blog | werkgroep caraïbische letteren

Haïti: 400 pagina’s uitzichtloze miserie

Grond zonder rust

door Michiel van Kempen

Er blijft toch een welhaast mythische roep uitgaan van een zwart keizerrijk dat in staat was om al vroeg in de 19de eeuw alle koloniale grootmachten naar hun moer te sturen. De zwarte vrijheidsheld Toussaint Louverture (vaak door scherpslijpers ten onrechte fout gespeld als L’Ouverture) staat op menig heldenaffiche, al maakte hij zelf de totstandkoming van Haïti als eerste zwarte keizerrijk niet meer mee.

De Haïtiaanse slavenrevolutie

Jean-Jacques Dessalines, ‘opperhoofd der opgestane Negers van St. Domingo’, kon wel in 1804 triomferen als keizer in Napoleontisch uniform compleet met steek en tressen. Lang had hij niet plezier van zijn keizerstitel: al twee jaar later werd hij door hoge militairen in een hinderlaag gelokt en vermoord. De samenzwering werd geleid door de mulattengeneraal Alexandre Pétion, maar het zou uiteindelijk de zwarte generaal Henri Christophe zijn die aan het langste eind trok. Hij liet zich in 1811 tot koning kronen, maakte er maar direct een erfelijke monarchie van en nam zijn intrek in het op Postdam geïnspireerde enorme paleis Sans-Souci in Cap-Haïtien, dat tot de dag van vandaag de belangrijkste bezienswaardigheid in Haïti is gebleven. Er moest voor de Haïtiaanse vrijheid wel een prijs betaald worden: anderhalve eeuw lang zou een miljardenschuld aan Frankrijk als een loden bal om de nek van de staat blijven hangen. Henri Christophe maakte het ook niet lang en joeg zich in 1820 een gouden kogel door het hoofd.

Toussaint Louverture, Jean-Jacques Dessalines, Henri Christophe: drie helden uit het roemruchte Haïti. De historische werkelijkheid ligt wat genuanceerder, zo laat Marcel Catsburg zien in zijn boek Grond zonder rust; Breuklijnen in Haïtiaanse bodem. Toussaint Louverture zag er geen been in de vrijgevochten slaven terug de slavernij in te sturen want de plantages moesten blijven draaien ter wille van de opbrengsten voor de staat. En Dessalines en Henri Christophe kunnen moeiteloos geschaard worden in een eindeloze reeks potentaten die toch vooral met eigenbelang en bloed geassocieerd worden. Een hele reeks 19de-eeuwse mulatten verzette zich tegen de overheersing van zwart Haïti en de peyizans, de boeren, op het platteland. Catsburg schetst taferelen van ongelooflijke wreedheid en zelfzucht, en de bemoeienis van buitenlandse mogendheden lijkt nooit enig ander effect te hebben gehad dan nieuwe plunderingen en verrijking van bepaalde groepen. Dan ging het vaak om de handelselite, maar natuurlijk ook – zoals bij de bezetting van Haïti door de Verenigde Staten van 1915 tot 1934 – de belangen van de buitenlandse mogendheid zelf.

François Duvalier/Papa Doc. Foto Wikipedia/Publiek domein.

Als er dan na de Tweede Wereldoorlog een nieuwe, bescheiden, veelbelovende zwarte politicus zijn opwachting maakt, genaamd François Duvalier, ziet die kans in enkele jaren tijd alle pionnen op het veld zo om te zetten dat er een van de luguberste dictaturen ter wereld het heft in handen krijgt, gedragen door zijn gevreesde tonton macoutes. In de 28 jaar dat Papa Doc en vervolgens zijn  zoon Baby Doc aan de macht zijn, worden er naar schatting 50.000 Haïtianen afgeslacht. Dan is er regime change en dus worden vervolgens de voormalige tonton macoutes geroosterd – vaak in letterlijke zin – door het getergde gepeupel. Van de andere helft van Hispaniola, de Dominicaanse Republiek, dat dertig jaar lang leed onder de gezellige dictator Trujillo, viel ook niet veel te verwachten: de duizenden Haïtianen die daar verbleven, kregen niet eens een geboortebewijs en werden simpelweg teruggestuurd naar het land waar ze vaak niet geboren waren.

Als de charismatische priester Aristide tot president wordt verkozen in 1991, lijkt de situatie wat op te klaren en komen er hervormingen die het land weer wat op de rails lijken te brengen. Maar ook hij wordt het slachtoffer van de eeuwige twistzicht, de belangentegenstellingen en het onderlinge wantrouwen van de Haïtianen. En de geschiedenis van de 20ste eeuw is bekend: nieuwe zakkenvullers nemen het heft over, en Haïti wordt compleet gesloopt door vier kort elkaar opvolgende orkanen en een aardbeving die, gerekend naar de bevolkingsgrootte, met 200.000 slachtoffers de grootste natuurlijke ramp ooit ter wereld is geweest. Woningen, ministeries, het presidentieel paleis, bruggen en wegen: alles wordt verwoest. Als de VN hulptroepen zenden, blijken Nepalezen een besmettelijke ziekte te hebben meegebracht en vergrijpen andere militairen zich aan jonge kinderen en vrouwen. Dat Catsburg toch positief blijft over de oneindige taaie buigzaamheid van het Haïtiaanse volk is mooi en laat zijn mee-leven met de gewone mensen zien.

Marcel Catsburg, die zelf jaren in Haïti woonde en ook een studie over het Kreol schreef, is uitzonderlijk goed ingevoerd in alles wat Haïti aangaat en begint gaandeweg het boek ook steeds beter te vertellen. Hij heeft geen snippertje informatie ongelezen gelaten. Dat is ook een beetje zijn valkuil: als er over een bepaald economisch verschijnsel drie rapporten zijn gemaakt, moeten de resultaten daarvan ook alledrie besproken worden. Wat het boek node ontbeert is een goede redacteur. Het eerste hoofdstuk, dat een uiteenzetting is van de studies over Haïti, is weinig uitnodigend, barst van de redundanties en had het beste helemaal weggelaten kunnen worden. Maar ook verderop heeft uitgeverij Aspekt klaarblijkelijk nooit een redacteur naar de tekst laten kijken: het krioelt van de verschrijvingen, van weggevallen woordjes, van inconsequente verwijzingen en herhalingen in de informatie. De bibliografie is chaotisch, er is geen register en op de kaartjes zijn allerlei plaatsen die in de tekst genoemd worden niet te vinden. Er staan drie zwartwit-foto’s in, terwijl dat bij de huidige druktechniek toch niets extra’s kost. De tekst is breed over de pagina’s uitgesmeerd, kortom: de uitgever heeft er alles aan gedaan om het boek zo onaantrekkelijk mogelijk te maken. Dat is erg jammer, want sinds De regentijd; Haïti sinds de Duvaliers (1991) van Amy Wilentz is er niet meer zo’n goed gedocumenteerd relaas over Haïti in het Nederlands verschenen (Wilentz wordt wel geciteerd, maar het boek staat weer niet in de bibliografie, zo min als tal van andere genoemde bronnen). Maar wie over al deze krakkemikkigheid heen kan stappen, wachten 400 pagina’s huiveringwekkende pagina’s van een geschiedenis van een land waar de miserie nooit lijkt te eindigen.

Marcel Catsburg, Grond zonder rust; Breuklijnen in HaÍtiaanse bodem. Soesterberg: Aspekt, 2019. ISBN 9 789463 387378

1 comment to “Haïti: 400 pagina’s uitzichtloze miserie”

  • Veel beter nog als overzichtswerk dan Amy Wilentz’ sfeervolle en intrigerende reportage is ‘Haiti: The Aftershocks of History’ (2013) van Laurent Dubois. Leesbaar en evenwichtig, zorgvuldig en inlevend, gezaghebbend zonder gewichtigdoenerij.

Your response at Peter Meel

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter