Haarlemmers en de Slavernij legt een nieuwe geschiedenislaag bloot
door Annemieke van der Vegt
De laatste jaren komen er regelmatig boeken uit over onderzoeken naar slavernij in een stad of provincie. Zo ook dit boek over Haarlem. Ineke Mok en Dineke Stam deden uitgebreid onderzoek in archieven, bekeken schilderijen en maakten stambomen. Er ontstonden 105 verhalen over mensen en gebouwen in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw, allemaal verbonden aan De West en De Oost, allemaal verbonden aan slavernij. De stad wordt zichtbaar vanuit een perspectief zoals ik dat nog niet eerder zag.
De omslag van het boek bevat een plattegrond met de locaties van de genummerde verhalen, ook bij nog bestaande en verdwenen buitenplaatsen.
Vanuit mijn stoel thuis loop ik in gedachten door Haarlem met bijzondere aandacht voor de buitenplaatsen en begin ik bij nummer 5, de ruïne van Huis ter Kleef. Rond 1600 woonde hier weversgezel Bastiaan Pietersz van Maniconge. Bij zijn ondertrouw geeft hij aan geboren te zijn in ‘Maniconge in Afryken’; dit was een koninkrijk dat zowel Congo als Angola bevatte, leer ik. Hoe hij in Haarlem terecht is gekomen is (nog) niet bekend. Na Haarlem verhuisde hij met zijn echtgenote naar Leiden waar hij ook overleed. Mijn volgende stop is artikel nummer 30, de inmiddels verdwenen buitenplaats Boekenrode in Aerdenhout. Hier lees ik dat Jonas Witsen het huis in 1730 waarschijnlijk heeft betaald met de opbrengst van de verkoop van zijn plantages Adrichem, Waterlant, Palmeneribo en Surimombo. Dirk Valkenburg werd door Witsen naar Suriname gestuurd om schilderijen en tekeningen te maken van Witsen zijn plantages. Deze bevinden zich nu in de collectie van het Rijksmuseum.
Mijn wandeling beëindig ik bij artikel 74 en 75: buitenplaats Stad en Vaart. Hier blijf ik langer stilstaan omdat dit verhaal mijn familiegeschiedenis en onderzoek raakt. Ik ben een nakomeling van Christiaan van der Vegt die voor zijn doop Presto werd genoemd. Christiaan is als kind gestolen van zijn ouders op de Westkust van Afrika en naar Nederland gebracht om als kindbediende aan het werk te worden gezet. Op 28 juni 1807 werden in de kerk van Haarlem Cornelis van der Stad en Christiaan van der Vaart gelijktijdig gedoopt. Zij dienden op de buitenplaats Stad en Vaart, eigendom van Jan Justus Swaving, hij was de schoonvader van Abraham Enschedé. Ze zullen hun namen op de dag van hun doop hebben ontvangen, de voornaam Christiaan was alleen voorbehouden aan hen die Christelijk waren gedoopt. Cornelis werd geboren in Afrika, staat er op de doopakte, Christiaan in Rio Berbice. Christiaan wilde terugkeren naar Berbice en er werd een akte opgesteld, mede ondertekend door de eigenaren van de buitenplaats, waarin werd vermeld ‘thans een vrij mensch ten enenmale uit den staat van slavernij ontslagen.’ Hij gaat inderdaad terug naar Berbice en waarschijnlijk zijn vrouw en dochter meegegaan. Hierna is niets meer over hem vernomen. Cornelis verlaat Stad en Vaart wanneer het in 1815 in andere handen komt. Hij trouwt met Maria Flamman en samen krijgen ze drie kinderen.
Het boek heeft mij vanuit Haarlem naar plekken gebracht in de wereld waar Nederland actief was in de slavernij en plekken waar mensen van kleur vrij leefden. Ik leer over onverwachte bewoners en personeel op buitenplaatsen, en over buitenplaatsen die werden aangekocht met geld verdiend van plantages. Het rijk geïllustreerde boek is een aaneenschakeling van verhalen die los van elkaar gelezen kunnen worden. Na deze eerste bestudering laat het mij niet meer los. Binnenkort ga ik persoonlijk wandelen door Haarlem met het boek in mijn hand.
Haarlemmers en de Slavernij, Ineke Mok en Dineke Stam. In de Knipscheer, 2023
Annemieke van der Vegt beheert de site www.hoeheettechristiaan.nl
Dit stuk verscheen eerder in het tijdschrift in Het Buiten (Kastelen, buitenplaatsen en hun bewoners), 2024.