blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Grote appels… kleine appels…’

door Cobi Pengel

De Wachter van de mooie tuin waarin een zekere Adam en Eva mochten wonen, had al gauw een appeltje te schillen met het stoute vrouwtje Eva. Zij negeerde het verbod om een appel van de appelboom te plukken. Hierdoor moesten zowel zijzelf als Adam de mooie tuin verlaten, door de zure appel heenbijten en hun geluk elders gaan zoeken.

Ik heb mij altijd afgevraagd: ging het eigenlijk wel om een appel? In die contreien zou je toch eerder een dadel of een vijg verwachten? Het schijnt echter dat onder de vruchten de appel altijd al tot de verbeelding van de mensen heeft gesproken. Want neem bijvoorbeeld het sprookje van Sneeuwwitje: alweer een stukje van een appel waarin zij zich verslikte. Waarom bood de boze stiefmoeder haar geen bacove of een pommerak aan? De oogappel van de zeven treurende dwergen werd door hen dood verklaard en mooi opgebaard in een glazen kist. Maar daar kwam de prins op het witte paard! Sneeuwwitje werd weer levend doordat het stukje appel uit haar keel schoot en werd vervolgens de oogappel van de prins. Dan is er ook nog een heel grote appel: ‘The Big Apple’ en ik denk dat er weinigen zijn die niet weten dat daarmee de stad New York wordt bedoeld. Hoe die naam ontstond? Google geeft meerdere verklaringen. Wie het wil weten: zoek het antwoord op Google.

Er is echter weinig of geen kans dat u het antwoord op mijn verhaal over gedroogde appeltjes op Google zult vinden. Daarom vertel ik het u dus maar. In het Nederland van de jaren veertig van de vorige eeuw bewaarde men kleine appeltjes die niet echt lekker waren om zo te eten, als appeltjes voor de dorst voor de winter. Er waren destijds in de winter geen verse groenten of geconserveerde groenten te koop. Men moest daarom inventief zijn. De kleine appeltjes werden geschild, ontdaan van de klokhuizen en in vier partjes gesneden. Het was een gezellig familiegebeuren: iedereen deed mee. De partjes werden vervolgens met dikke naalden aan stevige dikke draden geregen, zodat lange slingers van appelstukjes het eindresultaat waren. Die slingers werden door mijn vader naar een bakkerij gebracht, aldaar opgehangen in een grote oven en het resultaat was een enorme hoeveelheid ‘gedroogde appeltjes’, bestemd om in de winter als appeltjes voor de dorst te dienen. Ze werden gestoofd en vervingen de verse groenten als toespijs bij de gekookte aardappelen en het vlees. Best lekker!

.

Tot slot nog een verhaal over een grote appel, evenmin interessant genoeg voor Google als de kleine gedroogde appeltjes om er aandacht aan te besteden, maar voor mij een leuke herinnering die ik graag wil delen. Toen ik in 1959 met een viermotorige Super-Constellation vanuit Nederland naar Suriname vloog, was dat de reis van mijn leven. De reis duurde 22 uur (met vier tussenstops), maar wat mij betreft had hij nog langer mogen duren. De passagiers werden verwend, vooral wat het eten betreft. Na elke maaltijd kwam de stewardess langs met een grote, prachtig opgemaakte schaal met allerlei soorten vruchten. Na het laatste diner lag er een pracht van een glanzend rode, enorme appel op de schaal. Die nam ik, met de gedachte om hem te bewaren voor mijn gudu die vast al ongeduldig op Zanderij op mij stond te wachten. Helaas…, de prachtige appel werd mij afgenomen door een vrouwelijke douanebeambte die mij vriendelijk duidelijk maakte dat de invoer van vruchten verboden was. Mijn mooie appel zou worden weggegooid. Ach, mijn gudu en ik waren zo blij met elkaar dat de appel opeens niet meer zo belangrijk was. Toch ben ik het nooit vergeten. Achteraf vind ik het niet eens zo erg dat de appel mij werd afgenomen. Regels zijn nu eenmaal regels, nietwaar? Toch hoop ik dat de douanebeambte de voor mijn gudu bestemde appel niet heeft weggegooid, maar die stiekem mee naar huis heeft genomen om er haar eigen gudu mee te verrassen… zonde toch om zo’n mooie appel weg te gooien…?

on 27.02.2020 at 15:12
Tags:

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter