blog | werkgroep caraïbische letteren

Haleloja! Boelie van Leeuwen en zijn uitgevers

door Bertram Mourits

Toen ik nog redacteur was bij een literaire uitgeverij, had ik soms auteurs die weigerden hun manuscript via de mail in te leveren. Niet uit veiligheidsoverwegingen, al mompelde ooit wel eens iemand dat hij ‘nooit zeker wist’ of de mail wel was aangekomen of dat er de mogelijkheid bestond dat verkeerde mensen hem onderschepten, maar om sentimentele redenen.

Boeli van Leeuwen
Foto © Bernard Buddingh’

Hoewel ik dat toen niet zo goed begreep – wat maakt dat nou uit, ik kan het toch niet meteen gaan lezen – is er eigenlijk wel iets voor te zeggen om het inleveren van een boek met enig ceremonieel te laten plaatsvinden. Want een mailtje, ‘hierbij in bijlage mijn nieuwe boek’, verzend, laptop dichtklappen en voor je uit staren: het is wel erg karig. Het is zoveel plezieriger om een ferme stapel papier te kunnen overhandigen aan de eerste lezer.

Dat zat er voor Boeli van Leeuwen niet in, want hij woonde op Curaçao en had in de jaren zestig van de vorige eeuw een Amsterdamse uitgever: P.N. van Kampen & Zoon. Uit de brieven die ze uitwisselen, blijkt dat het inleveren van een nieuw boek ook voor hem niet zomaar een moment is.[i]

We gaan even terug naar 1962. Op het moment dat de briefwisseling begint, is Van Leeuwen bezig met de afronding van Een vreemdeling op aarde. Altijd lastig, een opvolger voor een succesvolle debuutroman, want De rots der struikeling was al toe aan de vierde druk, en het boek was goed ontvangen. In de kritiek, maar ook door collega’s

Voorblad manuscript Een vreemdeling op aarde

‘Zeer geachte heer Van Leeuwen, Ik voel behoeft u te zeggen hoezeer ik uw De rots der struikeling bewonder. Het is een van de aangrijpendste belevingen die ik bij mijn lectuur de laatste jaren gehad heb,’ aldus Jeanne van Schaik-Willing in een persoonlijk briefje.

Ook had Boeli van Leeuwen voor het boek de Vijverbergprijs in ontvangst mogen nemen, een van de Haagse literatuurprijzen en de tegenwoordige Bordewijkprijs. De rots der struikeling vertelt het verhaal van Eddy Lejeune en de moeizame verhouding tot zijn geboortegrond. Het verhaal is gedeeltelijk autobiografisch, net als dat van Een vreemdeling op aarde. In dat boek heeft de hoofdpersoon een andere naam, maar dat de verhalen veel met elkaar te maken hebben, lijdt geen twijfel.

Blad uit het manuscript van Een vreemdeling op aarde

Een vreemdeling op aarde verkent alternatieven voor de geboortegrond: het gaat over Nederland en ook over Spanje – als onmogelijk alternatief voor het leven op Curaçao. Want daar was Van Leeuwen wel achter gekomen; hij had als student en later ook onderzoeker in zowel Leiden als Amsterdam gewoond, maar wist al snel: zijn thuis was op Curaçao.  Van Leeuwen springt in zijn aandacht altijd heen en weer tussen Nederland en Curaçao, zo blijkt uit het werk. Hij is niet van plan een van de twee te idealiseren, maar laat altijd merken dat hij een hekel heeft aan de morele superioriteit die Nederland vaak tentoonspreidt. In De eerste Adam (1966) schrijft hij naar aanleiding van de afschaffing van de Slavernij op de Antillen het volgende:

Op 1 juli 1863 werd de slavernij op Curaçao afgeschaft door Willem III, zoon van de Willem die van een revolutie in Parijs zo was geschrokken, dat hij in één nacht van conservatief liberaal was geworden. Op dezelfde dag dat de proclamatie van Willem III op de Fortmuur in Willemstad werd gespijkerd, werd Adam Polaar geboren in Moordrecht aan de Hollandse IJssel als vrije burger van de Staat der Nederlanden. In zijn drassig en dampig land bestond geen slavernij: de armen waren volkomen vrij om te verrekken van de honger en te verstijven van de kou.

Ja, slavernij was iets gruwelijks, en het was mooi dat het in 1863 werd afgeschaft – die boodschap zit er in, maar cynisme overheerst: het was duidelijk niet uit de goedheid van zijn hart dat Willem de tot slaaf gemaakten wilde bevrijden. Maar vooral ook: de situatie in Nederland is voor ‘de gewone man’ bepaald niet veel beter. En die vrijheid was schijn.

De briefwisseling met Bob van Kampen – een achterkleinzoon van de naamgever, uitgeverij Van Kampen was een echt familiebedrijf – laat zien met hoeveel bezieling Van Leeuwen zijn werk aan de wereld wilde tonen. En ‘de wereld’ kun je daarbij letterlijk opvatten, want de brieven gaan meteen ook al over mogelijke vertalingen. Een Amerikaanse uitgever heeft belangstelling betoond, een Spaanse vertaling behoort tot de mogelijkheden. Het gaat allemaal niet vanzelf, maar Van Leeuwen verliest de moed niet – misschien moest Van Kampen het later nog maar eens proberen, in elk geval heeft Van Leeuwen er alle vertrouwen in: ‘Laten we afspreken dat je me voortaan niet meer om machtiging hoeft te vragen waar dan ook voor – je doet wat je goed lijkt,’ schrijft hij hem. Het vertrouwen betaalt zich uit, Van Leeuwens debuut verschijnt in 1964 in het Spaans, als La piedra de tropiezo.  Jaren later zullen ook Engelse vertalingen volgen.

Brief aan Boeli van Leeuwen over de Spaanse vertaling van De rots der struikeling

Ondertussen werkt Van Leeuwen onverstoorbaar verder: ‘Het volgend jaar brengen we weer een boek uit – daar kunt U wel op rekenen – het is in de grondverf klaar en ik ben het begin aan het bijwerken.’ Hij is van plan de roman nog beter te maken dan het debuut, wil rekening houden met de kritiek, zo schrijft hij zijn uitgever, en hij vindt het belangrijk om ‘begrepen te worden’.

Het is een interessante brief omdat eruit blijkt dat Van Leeuwen geen schrijver is die zichzelf als de maat der dingen neemt. Het gaat hem erom gelezen en begrepen te worden, en mocht het niet goed genoeg zijn ‘dan gooi ik het manuscript weg en begin opnieuw’. Ik geloof dat weggooien overigens niet helemaal, het is typisch de wat stoere praat die ook onzekerheid kan maskeren tegenover degene wiens oordeel op dat moment van het grootste belang is: de uitgever moet het goed vinden, anders verschijnt er nimmer een boek.

Maar het getuigt ook van vertrouwen dat er op deze manier gediscussieerd kan worden, en dat de uitgever oog heeft voor mogelijkheden om de tekst niet alleen beter, maar ook toegankelijker te maken.

De ‘vrees’ voor het oordeel van Bob van Kampen was niet terecht, maar Van Leeuwen moest wel een beetje afgeremd worden. Hij wil te snel, teveel. ‘Het boek is klaar!’ schrijft hij op 5 juli 1962, en twee dagen later: ‘Heb je mijn vorige brief ontvangen – Het boek is klaar etc.?’ Weer een week later – het is dan nog niet eens ter zetting – ‘Ik hoop het in de herfst tegemoet te kunnen zien op Curaçao.’ Alles aan deze brieven ademt gretigheid: hoewel Van Leeuwen zeker wist dat Curaçao voor hem de enige plek was waar hij kon wonen – zijn eerste twee boeken doen in feite verslag van die ontdekking – merk je dat hij niets liever had gedaan dan de redactieburelen plat te lopen. Met die laatste brief gaat ook het manuscript op de bus, en hij verstuurt een ‘kabel’: ‘Manuscript verzonden KLM Flight 772’, en hij ondertekent dolblij: ‘Haleloja, Boeli’. Een mooi alternatief voor het overhandigen van een stapel papier.

Wanneer er met zo’n groot enthousiasme aan een nieuw boek gewerkt wordt, ontstaat er een soort verstandhouding tussen redacteur en schrijver die nauwelijks uit te leggen valt. Omdat Van Leeuwen aan de andere kant van de wereld zat, is het allemaal na te lezen. Hij kwam niet naar Nederland, ook niet voor overleg. In de woorden van zijn latere uitgever: “Boeli was niet van het eiland te branden, en ook niet weg te denken”.

Er wordt, ook op afstand, gewerkt aan een flaptekst en omslag, Van Leeuwen had een bevriend kunstenaar gevraagd iets te maken, maar die was zo ‘onder de indruk van het boek gekomen dat hij een reusachtige olieverf heeft gemaakt en de hele kaft is vergeten. Het is wel een mooi schilderij geworden.’

Eerste schets voor het omslag van Een vreemdeling op aarde
Tweede schets voor het omslag van Een vreemdeling op aarde

Hij had zelf ook wel enige ideeën, die hij met blauwe viltstift schetst. Hij vindt eigenlijk alles best, als er maar aan één voorwaarde is voldaan: ‘De kaft moet waardig en droevig zijn.’ Ook schrijft hij een flaptekst – eerder een beknopt literair zelfportret dan een reclametekst: hij beschrijft zijn hoofdpersoon als ‘een jonge man uit de tropen’ die in gevecht is met het kwaad, ‘waaraan hij met al de vezels van zijn sensueel tropenlichaam aan geklonken is’. Opmerkelijk aan die flaptekst is dat die de indruk wekt dat Van Leeuwen toch ook een Europese schrijver wil zijn. De tekst zal het boek niet halen, maar wat hij over zichzelf schreef is interessant:  ‘De problemen die Van Leeuwen aanraakt zijn nooit klein: hij plaatst zich stoutmoedig in de rij van de grote Europese romanschrijvers om opnieuw het mysterie van het menselijk bestaan te toetsen aan de oude Christelijke waarheden.’

Omslag van Een vreemdeling op aarde

Natuurlijk kan de euforie niet constant voortduren. Er komen ook geldkwesties aan de orde (kan hij geen hoger percentage krijgen voor een herdruk?) en er is peilloze teleurstelling wanneer een uitgave een paar maanden moet worden uitgesteld; met grote voorzichtigheid legt de uitgever uit waarom het echt niet anders kan. Maar vooral is te zien dat de verstandhouding tussen Boeli van Leeuwen en Bob van Kampen probleemloos de afstand tussen Curaçao en Amsterdam kon overbruggen.

De wegen van Van Leeuwen en Van Kampen zouden scheiden, niet uit onmin, maar omdat Van Leeuwen na De eerste adem uit 1966 lange tijd niet zou schrijven. Van Kampen werd een paar jaar later ook nog eens overgenomen door de Antwerpse uitgever Standaard en verdween op den duur als zelfstandige imprint. Maar dat was niet het einde van het verhaal.

In Nederland was er vanaf het midden van de jaren 70 een uitgever actief die zich ontpopte als fel verdediger van Antilliaanse letteren. Uitgever Flamboyant/P, die na een tijdje op zou gaan in de uitgeverij In de Knipscheer. Het is niet overdreven om te zeggen dat die uitgevers hun tijd vooruit waren. In een tijd waarin aan veel lezers nog uitgelegd moet worden dat het belangrijk kan zijn voor lezers om je in een werk te herkennen, keek In de Knipscheer al naar ‘de veranderende samenstelling van de Nederlandse bevolking’ om met verbazing te constateren dat daarvan ‘niet veel te merken was in de keuze van uit te geven boeken door de gevestigde literaire uitgeverijen’. Een van de schrijvers die ze gaan uitgeven, is Boeli van Leeuwen. Heruitgaven van de oude romans dus. Tot grote blijdschap van Van Leeuwen, die schriftelijk reageert: “Beminde gelovigen, Broeders in Den Heer. Met vreugde brief 13 juni ontvangen. Hallelujah!”

Flaptekst van Boeli van Leeuwen zelf voor Een vreemdeling op aarde

Zijn oude werk kreeg weer aandacht, en zijn reputatie werd groter. In 1983 kreeg Van Leeuwen een oeuvreprijs: de Cola Debrot-prijs, maar dat wekte ook wel weer de indruk dat deze literaire carrière voltooid was. Toch probeert Andries van der Wal van Flamboyant/P hem nieuw werk te ontlokken. Van Leeuwen antwoordt:

U vroeg mij maanden geleden of ik iets te publiceren had. Ik heb of liever had verhalen, stukkies, brokken etc. Ik heb ze vernietigd. De kwestie is: de laatste 10 jaar heb ik met een enorm persoonlijk probleem gezeten die me physiek en psychisch aan het slopen was. Ik heb als vingeroefening een artikel voor de Amigo geschreven [de krant van Curaçao]: pas aan het einde werd the pitcher’s arm een beetje warmer. Dit is geen belofte, maar er is wel een besef ontstaan. Het zal in het eigen vlees snijden, maar dit is niet te voorkomen. Geduld dus.

Het geduld werd beloond. Misschien wel omdat zijn boeken bij deze uitgever perfect op hun plaats bleken: Flamboyant/P en opvolger In de Knipscheer waren uitgevers die veel Nederlandstalige literatuur uitgaven die niet in Nederland of België tot stand was gekomen.

De blijdschap waarmee Knipscheer schrijft over nieuw werk, lijkt nog het meest op de blijdschap die Van Leeuwen zelf ervoer toen hij vernam over de heruitgaves: “Augustus 1984. Boeli belt. Er is post onderweg. Een manuscript. Dat wat niet zou gebeuren, gebeurt toch.’ Vanaf dat moment herleven de oude tijden. Hoewel hij bijna 20 jaar niets had gepubliceerd, was er opeens haast. Wederom wil Van Leeuwen het boek zo snel mogelijk in de winkel zien, sneller dan het ritme van uitgeversaanbiedingen mogelijk maakt: ‘Het is belangrijk om te proberen het boek met Kerstmis in de handel te hebben’ schrijft Van Leeuwen. Dat gebeurt dus niet, Schilden van leem verschijnt in de loop van 1985.

Vijfde editie van Een vreemdeling op aarde, uitgegeven met buikband door In de Knipscheer 2015

Hiermee begint een tweede literaire carrière voor Van Leeuwen, al zou die slechts  twee romans beslaan. Drie jaar na Schilden van leem verscheen alweer een volgende roman: Het teken van Jona. Beide werden goed ontvangen, en wederom worstelden de besprekers met de plaatsbepaling: ‘Terwijl Van Leeuwens hoofdpersonen en hun achtergronden meestal zeer Antilliaans zijn, is er in zijn werk toch ook grote overeenkomst te vinden met dingen uit het werk van de Europese naoorlogse schrijvers. Gevoelens van weerzin, walging, eenzaamheid, vervreemding en verveling komen ook bij figuren uit romans van bijna al deze auteurs veel voor’, schreef Maritza Raphaela in een serieuze beschouwing over de ‘existentialistische buitenstaander’.

Hoe dan ook: Van Leeuwen telt weer helemaal mee. Hij is iets minder exuberant in zijn communicatie met zijn uitgever dan in het begin van de jaren zestig, maar nog steeds behoorlijk impulsief, daarvan getuigt een mooie brief van Franc Knipscheer uit 1989:

‘Allerbeste Boelie

Dit is niet de brief die ik je een dag of tien geleden telefonisch aankondigde, toen je me zomaar opbelde omdat ik door je hoofd spookte. Heerlijk vind ik het te merken dat je als je – om welke reden dan ook – aan mij denkt gewoon die telefoon pakt en alleen maar aan me vraagt hoe het met me gaat. Hoe vaak heb ik – omgekeerd – zelf niet die neiging! Alleen áls ik die hoorn wil pakken, belt het apparaat al en ben ik weer “bezet”.’

Hier zit alles in: de veeleisende auteur. De druk bezette uitgever. De manieren waarop beiden die vicieuze cirkel proberen te doorbreken. In Nederland loop je dan een kantoor binnen, of ga je ‘een broodje eten’. Boeli van Leeuwen moest wel de telefoon pakken, waarna zijn uitgever hem een mooie brief van 2 volle A4-tjes stuurde.

Er is nog een klein PS in het verhaal Boeli van Leeuwen en zijn uitgevers. Want wat Van der Wal en Knipscheer begin jaren tachtig voor elkaar kregen, wilde Mai Spijkers van Uitgeverij Prometheus in 2007 nog eens herhalen. Hij schreef een bewonderende brief aan Van Leeuwen, die volgens Spijkers ‘een buitengewoon belangrijke plaats inneemt in de Nederlandstalige letteren’. En hij vindt ook dat Knipscheer – ‘met alle respect voor zijn inspanningen over de jaren – niet is weggelegd’ om een groter publiek te vinden, en dat hij afstand zou moeten doen van zijn rechten en dat hij daarmee Van Leeuwen ‘een dienst bewijst’.  Spijkers is haastig en optimistisch: “Nadat de heer Knipscheer uw verzoek heeft ontvangen en hierop, naar wij mogen aannemen, instemmend heeft gereageerd, zal ik hem kunnen benaderen en verder met hem de overstap naar Prometheus kunnen regelen.’

Een voorbeeldbrief zit er al bij, Van Leeuwen hoeft hem maar te ondertekenen. Een koude en zakelijke brief, waar Van Leeuwen geen handtekening onder heeft gezet. Natuurlijk klonk het verleidelijk: Prometheus is niet alleen agressief, maar ook succesvol. Ze hebben een uitgeefplan bedacht, een succesvolle schrijver bereid gevonden als ambassadeur op te treden (Tommy Wieringa). Nic Moller, die als baas van het Avila Beach Hotel tevens een bemiddelaar was tussen de Curaçaose kunsten en de rest van de wereld, trad op als contactpersoon, en berichtte als volgt: “I believe Boeli generally feels comfortable with the letter from Prometheus, but as you can imagine, the letter of termination to Frank Knipscheer gives him quite a headache’.

Het verhaal houdt hier op. Er is nooit iets van Van Leeuwen bij Prometheus verschenen, en hij overleed enkele maanden later. In de Knipscheer is nog steeds de uitgever van Boeli van Leeuwen.

Het lijkt een klein PS, maar op een bepaalde manier geeft het wel aan dat Van Leeuwen nu ook echt Nederlandse romans in een Nederlands literair leven had geschreven. Als Prometheus je wil wegkapen, dan hoor je erbij! Toch denk ik dat het belangrijk is Boeli van Leeuwen niet als een Europese, existentiële schrijver te lezen, en een voetnoot te plaatsen bij het idee van hem als Nederlandse schrijver.

Even een kleine omweg: anderhalf jaar geleden werkte ik aan een online tentoonstelling over Bea Vianen. Op een bepaalde manier moest ik bij Boeli van Leeuwen aan haar denken. Ook zij leek op gegeven moment geïntegreerd in het Nederlandse literaire leven, met stukken in Avenue, een interview in Haagse Post, Nederlandse uitgevers: Querido, Bezige Bij – later ook In de Knipscheer. Maar zij was heel ambivalent over Nederland. Anders dan Van Leeuwen was ze hier wel vaak, en niet altijd tot haar vreugde.
Zondag in de Bijlmer is voor mij de droevigste dag van de week. Vandaar dat ik ’s zondags vrij laat uit mijn bed kom, meestal ook vastbesloten om óf zo snel mogelijk een einde te maken aan mijn leven, of er in ieder geval voor te zorgen dat ik binnen een week vertrokken ben. Geen wonder dus dat er uit deze obsessie een boek kon ontstaan, getiteld: Het paradijs van Oranje.

Avenue: paranoïde proza?

In de inleiding van een reisverhaal, omschrijft de redactie van Avenue het als ‘Paranoïde proza?’ nog wel met een vraagteken: ‘De een zal het zo noemen. De ander zou zich ter wel eens volledig aan gewonnen kunnen geven.’ Paranoïde is zeker niet het goede woord. Als je er dan toch een geestesgesteldheid aan wil koppelen, dan schizofreen: nooit thuis, altijd onderweg. Altijd bezig met Nederland, nooit Nederlands. En alles staat met elkaar in een ongrijpbaar magisch verband. Gek voor de Nederlandse lezer. Doodnormaal in de Zuid- en Latijns-Amerikaanse traditie. En wat de Vlaamse criticus Leo Geerts naar aanleiding van Vianen schrijft, geldt – met een kleine aanpassing – ook voor Van Leeuwen: ‘De Surinaamse literatuur behoort niet alleen tot de Nederlandse, maar ook tot de Latijnsamerikaanse. Een zeer belangrijk motief in de Latijnsamerikaanse roman van de laatste vijftig jaar is het zoeken haar een identiteit.’

Ik heb dit overigens niet zelf ontdekt: de geestverwantschap tussen Van Leeuwen en bijvoorbeeld Gabriel García Márquez is onloochenbaar; Van Leeuwen schreef een mooi essay over hem waarin hij Márquez als volgt localiseert: ‘In wezen behoort hij tot het cultuurgebied door Alexander von Humboldt als volgt afgebakend: “Neem een passer en beschrijf een cirkel van Rio de Janeiro tot Washington D.C. en laat binnen deze cirkel alle Caribische eilanden vallen”.

Over Kroniek van aangekondigde dood, dat hij al las voor het in Nederlandse vertaling verscheen:

Zonder te moraliseren of zelfs maar partij te kiezen laat García Márquez zien hoe alle dorpsbewoners onder de meest bizarre doch zeer aannemelijke voorwendselen, zich schuldig maken aan het kwaad van de stilzwijgende medeplichtigheid. Dit boek maakte op mij een diepe indruk niet in de laatste instantie omdat het zo Curaçaos is: wij laten op dit eiland zo vaak misdaden begaan omdat een ieder van ons zo zijn redenen heeft om zijn bek te houden of domweg omdat wij te beroerd zijn om in te grijpen.

Dat lokaal gebonden noodlot ademt ook het werk van Van Leeuwen. En er dus nog iemand die het haarfijn door had: Boeli van Leeuwens uitgever Franc Knipscheer. Die wilde met zijn uitgeverij precies dat laten zien: dat deze schrijvers in een andere literaire omgeving bestonden dan in Nederland werkende schrijvers. Zijn uitgeverij In de Knipscheer wilde ‘een regionale context [bieden] waarin het werk van Nederlandstalige Antilliaanse en Surinaamse schrijvers beter tot zijn recht kwam dan in de context van de literatuur die in NL en Vlaanderen werd geschreven’ (zo vertelt hij in 2007 tijdens een verhaal op de Universiteit van de Nederlandse Antillen in Willemstad). ‘Boeli van Leeuwen en bijvoorbeeld Edgar Cairo zijn voor ons geen Nederlandse schrijvers, maar Zuid-Amerikaanse auteurs die toevallig in het Nederlands schreven en het Nederlands naar hun hand zetten met de beelden die bij dat continent hoorden.’

Manuscript van Een vreemdeling op aarde (Nederlands Literatuurmuseum, Den Haag)

Zo is het verhaal van Boeli van Leeuwen en zijn uitgevers er een waarin werelden overbrugd worden. Grappig genoeg waren de auteur die nooit van zijn eiland af wilde komen en de uitgever die het liefst thuis bleef de twee die elkaar inhoudelijk waarschijnlijk het best begrepen. Grappig, vind ik het – maar niet verbazingwekkend. De kracht van brieven overbrugt elke afstand. Maakt niet uit waar je ze leest, en ook niet waar ze geschreven zijn.


[i] De passages over Van Leeuwen en Van Kampen zijn ontleend aan een artikel op de website van het Literatuurmuseum – klik hier.  

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter