blog | werkgroep caraïbische letteren

Gouvernantes in Suriname

door Rihana Jamaludin

De nieuwe gouvernante meldt zich bij een koopmansfamilie;
olieverfschilderij van Vasily Perov, 1866 –
The Russian Museum St. Petersburg

 

´Opgetogen liet Walther de globe ronddraaien, betastte de bol en bekeek dromerig het beschilderde oppervlak.
Ik kan niet ontkennen dat mijn leraressenhart sneller sloeg bij het aanschouwen van mijn pupil, die gretig boek na boek opensloeg en de bladzijden bestudeerde, waarderend mompelde of een verraste uitroep slaakte. Mijn zelfvertrouwen groeide, een oudere leerling onderwijzen was misschien nog meer vervullend dan een jongere, omdat de uitdaging groter was.´
Het beroep van gouvernanteRegina Winter is een toegewijde gouvernante in de historische roman ´De Zwarte Lord´, die zich in Suriname afspeelt. Gouvernantes in Suriname, er is weinig over hen bekend. Toch moeten ook deze werkende vrouwen de kolonie bezocht hebben, zij het waarschijnlijk in mindere mate dan hun mannelijke tegenhangers, de huisleraren.
Gouvernante worden was voor jongedames uit de hogere standen, die de pech hadden afkomstig te zijn uit een verarmde familie en geen kans hadden op een huwelijk, een van de weinige mogelijkheden om een inkomen te verwerven. Dienstmeid of fabrieksmeisje worden zat er voor arme vrouwen van stand niet in, zo zat de maatschappij niet in elkaar. Studeren of een beroep uitoefenen kon echter ook niet, want dat waren mannenzaken, te ingewikkeld voor een vrouw.
Wat nog net door de beugel kon, waren beroepen waarin de typisch vrouwelijke eigenschappen van pas kwamen, zoals verzorging van zieken of van kinderen. Gezelschapsdame zijn voor welgestelde bejaarde vrouwelijke familieleden, lesgeven aan jonge kinderen of oudere meisjes chaperonneren.
In de 19e eeuw nam het aantal gouvernantes fors toe door het tekort aan huwbare mannen – de Napoleonistische oorlogen hadden hun tol geëist. Ook was er grote werkeloosheid waardoor jonge mannen probeerden fortuin te maken buiten Nederland en wegtrokken naar de koloniën. Vele jonge vrouwen moesten dus zelf hun brood zien te verdienen.
Het beroep van gouvernante was niet beschermd. Iedereen die niet tot de arbeidende klasse behoorde kon gouvernante worden. Een goede gouvernante had onderwijs op school of van een privélerares genoten, en met zelfstudie veel bereikt. Haar positie lag nogal gevoelig; niet zo nederig als die van de dienstmeid, maar als inwonend lid van het personeel toch bescheiden op de achtergrond.
Een gouvernante uit verarmde adel afkomstig, zou moeite kunnen hebben zich dienstbaar op te stellen. Aangenomen werd dat de beste gouvernantes onderwijzersdochters of domineesdochters waren, vanwege hun veronderstelde kennis, deugden en godsdienstzin.

.

Gouvernante en pupil, 1854
– Mary Evans Picture Library

´In de avond kon het gebeuren dat de jonge meester prijs stelde op mijn gezelschap. Dan zaten we in de voorzaal en lazen elkaar voor en voerden gesprekken. Insecten, aangetrokken door de olielampen kropen over de tafel en moesten met handgewapper worden weggejaagd van onze thee en beschuiten.´

Gouvernantes in Suriname
In het algemeen kregen jongens vaker en meer uitgebreid onderwijs dan meisjes, die zich immers toch aan het huishouden zouden wijden. Daarom kwamen er vermoedelijk eerder huisleraren dan gouvernantes naar de koloniën.
In het kielzog van rijke vooraanstaande burgers of hoge ambtenaren met jonge dochters, moeten er echter ook gouvernantes naar de tropen zijn afgereisd. Vanuit Indische kring is meer over deze leraressen bekend, in de vorm van damesromans. Door het tekort aan blanke vrouwen in de koloniën, lag daar voor menige gouvernante immers de kans op een huwelijk en gezin.
Misschien ligt het aan de voor het beroep vereiste bescheidenheid, maar van gouvernantes in Suriname is nauwelijks iets bekend. Twee dames echter, hebben de annalen weten te bereiken vanwege hun betrokkenheid bij de politiek. In de 18e eeuw vestigde Charlotta van der Lith haar reputatie met haar grillige en soms bijna sinistere levensloop, terwijl Elise Haighton in de 19e eeuw naam maakte als feministisch activiste.

Charlotta Elisabeth van der Lith (1700 – 1753) was de dochter van een Luthers predikant, hoogleraar in de filosofie. Haar grootvader van moeders kant was een bekende Haagse medicus, dokter Helvetius. De familie verkeerde in de hoogste kringen, bij de doop van Charlotta waren vertegenwoordigers van de Duitse adel aanwezig.
In 1722 reisde Charlotta naar Suriname samen met het echtpaar Temming en hun dochter Catharina, van wie zij de gouvernante was. Hendrik Temming was juist benoemd tot gouverneur-generaal van Suriname.
Kort na de aankomst in Paramaribo stierf de vrouw van de gouverneur.
Bijna twee jaar later trouwde Charlotta met de weduwnaar. Zij kregen een dochter, maar de gouverneur maakte de eerste verjaardag van het kind niet meer mee, hij stierf in 1727. Temming liet zijn vrouw, hun dochter en haar stiefdochter zijn plantage Berg en Dal na. Charlotta bleef echter in de gouverneurswoning aan het Plein wonen. Haar zuster Philippina was intussen uit Nederland overgekomen. Zij zou in Suriname blijven wonen en in 1732 ongehuwd sterven ´na een razende ziekte´.
In 1728 arriveerde een nieuwe gouverneur, Hendrik de Cheusses, zwager van de inmiddels getrouwde stiefdochter van Charlotta. De nieuwkomer bevond zijn ambtswoning bewoond door de weduwe van zijn voorganger, maar dat bleek geen probleem, al na twee maanden gingen zij in ondertrouw en vierden een half jaar later de bruiloft. De Cheusses herbouwde het houten gouverneurshuis in steen, ondertussen woonde Charlotta op Berg en Dal. De geïsoleerde plantage doorstond in 1730 een aanval van marrons. Een jaar later werd hun dochter geboren. Maar ook dit huwelijk duurde kort, in 1734 overleed de man, slechts 32 jaar oud.
De Cheusses werd opgevolgd door zijn broer Jacob Alexander, die getrouwd was met Charlotta´s stiefdochter. Hij stierf echter kort na zijn ambtsaanvaarding. De beide weduwen bleven in het gouverneurshuis wonen, maar konden niet erg goed met elkaar overweg en hadden ook regelmatig ruzie over de door hen geërfde plantage Berg en Dal.
Bijna twee jaar later kwam er weer een vrijgezelle gouverneur naar Suriname. Joan Raye trof de weduwen de Cheusses aan in het gouverneurshuis. Zou er ook concurrentie geweest zijn tussen de beide vrouwen, nu er weer een man in huis was? Joan en Charlotta waren van dezelfde leeftijd, beiden midden dertig. In ieder geval trouwden zij ruim een jaar later, in 1737. Stiefdochter Catharina vertrok toen voorgoed uit Suriname.
Raye kreeg grote problemen met de kolonisten, die meestal hun best deden het de gouverneurs zo moeilijk mogelijk te maken. Bemoeienis van de Nederlandse overheid was door de vrijbuiters in de kolonie verre van gewenst. Getergd diende Joan Raye zijn ontslag in, maar stierf nog voordat hierover een besluit was gekomen. Hij was nauwelijks twee jaar gouverneur geweest. Charlotta erfde zijn plantage Breukelerwaard. Zij hadden samen een zoon, die enkele maanden na de dood van zijn vader geboren was.
Misschien dat trouwlustige heren zich door het ongeluk dat de weduwe achtervolgde lieten afschrikken, maar in Suriname was er nu eenmaal gebrek aan blanke vrouwen en voor de meer vromen waren uitspattingen met slavinnen geen optie.
De Waalse predikant Antoine Audra trouwde bijna vijf jaar later met Charlotta. Maar in 1744 stierf hij op plantage Breukelerwaard, na slechts anderhalf jaar huwelijk.
Weer vier jaar later huwde een predikant van de Franse gemeente met de weduwe Audra, Martin Louis Duvoisin. Hij stierf in 1751.
Naast haar huwelijken met drie bijna opeenvolgende gouverneurs, werd Charlotta vooral bekend door haar aanvaringen met de latere gouverneur Mauricius. Zij was een van de leden der Cabale, zoals de groep plantersfamilies die Mauricius het leven zuur maakte, door hem werd.

Gouverneur Mauricius
– beeldbank.amsterdam.nl

genoemd. Jan Jacob Mauricius kwam in 1742 met zijn gezin in Suriname. Hij zou er negen jaar gouverneur zijn. Tijdens zijn bestuur kreeg hij een conflict met leden van de Raad van Politie waardoor hij de aan elkaar verwante plantersfamilies tegen zich in het harnas joeg. Stelselmatige en jarenlange tegenwerking was het gevolg. Ook Mauricius liet zich niet onbetuigd en de ruzies, beledigingen en protesten liepen zo hoog op dat tenslotte een poging werd ondernomen hem uit zijn ambt te laten ontzetten.
Mauricius noemde in zijn dagboek overigens nog een andere gouvernante, mevrouw Scherpingh, die hij vermeldde als ´dat kwaaie wijf, de gouvernante van de Waterkant´. Zij zou hem en zijn echtgenote hebben uitgescholden toen zij in hun koets voorbijreden.
Misschien was mevrouw Scherpingh, die aan de Waterkant nummer 30 woonde, ooit gouvernante geweest of gaf ze later les aan kinderen. In ieder geval was ze geboren als Suzanne Nutty (1701 – 1761). Niet vermeld is of ze in Nederland of Suriname geboren was. Voor ze met Ephraim Scherpingh, secretaris van het Hof van Politie, trouwde was ze de weduwe van Abraham Schedyn en daarna van Adriaan van der Beets geweest.
Het was echter Charlotta, die door Mauricius als het brein van het tegen hem gerichte complot werd beschouwd. In 1751 werd de gouverneur op non-actief gesteld, maar na onderzoek werd hij in 1753 door de Staten-Generaal van alle blaam gezuiverd en werd hem eervol ontslag verleend.
Charlotta overleed drie maanden na Mauricius´ eerherstel. Zij werd begraven op het fort Zeelandia.
Door Mauricius´ dagboek staat zij bekend als kwaadaardig, heerszuchtig en driftig. Anderen noemden haar echter een zeer verstandige, sterke en moedige vrouw.

´Juffrouw Winter, gelooft u dat kunst het volk kan inspireren tot opstand?´
Over deze plotselinge zijsprong midden in onze les esthetiek moest ik even nadenken. ´Eh, wel, Géricault en Delacroix leverden met hun schilderijen ´De Medusa´ en ´Vrijheid leidt het volk´ kritisch commentaar op de gebeurtenissen in hun tijd. Misschien leidde hun werk niet tot opstand, maar het inspireerde zeker. In ieder geval maakte hun werk deel uit van de sociale beroering.
Een beter voorbeeld is misschien de opera ´De Stomme van Portici´, die in Brussel tijdens de opvoering de gemoederen zo sterk verhitte, dat er oproer uitbrak. Niet lang daarna volgde de Belgische Opstand en sindsdien behoren de Zuidelijke Nederlanden niet meer bij Holland maar vormen een apart koninkrijk: België.´
´Zo!´ was Walthers verraste reactie, ´Een opera had dat effect?´
.

Elise Haighton
– Centraal Bureau voor Genealogie

Elise Adelaïde Haighton (1841- 1911) kwam uit de middenstand, als dochter van een vroegere kantoorbediende die zich had weten op te werken tot commissionair. Toen Elise 25 jaar was, stierf haar vader en liet haar moeder met tien kinderen en zonder kapitaal achter. Elise nam haar lot in eigen hand en behaalde in 1870 als een van de eerste vrouwen in Nederland de akte Middelbaar Onderwijs Nederlands. Zij begon artikelen te schrijven voor kranten, waarin vooral de kwestie van de vrouwenemancipatie belicht werd. Ook werd ze lid van de vrijdenkersvereniging De Dageraad en volgde de internationale ontwikkelingen aan het vrouwenfront op de voet. Tijdens de openbare vergaderingen van De Dageraad kon Elise haar ideeën nader uiteen zetten en zij stelde dat de positie van vrouwen niet wezenlijk verschilde van die van slaven. Zij verweet vrouwen uit de hogere burgerij en de middenstand dat ze niets deden om hun positie te verbeteren uit gemakzucht en gebrek aan ambitie. Maar ook de lage lonen voor arbeidsters, de bij wet geregelde onmondigheid en handelingsonbekwaamheid voor gehuwde vrouwen, stonden de emancipatie in de weg. Vrouwen moesten zich organiseren om gelijke rechten te kunnen verkrijgen.
In 1883 ontstond in socialistische kringen onenigheid over de te volgen weg. Dit leidde tot veel kritiek op Haighton en uiteindelijk tot een scheuring in De Dageraad. Toen ook nog Elises hartsvriendin Aletta Jacobs een vrij huwelijk aanging met iemand van de tegenpartij, gooide Elise de handdoek in de ring.
Zij vertrok in 1885 naar Suriname als gouvernante van de kinderen van de nieuwe gouverneur H.J. Smidt. In 1893 was zij weer terug in Nederland.
Het is merkwaardig dat er niets vermeld is in haar biografie over de acht jaren die zij in Suriname doorbracht. Was Elise door liefdesverdriet overmand niet in staat iets met haar idealen in Suriname te doen? Was zij door de politieke status van haar broodheer en de bescheiden positie van gouvernante gedwongen zich stil te houden? Beschouwde zij de tijd in Suriname als een exotische vakantie, dan wel verbanning uit haar eigen kring?
In 1883 bestond er geen slavernij meer in de kolonie en het Tienjarig Staatstoezicht waaronder de voormalige negerslaven verplicht waren nog tien jaar op de plantages te blijven werken, was reeds voorbij. Er waren al contractarbeiders uit China en India, en tegen het eind van haar verblijf ook uit Java. De woon- en werkomstandigheden van de arbeiders in Suriname liet veel te wensen over.
In Nederland was Haighton verweten geen aandacht te hebben voor de arbeidersvrouw en slechts te spreken voor de vrouwen uit de hogere burgerij en de middenstand. Hoewel uit haar geschriften en daden in Europa het tegendeel bleek, rijst toch de vraag of en waarom Elise in de kolonie niet van zich liet horen.
Waarschijnlijk beperkten de idealen van het socialisme en van de vrouwenbeweging zich tot de blanken, voor de inlanders golden op een of andere wijze andere normen. Hulp voor de armen in nood kwam van de kant van de kerk en van andere liefdadige organisaties. Elise had zich al eerder in Nederland van de kerk afgekeerd, die zij als belemmerend zag voor de ontplooiing van de vrouw.
In Suriname verkeerde Elise in de hoogste kringen. De gouverneur en zijn entourage hielden afstand van de bevolking om het gezag in stand te houden en wellicht kwam zij er daardoor niet toe zich bij een liefdadige organisatie aan te sluiten. Toch blijft het opmerkelijk dat een socialistische activiste zich jarenlang in een elitair milieu bleef afzonderen.
Na haar terugkeer in Nederland schreef zij een serie handleidingen voor de economisch zelfstandige vrouw en was op diverse fronten zeer actief in de vrouwenbeweging. Bij de organisatie van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 was zij lid van de voorbereidingscommissie van enkele van de congressen aldaar en was er tevens spreekster met een lezing over het gevangeniswezen. Zij pleitte voor opleiding en arbeidsbemiddeling in plaats van opsluiting van vrouwelijke gevangenen.
Ook was zij mede-organisatrice van de expositie afdeling West-Indië. Hier werd duidelijk hoe Elise de jaren in Suriname beleefd had. Tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling schreef ze dat ze wel wilde meehelpen bij de organisatie van het paviljoen voor West Indië, maar dat dit deel van de tentoonstelling niet absoluut noodzakelijk was omdat er toch zo weinig bekend was over de koloniën.
Elise werkte ook internationaal door alle Vrouwencongressen in Europa te bezoeken als journaliste en soms als spreekster. Tot haar dood in 1911 bleef ze actief in de vrouwenbeweging.

Conclusies (niet wetenschappelijk) uit deze twee voorbeelden van gouvernantes in Suriname, zijn dat van de gouvernantes die Suriname bezochten, sommigen inderdaad getrouwd raakten en bleven, terwijl anderen na enige jaren dienst weer naar het moederland terugkeerden, voortijdig overlijden daargelaten. Vermenging met de bevolking en participatie in het koloniale leven gebeurde in het eerste geval meer dan in het tweede. Hoe hoger de status van de opdrachtgever, hoe meer afstand er – ook voor de gouvernante – tot de bevolking was. De koloniale visie dat de plaatselijke bevolking ten dienste stond van de machthebbers en dus letterlijk ´onderdaan´ was, belemmerde niet alleen de sociale omgang, maar ook een sociale visie.

Fragmenten:
De Zwarte Lord, Rihana Jamaludin, Amsterdam 2009
Bronnen:

Tussen salon en souterrain – Gouvernantes in Nederland, Greddy Huisman, Amsterdam 2000
Historie Suriname

Plantages Nationaal Archief Suriname
Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, Anna de Haas
Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging
Subjects and Citizens: Gender and Racial Discrimination in Dutch Colonialism at the End of the 19th Century, Berteke Waaldijk, Universiteit Utrecht

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter