blog | werkgroep caraïbische letteren

Grond voor vrienden en familie – Leren van geschiedenis 47

door Hilde Neus

Gezien de huidige schandalen met betrekking tot de gronduitgifte op Sabakoe en Kronenburg, kunnen we ons afvragen hoe dat vroeger ging. Het is natuurlijk ondoenlijk om in de archieven naar deze schadalen te gaan zoeken, omdat die niet als dusdanig staan geregistreerd.

Maar als we door de archieven gaan en we de informatie weten te herkennen als afwijkend, kunnen we conclusies trekken over het verleden. Deze kunnen voor de hedendaagse samenleving een spiegel betekenen voor het gedrag van de hoge heren in de kolonie. Door veel archieven in te kijken, kom je van alles tegen. Dit werkt niet systematisch door, maar als ik iets tegenkom wat te koppelen is aan misstanden in het Suriname van nu, ga ik de uitdaging aan om daar voor het publiek een stukje over te schrijven. Dan zien we dat de gemaakte blunders al heel lang te destilleren zijn uit de bronnen. Maar, je moet er wel oog voor hebben.

Fragment uit de kaart van grondmeter Lieftinck (1769) met daarop aangegeven het bezit van Ledesma [sic]  

Beloofde grond gaat naar een ander

Op 4 mei 1757 richtten Hendrik Knibbe en Hendrik Dirker, procureurs van Saul David Gebert, en die als voogden fungeerden over de minderjarige erfgenamen van de plantage Nieuw Mocha in de Cottica, zich tot het Hof. Al enkele jaren eerder, op 3 juli 1753 hadden zij een verzoek aan de Sociëteit gericht om in allodiale eigendom te krijgen de akkers achter de genoemde plantage aan de Kabbeskreek. Op 6 november 1754 was het verzoek in handen gesteld van gouverneur van der Meer, ‘ten einde en omme sig op den inhoude en positive van dien te informeeren, de naaste Buuren en Belendenen op dat versoek te hooren en voorts deze Societeit te dienen van zijn berigt, consideratien & advijs.’ Echter, voordat dit advies was uitgebracht en algemeen bekendgemaakt, had de heer Crommelin, waarnemend interim gouverneur, het aan Anthonij Wolff, toegekend, die een verzoek ‘geconcedeerd’ had op het open stuk land achter Nieuw Mocha. Ondanks dat Crommelin hetzelfde stuk eerder had toegezegd aan de heer Nepveu en Hendrik Knibbe, zelfs onder de belofte om daar de Sociëteit over aan te schrijven.

Knibbe heeft sindsdien niets meer vernomen, en nu blijkt het in het bezit te zijn van de heer Anthonij Wolff. Knibbe kreeg het advies om zich tot de Sociëteit te richten met het verzoek om deze zaak in handen van de heer commissaris van de uitgifte van gronden, Abraham Ladesma, te leggen. En de heer Crommelin aan te schrijven en op te dragen de heer Knibbel te laten genieten van zijn aangevraagde stuk land. Hierop hebben de heren gedelibereerd en goedgevonden om het verzoek in handen te stellen van de Schepen Munders en andere commissarissen van de Sociëteit, belast met de uitgifte van landerijen. Deze commissie zou de zaak onderzoeken en advies uitbrengen aan de Sociëteit. Wolff is een belangrijk planter geworden. Van Knibbe horen we verder niets. De uitkomst is dus duidelijk.

De commissaris van gronduitgifte

Hoe machtig de heer Ladesma was, blijkt wel uit een stuk uit later dat jaar, 1757, waarin hij aangaf als inwoner van de kolonie veel kosten te hebben gemaakt door het opgeven van zijn land voor de aanleg van de Saramaccastraat. Landmeter Lonicour had een generale kaart gemaakt in 1755, en de percelen daarop afgetekend. Eerder vervaardigde hij 6 particuliere kaarten, geparafeerd door gouverneur Mauricius in 1743. De grond aan weerszijde van de straat was van Matthijs Dorme, die het had doorverkocht aan Ladesma als vergoeding van de afgestane grond voor de straat, ter breedte van 40 voet. Andere erven waren al eerder door gouverneur de Schepper uitgegeven aan Claude Morques, en Frans Raille. Ook deze 46 voeten waren ter compensatie gegeven aan Ladesma. Hij was genoodzaakt geweest om een huis, dat hij net had gebouwd, met zware schade weer af te breken. Hij had verderop aan de grond ook bossen en struiken uitgeroeid, hetgeen niemand had durven ondernemen, en die ‘verstrekte tot een schuijlplaatse voor eenige swarte Wegloopers om des nagts van daar in de stad te komen.’ Jaarlijks trok de kolonie daar nu aanzienlijk voordeel van. Hij verzocht het Hof dan ook om alle genoemde percelen op zijn naam over te schrijven in een behoorlijke ‘generale warrant’, zodat het ‘cieraad en het voordeel door de timmeragie’ van Ladesma aan de kolonie toe zou komen. Een zijstraat van de Saramaccastraat is naar hem vernoemd. Weldoeners worden zo vereeuwigd.

  

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter