geformuleerde sewá-doelstelling was zeker in overeenstemming met bepaalde grondbeginselen van de Arya Samaj. Hari – ook zijn vrienden Jai, Gang en Roep – wensten gevarieerde activiteiten, waardoor hawan, het vuurofferritueel, wel een prominente, maar geen dominante plaats meer zou innemen. Toen al vroegen enkelingen zich af, of dit in het vermogen van onze pandits lag. Of zij de noodzakelijke deskundigheid wel in huis hadden. Enkele pandits hadden een volledige baan. Dit geldt ook voor de maatschappelijke werkers, afgestudeerden van een sociale academie. Vast staat, dat enkele pandits zich niet open stelden voor opvattingen van jongeren, bijv. voor die van Hari en anderen. De meeste árya samáji pandits van de jaren tachtig hadden onvoldoende algemene kennis van de Nederlandse samenleving, vooral niet van de actuele maatschappelijke vraagstukken. En zeker niet van mondiale problemen en ontwikkelingen. Pandits waren niet of nauwelijks in staat om hulp te bieden bij vervreemding, echtscheidingen, familieconflicten, opvoedingsproblemen en huiselijk geweld.

Onze pandits deden in Den Haag wat zij in Suriname, Nederland of in India met veel ijver en opoffering hadden geleerd, nl. het zo goed mogelijk uitvoeren van hawan (vuurofferritueel), námgevingsceremoniën (námkaran sanskár), huwelijksrituelen (viváh sanskár of biyáh) en het begeleiden van crematies (antyesti sanskár) en soms van begrafenissen.

Met de uitvoering van de rituele onderdelen van hawan ging het prima. De vele offerhandelingen en de bijbehorende mantra-zang beheersten de pandits goed. Dit stelden ook Hari en enkele andere waarnemers vast. Hari was van mening, dat hawan het symbool van árya samáji’s was geworden, waardoor zij zich van sanátani hindoes konden onderscheiden. Bij árya samáji’s ging het in de mandir steeds om hawan. Hij achtte een verbreding van activiteiten wenselijk. Evenzo liep de organisatie van de wekelijkse mandirdiensten gesmeerd: het inroosteren van pandits, keukenassistenten voor koffie, thee, vegetarische maaltijd of soep met stokbrood, bereiding van parsád (prashád: zoete offerspijzen), het gebruik van de geluidsinstallatie en de deelname van meisjes en vrouwen aan hawan was redelijk tot goed te noemen.

In die tijd werd zelden een onderwerp voor een zondagse preek in de mandir vooraf gekozen of bekend gemaakt. De pandit, die een mandirdienst leidde, was vrij om een preek te houden, een religieus getint verhaal te vertellen, vaak met vele herhalingen en uitweidingen. Op den duur waren zeker alle dank- en smeekliedjes (bhajans), de meeste anekdotes, zoals de schokkende ervaring van de jonge Dayanand met Shiv-rátri, bekend; ook bij de weinige jongeren die de ASAN-mandir op zondag bezochten. De langdradige en afgezaagde toespraken werkten als een boemerang. Jaren later werden de onderwerpen soms wel vooraf bekend gemaakt. Ook de priesterraad maakte een leerproces door. In bepaalde opzichten waren hun intenties goed. Wat minder goed van de grond kwam, was de verdieping en aanpassing van de toespraken van de pandits. Dit was een doorn in de ogen van enkele westers geschoolden, maar de meesten zwegen. Misschien ook omdat de pandits vriendelijk met het publiek omgingen, vooral in de persoonlijke sfeer. Iedereen kende elkaar, velen waren familie van elkaar. Hari nam geen blad voor de mond. Hij trad vaak als advocaat van de duivel op. Diplomatisch taalgebruik was niet zijn sterkste kant. En wenste Hari niet teveel van onze pandits, die voorheen rijstboeren en arbeiders waren geweest?

60. Vele fricties en hun consequenties

Hari, gesteund door zijn drie vrienden, had reeds vroeg opbouwende kritiek geleverd op enkele ideeën en handelingen van árya samáji pandits (zie deel 5, 6 en 8). Zijn kritiek, soms fors, dan weer ironisch geformuleerd, werd door de meeste leden van de priesterraad niet in dank aanvaard. Voor deze pandits was dit een nieuwe ervaring: ze waren eerder, vooral in Suriname, niet tegengesproken. In de openbaarheid is er door pandits niets, of nauwelijks iets hierover gezegd. Een open discussie is – helaas – vermeden. Er kwam ook geen interne discussie in de priesterraad of het bestuur van ASAN op gang. De kritiekpunten van Hari hebben volgens pandit-indoloog Suruj Biere, sinds hij ongeveer in het midden van de jaren negentig lid van dit orgaan werd, niet op de agenda van de priesterraad gestaan.

Suruj Biere

De groep-Hari bleef formeel aan ASAN gelieerd. Buiten ASAN vonden zij mogelijkheden om de gemeenschap – niet alleen hindoes – van dienst te kunnen zijn. Ook om hun eigen kennisniveau van het hindoeïsme en andere religies te kunnen opvijzelen. Binnen ASAN was hun vernieuwende rol uitgespeeld, eigenlijk in de kiem gesmoord.

Reeds in de jaren tachtig, maar ook daarna, deden zich van tijd tot tijd andere voorspelbare en onverwachte conflictueuze gebeurtenissen voor. Deze gingen met veel spanningen tussen personen en groepen gepaard, die de gemoederen van vele ASAN-leden bezig hielden en enkele malen zelfs gepaard gingen met een kostbare gang naar de rechter. De gevolgen van deze ontwikkelingen en verwikkelingen waren, dat de onderlinge verhoudingen tussen sommige invloedrijke leden vertroebeld raakten, regionale sentimenten (uit het herkomstland) werden aangewakkerd, er vonden enkele afscheidingen plaats, passiviteit en onverschilligheid van samáji’s staken de kop op, veel energie, tijd en middelen gingen verloren en sommigen raakten diep teleurgesteld in de eigen hervormingsbeweging. ASAN kreeg een minder gunstig imago. Wie zullen in hun vuistje gelachen hebben: sanátani pandits en hun pauránik-gelovigen? Hebben de kopstukken van ASAN, waaronder vele hbo’ers en academici, toentertijd de hand in eigen boezen gestoken? Het zou ASAN veel energie en tijd kosten om langzamerhand zich van deze negatieve beeldvorming te bevrijden. Hopelijk zal deze geschiedenis van ASAN zich niet herhalen.

61. De eerste samáji jongerengroep in conflict met ASAN-priesters

Een zachte intergenerationele confrontatie in de vereniging ASAN tussen een groep enthousiaste árya samáji jongeren en een vooraanstaand actief lid van de priesterraad vond in het begin van de jaren tachtig plaats. De positie waarin deze pandit kwam te verkeren, was zeker niet benijdenswaardig: hij kwam tussen twee vuren terecht. Hij fungeerde als intermediair tussen zijn collega-priesters verenigd in de priesterraad en de eerste jongerengroep, waarmee hij graag samen wilde werken en die hij voor de vereniging wilde behouden. De standpunten en verwachtingen die hij t.a.v. jongeren had, is onvoldoende bekend. Hij wilde deze jongeren op zijn manier begeleiden en vooral religieus vormen. Hierbij wilde en kon hij niet aan de wensen van de priesterraad voorbij gaan. ASAN had jongeren nodig om de boodschap van Arya Samaj door te geven. De priesterraad hield nauwelijks rekening met de moderne, eigentijdse wensen en kennis van deze jongerengroep die zoekende was. Deze en andere jongeren hadden in de gaten, dat de priesters wel meer dan voldoende kennis hadden van karamkánd (rituelen), maar niet van de Nederlandse samenleving en actuele maatschappelijke vraagstukken. Ook het bestuur van ASAN bleek niet in staat om de voortdurend verbredende kloof tussen jong en oud te overbruggen. De kern van deze jongerengroep bestond uit kinderen van Gang Kalpoe, Jai Sukhraj en Hari Rambaran; allen scholieren en studenten. Hiertoe behoorden o.a. Naresh Kalpoe, Radha Rambaran, Sudesh Sukraj, Shakoentala M. Kalpoe, Ramesh Sukhraj, Anil Datadien, Mala Kalpoe en Amita Manraj. Ieder van hen studeerde later op hbo of universitair niveau af.

Naresh Kalpoe, leider van de eerste
jongerengroep van ASAN
Bron: N. Kalpoe

Deze jongerengroep, geleid door Naresh Kalpoe en Sudesh Sukhraj, zocht naar passende antwoorden voor vele vragen die hen bezig hielden, ook voor het identiteitsvraagstuk. Zij wilden niet alleen  informatie over hun cultuur, maar ook zelfstandig recreatieve activiteiten in de grote zaal van de ASAN-mandir ontplooien; zonder bevoogding door een of meerdere priesters. Hun intentie was om zoveel mogelijk zelfstandig te opereren en zeker niet om aan de leiband van een pandit en bestuursleden te lopen die het Nederlandse onderwijs en samenleving nauwelijks c.q. onvoldoende kenden.

Als hun groepsnaam kozen zij – op advies van de Indiase activist Swami Agnivesh – voor Nav Yuga Seva Sangh. Door deze neutrale naam wilden zij hun activiteiten openstellen voor en samenwerken met alle (hindoe)jongeren. In hun bestuur had ook een sanatani jongedame zitting. Dat de termen árya samáj in deze naamgeving niet voorkwamen, veroorzaakte ontevredenheid zeker bij enkele priesters. De inhoud van hun voorgenomen niet-religieuze activiteiten (lezingen over actuele onderwerpen met discussies, poëzieavonden, strandwandelingen, wereldse zang, muziek en dans) stelde de priesters eveneens teleur. Hari Rambaran, Gang Kalpoe en Jai Sukhraj steunden deze jongeren, waarin hun kinderen de leidende rol speelden.

Het verschil in opvattingen en wensen tussen deze jongerengroep en de woordvoerder van de priesterraad bleek onoverbrugbaar. Deze jongeren voelden zich gedwongen om uit te wijken naar de ruimte van de vereniging Isara o.l.v. Emiel Moesai en Rob Izaak in de Schilderswijk. Hier golden er geen onnodige beperkingen – door ouderen opgelegd. Dankzij de  steun van enkele lokale Hindoestaanse ondernemers konden zij hun activiteiten (enkele lezingen over actuele maatschappelijke onderwerpen, Holiviering, literair café, zang en muziek) financieren. Een deel van deze teleurgestelde jongeren is nooit naar ASAN teruggekeerd. Zij werden marginale árya samáji’s. Het lidmaatschap van ASAN ambiëren zij niet.

62. De studiegroep van ASAN o.l.v. Surrendra Santokhi

 Chander Santokhi, medeorganisator
van een ASAN-studiegroep
Bron: Fam. Ch. Santokhi

In de tweede helft van de jaren tachtig – in 1988 – werd een nieuwe studiegroep van jongeren en volwassenen, grotendeels studenten en hoogopgeleiden, onder leiding van Surrendra Santokhi geformeerd. Surrendra organiseerde in de grote zaal van de mandir van ASAN aan de Regentesselaan in Den Haag met een groep van 20 tot maximaal 25 personen een aantal studiebijeenkomsten op vrijdagavonden over religieuze en actuele maatschappelijke onderwerpen. Na beraad  gaven enkele vooraanstaande bestuursleden van ASAN o.a. Chander Santokhi, Lachmipersad Dewkalie, Soerindre Sital en leden van de priesterraad o.a. Jagdish Datadien hun fiat. ASAN faciliteerde deze groep. Eindelijk werd de deur van ASAN wagenwijd opengezet, zonder onnodige hobbels. Bij deze groep ging het alleen om studiebijeenkomsten: geen muziek, zang en dans. Surrendra Santokhi werd bijgestaan door Bris Mahabier en Chander Santokhi. Ook de bovengenoemde bestuursleden en drie pandits deden enthousiast mee. Voor elke studiebijeenkomst werd een informatiemap van 15-20 bladzijden gekopieerde artikelen gebundeld en minstens een week of twee vooraf aan alle deelnemers ter bestudering uitgereikt. In beginsel mocht een ieder meedoen. Geen enkel onderwerp was taboe. Alle deelnemers kwamen zoveel mogelijk aan het woord. Communicatiemiddel was het Nederlands. Gezamenlijk werd er gezocht naar aanvaardbare antwoorden en opvattingen. Vermeldenswaardig is, dat mevrouw Sabitrie Gajadhar uit Nieuwegein deze bijeenkomsten heeft bijgewoond en actief meedeed. De groep van Hari deed niet mee.

In deze tijd redigeerden Surrendra Santokhi, Bris Mahabier en Chander Santokhi het blad Asan Sandesh, waarin belangrijke artikelen over actuele thema’s verschenen. Eind 1989 stopten Surrendra Santokhi en Bris Mahabier met hun redactie- en studiegroepactiviteiten. Hierna werd een andere groep van jongeren succesvol actief.

Bijeenkomst van Arya Samaj Jongeren (ASJ)
Bron: Radjin Gena

63. Studiebijeenkomsten van ASJ o.l.v. Radjin Gena

In de eerste helft van de jaren negentig hebben de leden van Arya Samaj Jongeren (ASJ) o.l.v. Radjin Gena, Shailesh Biere e.a. studieavonden met inleidingen, paneldiscussies over actuele onderwerpen, themadagen en een cursus hindoeïsme in het gebouw van ASAN, georganiseerd. De meerdaagse hindoeïsmecursus werd door dr. Anand Bierdja verzorgd. De inleiders o.a. dr. Anand Bierdja, Bris Mahabier, Hari Rambaran en Surrendra Santokhi, ook enkele externe inleiders, hadden volledige vrijheid van spreken. Voor deze jongeren heeft Hari twee keer een lezing gegeven. Hij was vol lof over hun activiteiten. De discussiebijeenkomsten werden gemiddeld door 75 personen per avond bijgewoond. De ASJ organiseerde ook goed bezochte recreatieve activiteiten, ook zang en dans. Tot de kerngroep van ASJ behoorden o.a. Mila Bindraban, Subhas Bindraban, Sushant Changur, Angeli Datadien, Sita Dewkalie, Hans Dewkalie, Sharita Gena, Suresh Goerbien, Sudhir Nanan, Praveen Sital, Amit Sital, Parkash Rewti, Angira Rewti. Ook deze jongeren hebben hun hbo- of universitaire studie met succes afgerond en de meesten zijn geen actieve leden van ASAN.

64. Studiebijeenkomsten van ASJ over Satyarth Prakash

Shailesh Biere, organiseerde samen met
Arti A. Abhelakh de Studiegroep
Satyarth Prakash
Bron: S. Biere

Shailesh Biere en Aarti A. Abhelakh organiseerden in de vergaderruimte van ASAN in de periode 2006-2008 voor een groep van enkele ouderen en grotendeels jongeren bestaande uit vnl. studenten en afgestudeerden, een serie van studiemiddagen, waarop de eerste tien hoofdstukken van Satyarth Prakash van Swami Dayanand Sarasvati centraal stonden. Elk hoofdstuk werd door pandit-indoloog Suruj Biere ingeleid, waarna Bris Mahabier als co-referent optrad. De discussieronde duurde elke keer een uur en werd door een jongere geleid. De gemiddelde opkomst per bijeenkomst was twintig. De gezusters Saskia en Marian Cordua uit Eindhoven woonden alle studiebijeenkomsten bij. Dit geldt ook voor mevrouw Bidja Dwarka uit Amsterdam.

65. Stichting Swami Dayanand Lezingen en Leerstoel

 Ir. Pannalalgosh Pan Ramawadh (1962-2021),
bestuurslid van SSDL
Bron: Archief van de schrijver

Ook de Stichting Swami Dayanand Lezingen en Leerstoel (SSDLL) o.l.v. de jonge pandit Stephen R. Pikaar, Purnima Ajodhiya, Shrikesh Raghoebier, ir. Pannalaghos Ramawadh (1962-2021) en Nanda Sital heeft een tiental lezingen met discussies in het gebouw van de Haagse Stichting Eekta georganiseerd. Hari Rambaran hield een lezing over het Vedische huwelijk op een van de laatste studiemiddagen, die elk gemiddeld door 80 personen werden bijgewoond. Ook de landelijke federatie Prasne organiseerde onder leiding van Radjin Gena een aantal goed bezochte studiebijeenkomsten met lezingen en discussies over actuele maatschappelijke thema’s uit de Hindoestaanse cultuur in Nederland.

Klik hier voor deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7 en deel 8.

2 comments to “Haridat Rambarans parivartan: zijn ontwikkeling van árya samáji hindoe tot atheïst (deel 9)”

  • Ik heb de levensgeschiedenis van Hari Rambaran middels al deze afleveringen gevolgd . Respect voor zijn kritische opstelling in het leven .
    De generatie na hem zal ongetwijfeld van geleerd hebben . Jongeren en pandits moeten met mekaar in dialoog kunnen .

  • Zeer helder heeft Bris de inbreng van Hari, met betrekking van hawan als symbool van árya samáji’s, in zijn blog beschreven. De kritische houding die Hari bij vele activiteiten heeft getoond, heeft Bris in zijn blogs perfect beschreven. In zijn blogs heeft Bris de kristallijne cognitieve, sociale en levensbeschouwelijke bagage van Hari in heldere bewoordingen weergegeven. Dit resultaat heeft Bris bereikt dankzij zijn intensieve opsporing naar informatie over Hari.
    Hiervoor verdient Bris een veelkleurige pluim op zijn hoed.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter