Goma Weri: de klederdrachttraditie van de creoolsen
door Jerry Dewnarain
Goma Weri is een boek over de Afro-Surinaamse klederdracht: de koto, over de beleving van de dragers van de koto en over de opbouw van de koto. Dit boek is uit meerdere onderzoeken ontstaan. ‘Persoonlijke verhalen, sfeervolle foto’s en anekdotes, afgewisseld met essays van verschillende deskundigen, geven een gevarieerd beeld hoe het dragen van de dracht iemand in staat stelt verbinding te maken met anderen, met het verleden en met de toekomst.’ Het boek is geschreven door Ella Broek, gefotografeerd door Michelle Piergoelam en gebaseerd op de kennis en ervaring van Jane Stjeward-Schubert.
Het boek bevat heldere beschrijvingen met veel tekeningen en patronen, waardoor de lezer in staat is de koto zelf te maken. De essays van Christine van Russel-Henar (oprichter van het Koto Museum/A Gudu Oso in Paramaribo) en Daan van Dartel vertellen over de historische context van de koto, over de collectie koto’s in Nederlandse musea en over de koloniale context waarbinnen deze collectie tot stand kwam.
De vertaling van het Sranan goma weri naar het Nederlands is: gesteven dracht.
Goma Weri
Ella Broek stelt dat goma het stijfsel is dat gebruikt wordt om de koto, het yaki en de angisa te verstevigen en weri betekent dragen. Deze drie gesteven kledingstukken zijn tevens de voornaamste onderdelen van de dracht. Onder deze blikvangers hoort een onderjurk, of een onderrok met een hempi (een hemd), en een pangi (een omslag of lendendoek). Over het yaki draagt men een schouderdoek. De manieren van dragen verschillen van vrouw tot vrouw. De een hecht waarde aan comfort of een moderne inslag en draagt misschien het liefst een kimona, een overslagjurk met een korte, soms tweedelige, mouw en een zak. De ander hecht juist aan de meer traditionele meerlaagse koto, die met behulp van anderen aangetrokken moet worden. Ieder heeft zo zijn eigen referentiepunt van wat hoort en wat mag.
De koto
Met de koto wordt zowel de rok als het hele kostuum aangeduid. Een kenmerk van deze dracht is dat het kledingstuk gebonden wordt. De rok of rokken worden met touw om het middel geknoopt. Het yaki, het jasje, wordt bij de hals met een sierlint vastgebonden en ook de angisa, de hoofddoek, kan eenvoudig gebonden worden.
Vrouwen die een koto dragen, worden kotomisi genoemd. Mannen zijn niet per se uitgesloten van het dragen van de koto, maar de Afro-Surinaamse kleedcultuur, die van de etnische groep Surinamers met voorouders uit Afrika, is er traditioneel een van vrouwen. Oma’s, moeders en tantes geven kennis en kledingstukken door aan dochters, nichtjes, petekinderen en kleinkinderen. Waar de geschiedenis veelal tot ons komt vanuit het perspectief van de man, zo schrijft Gloria Wekker in het voorwoord van Angisa Tori (2008), waren het juist de vrouwen die de Afro-Surinaamse kleedcultuur vorm en inhoud gaven.
‘Vrouwen benoemden stoffen, vrouwen dosten zich uit en vrouwen brachten zang en dans tijdens feestelijkheden. Vrouwen waren, als belangrijkste cultuurdragers binnen deze Afro-Surinaamse kleedcultuur, niet alleen degenen die de dracht ontwikkelden en van betekenissen voorzagen, zij zorgden ook voor de overdracht van de kennis en de kunde. Deze vrouwen organiseerden zich en kwamen vaak samen in verenigingen die ook een grote maatschappelijke functie hadden. Deze Surinaamse verenigingen, zoals YWCA, zorgden voor een sociaal netwerk; er werden verhalen uitgewisseld en men zorgde voor elkaar. Het samenkomen met anderen gaf een impuls aan het kleden in de koto; wie een koto droeg, toonde zich van haar mooiste kant.’
Jane Stjeward-Schubert
Stjeward-Schubert raakte medio negentig geïnspireerd om meer over haar eigen cultuur te weten te komen. Op zoek naar haar roots raakte ze in de ban van de koto en ze sloot zich aan bij een stichting in Nederland die klederdrachtenshows organiseerde. Daar deed zij veel kennis op op de verborgen boodschappen (de odo’s), de namen van de koto’s en de bindwijze van de angisa´s. Om meer over de bindwijze van de angisa te leren, reisde ze eind jaren negentig naar Suriname om de festiviteiten rondom de Ketikotiviering van 1 juli te beleven.
In Suriname waren ‘Sisi Slijngard en mevrouw Elstak als ervaren specialisten bereid mij de fijne kneepjes van het vouwen bij te brengen. Na twee jaar was ik voldaan en wist dat het vouwen van angisa‘s kunst is; aan de angisa is de hand van de vouwer te herkennen. Ik durfde mijzelf vanaf dat moment een deskundige te noemen en met trots motiveerde ik belangstellenden om in mijn kennis te delen. En nu is er dit boek, waarin de techniek van het angisa’s vouwen is verbonden aan het onderzoek van Ella over de beleving van de klederdracht en de prachtige foto’s van Michelle. Een rijk geheel.’
Beleving van de koto
Volgens Broek heeft het dragen van de koto invloed op het gevoel en op emoties, die zich vervolgens weer op fysieke wijze kunnen manifesteren, zoals het veranderen van een lichaamshouding. Daarbij is het dragen van de koto een collectieve sociale aangelegenheid die vaak gepaard gaat met het uitvoeren van een bepaalde taak of het vertegenwoordigen van een bepaalde rol in een grotere culturele context. Dat kan zowel horizontaal, binnen een sociale gemeenschap in het hier en nu, maar ook verticaal in de tijd, in relatie tot voorouders.
De vele kotomisi’s, mooi gefotografeerd door Michelle Piergoelam, laten in dit boek dat kleding — en spullen in het algemeen — de potentie in zich dragen om invloed uit te oefenen op hun omgeving. Kleding is niet alleen een levenloze lap stof, maar zet aan tot handelen. Het maakt een uitwisseling mogelijk tussen het stoffelijke en alles daaromheen. Dat is de materialiteit van de koto, aldus de auteur van Goma Weri.
Jane Stjeward-Schubert omschrijft de Afro-Surinaamse klederdracht en met name de angisa als kunst, cultuur en mode. Het kunstzinnige zit in het intuïtieve werken met de doek. De doek wordt ondergedompeld in stijfsel om het materiaal te verharden, waarna deze gevouwen kan worden in verschillende vormen. En al zijn er vouwrichtlijnen en standaardmodellen, iedere maker heeft haar eigen manier en creëert haar eigen vorm. Het culturele zit in de teksten en verhalen die zijn afgebeeld op de doek. Dit aspect is uniek, zegt Jane Stjeward-Schubert. ‘Een kunstschilder schildert schilderijen en wij ‘schilderen’ op een hoofddoek; dit is ons cultureel erfgoed. Mode is het als het gedragen wordt, dan ben je een blikvanger, een verschijning. Daarnaast is er ruimte voor innovatie in ontwerp en techniek, de koto is nog altijd in beweging.’
Kotomisi is geschiedenis
Broek legt uit dat angisa’s sinds eind negentiende eeuw worden uitgegeven door kerken, politieke partijen, verenigingen, culturele groepen en families, maar ook door individuen. De aanleiding is meestal een belangrijke gebeurtenis of een herdenking, een jubileum, het overgaan van het millennium of een ode aan cultuur, de natuur of een belangrijke persoon. Deze verhalen en dit eerbetoon worden vervolgens gevouwen tot een hoofddeksel en op die wijze draagt de kotomisi de geschiedenis letterlijk met zich mee. Doordat klederdracht vaak refereert aan een tijd of aan een gemeenschap lijkt het alsof klederdracht, in tegenstelling tot mode, statisch is, alsof het is opgehouden met ontwikkelen buiten die tijd of buiten die plek. Het is de vraag of dat ook voor de koto geldt, vraagt Broek zich af. Zij vindt dat enerzijds het klassieke silhouet, de soort stof, de conventies van het maken en de regels voor het dragen sterk worden gekoesterd. Anderzijds is er, doordat de koto nog zo regelmatig gedragen wordt, ruimte voor nieuwe voorkeuren waarmee stijlen in beweging blijven.
Wat is een ‘echte’ koto?
Het wijd uitstaan van de rok, het precies verdelen van de plooien ervan, de drie vouwen aan beide zijden van de angisa, de vorm van het yaki — er zijn talloze voorbeelden die vrouwen noemen waaraan men kan zien dat iets tot de ‘echte’ koto behoort.
Marion Pinas vertelt in het boek (p.44) hoeveel waarde zij hecht aan het klassieke wijde silhouet van de koto. Als creatieve maker borduurt zij Afro-Surinaamse taferelen op koto’s, yaki’s en pangi’s. En terwijl zij haar eigen unieke manier heeft om stoffen te bewerken, moet volgens haar het silhouet, de wijde rok en het wijduitstaande jasje, blijven zoals de traditie voorschrijft.
Monique Hiwat (p.44) houdt van uitbundige feest-koto’s met lovertjes, steentjes, kant en vrolijke bloemenprints, en al zijn sommige van deze stoffen niet te stijven, ook voor haar is het klassieke silhouet een belangrijk ijkpunt van de ‘echte’ koto. ‘Ontstaan uit een verplichte dracht als gevolg van een wet uit 1879 die voorschreef dat het bovenlijf niet ontbloot mocht zijn, staat de koto nu juist voor kracht,’ zegt Rox Pinas (Marions dochter-JD) ‘doordat het laat zien hoe een beperking door de jaren heen te lijf werd gegaan met heel veel creativiteit. En nog steeds zijn hedendaagse ontwerpers bezig met de vraag hoe je de koto meer eigentijds kunt maken, zonder de kracht en diepgang van de cultuur te verliezen,’ vertelt Rox verder.
Conclusie
Wat naar voren komt, is dat de kotomisi met haar meer dan 150 jaar oude traditie een belangrijke cultuurhistorische waarde heeft die verder reikt dan die van folklorekostuum. Volgens Marion Pinas gaat de ‘juiste’ wijze van maken en dragen van de koto over een eerbetoon aan voorouders die de dracht droegen en aan vroegere leermeesters die de kennis overdroegen. Haar dochter Rox voegt toe dat het dragen van de klederdracht ook onderdeel is van Afro-Surinaamse winti-rituelen, om interactie te bewerkstelligen met het bovennatuurlijke. Bepaalde stoffen, kleuren en patronen kunnen verwijzen naar een entiteit, zoals Mama Aisa, moeder aarde. Zij wordt gezien als de sterkste vrouwelijke entiteit, een genezer en de universele moeder. Zo geeft het dragen van een aisa-koto kracht en ondersteuning.
Goma Weri is prachtig samengesteld. Het boek geeft door middel van onderzoek, essays en interviews een helder beeld hoe het dragen van de koto wordt ervaren. Dit is het eerste boek dat de meningen over het dragen van deze Afro-Surinaamse klederdracht zo helder neerpent met prachtige foto’s van kunstenaar Michelle Piergoelam. Is het geen tijd dat ook de koto moet gaan behoren tot cultureel werelderfgoed? Tijd om erkenning te vragen bij de VN-organisatie Unesco! Een schitterende uitgave van LM Publishers. Een must read book, mijn beste boek van 2022!
Goma Weri. Techniek en beleving van Afro-Surinaamse klederdracht. Geschreven door Ella Broek, gefotografeerd door Michelle Piergoelam en gebaseerd op de kennis en ervaring van Jane Stjeward-Schubert. Auteurs Ella Broek, Christine van Russel-Henar, Daan van Darte.
Deze samenwerking heeft inmiddels geresulteerd in Stichting Tailors & Wearers tailorsandwearers.com. Eerste editie 2022. Uitgever LM Publishers, Edam. ISBN 978-94-6022-992-3.
LM Publishers
Uitgeverij LM Publishers is een onafhankelijke uitgeverij van boeken over wereldwijde kunst & cultuur, landeninformatie, duurzaamheid en ontwikkelingsvraagstukken, met een bijzondere belangstelling voor Suriname, de Antillen en Indonesië. Volgens hun website geeft deze uitgeverij jaarlijks tussen de twintig en dertig nieuwe titels uit. De fondslijst bevat ruim honderdvijftig titels, waarvan ongeveer een derde Engelstalig. Enkele bekende titels over Suriname zijn: Bouwen aan de Wilde Kust (behandelt in 2 dikke delen de civiele infrastructuur van Suriname), Jan Pronk, Suriname van wingewest tot natiestaat, De tenen van de leguaan (lepraverhalen van Suriname), Jules Rijssen e.a. Op zoek naar Papa Koenders, Chan Choenni Hindostaanse contractarbeiders (1873-1920) (uitverkocht), Wim Verboven Zinkplaat en planken (uitverkocht), Bart de Dijn (red) Natural History and Ecology of Suriname, Theo Wong e.a. Geologie en landschap van Suriname, Medicinale en rituele planten van Suriname (uitverkocht), Petra Nelstein, Indianen van Suriname (Bruggenbrouwers en erfgoeddragers van een vergeten volk). Nieuw verschenen zijn de boeken Het grensgeschil tussen Suriname en Guyana geschreven door Evert G. Gonesh (wordt volgend jaar besproken in Literair) en Goma Weri. In deze editie wordt het laatstgenoemde boek belicht.