blog | werkgroep caraïbische letteren

Grontapoe na asitere

In de titel van het toneelstuk van Sophie Redmond, Paula Velder en Paul Storm, Grontapoe na asitere (het leven is gelijk een paardenstaart) uit 1950 zit een odo verscholen die de wisselvalligheid van mensen benadrukt. De volledige odo luidt: ‘grontapoe na asitere, tide a e wai so, tamara a e wai trafasi’. Het stuk gaat over de bewoners van een groot erf, onder meer die van een groot huis, een gezin met ouders die voor een deel van Hollandse komaf zijn en niets te maken willen hebben met de andere, eenvoudige erfbewoners, javanen en hindostanen en vooral niet met een marrongezin.

paardenstaart1

Jantje, zoon van deze standbewuste ouders, heeft als zijn beste vriend Ruben uit het marrongezin. Tot grote ergernis van zijn ouders. Jantje is jarig, tien wordt hij, een groot feest, maar Ruben mag niet komen, hij is niet ‘van stand’. Op het feest gebeurt er iets rampzaligs: Jantje valt van de trap en met een bloedende hoofdwond en een hersenschudding wordt hij naar het hospitaal vervoerd. Hij heeft dringend een bloedtransfusie nodig. Zijn moeder zoekt iemand met de bloedgroep van Jantje. In haar familie en onder haar kennissen heeft niemand die. Dan doet ze een beroep op de erfbewoners. Ze moet haar hoogmoed laten vallen. Ze smeekt om hulp. Iedereen noemt ze bij hun naam, behalve Rubens moeder, Ssa Drika. Voor het eerst moet ze ook Sranantongo spreken! Niemand wil meewerken en uiteindelijk blijkt via haar medische kaart dat Ssa Drika dezelfde bloedgroep heeft als Jantje. Wat doet Ssa Drika? Ze stelt de angstige vrouw gerust en belooft dat ze bloed zal geven omdat Jantje de beste vriend is van haar zoon Ruben.

paardenstaart2

Drie belangrijke thema’s, die Sophie Redmond op het lijf geschreven waren, zien we in dit stuk: het belang van bloedtransfusie, de hoogmoedige houding van lichtgekleurde mensen ten opzichte van donkergekleurden en de schaamte van diezelfde categorie ten opzichte van het Sranantongo. De première in 1950 was een succes en werd bijgewoond door het gouverneursechtpaar en de minister van Volksgezondheid Lou Lichtveld/Albert Helman. [Red. ‘dWTL’]

Hier volgt het begin van Grontapoe na asitere, waarin Liesje (zusje van Jantje), haar oma, moeder van haar pa, en haar moeder een rol vervullen:
‘Liesje: Mmm mmm mmm mmm mm peroen peroen mm mmm n…
Oma: Pe i leri a singi disi?
Liesje: Het is geen liedje, oma, het is een spelletje. Oma, weet u hoe ze het spelen? De kinderen zitten op de grond met gestrekte benen naast elkaar en dan telt één kind de benen af terwijl ze dit liedje zingen.
Oma: Soema i si pré en dan?
Liesje: De kinderen van het erf.
Ma: Je kletst weer met de kinderen van het erf. Heb ik je niet verboden op het erf te spelen? Jij en Jan moeten zo zoetjesaan begrijpen, dat jullie niet in de kringen van de erfkinderen thuis horen. Kom liever hier je jurk passen. (Lies gaat naar ma). […]
Ma: Sta goed! Steek je hand hierin. En ik wil dat geklets niet langer hebben, begrepen? (Liesje stribbelt tegen). Laat me nu liever zien hoe die jurk je staat. Zo’n mooie jurk. Je zult zien hoe mooi het wordt. Er komt nog een strikje hier als het af is (ma strijkt Liesjes haar glad). Vervelend met die kroeskop van je.
Oma: Ma ifrow Marie, san foe i mek so dan, tok a no noti efi den pré nanga den pkin dati, alamala na pikin. Efi den pré fatsoenlijk nomo… Lies, kon mi si joe moi japon ( Lies gaat naar oma).
Ma: Welk fatsoenlijk spel kennen die kinderen. In plaats dat oma meewerkt om ze van dat gezelschap af te houden.’ […]
Sophie Redmond. In: Sophie Redmond, toneel; 4 toneelstukken bijeengebracht door Thea Doelwijt. Paramaribo: YWCA, 1972

 

paardenstaart3

Foto © @ Aris Houben

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter