blog | werkgroep caraïbische letteren

Glenn Helberg: “Het gaat om rechtvaardigheid”

Glenn Helberg is een begrip in de Surinaams-Antilliaanse gemeenschap. “Hij heeft veel mensen gered,” hoor je als je over hem praat. “Hij is een held.” Ik tref Helberg op een slecht moment: iedereen wil met hem praten over de plotselinge dood van de Arubaan Mitch Henriquez, na een gewelddadige arrestatie. Als psychiater, voorzitter van het Overleg Orgaan Caribische Nederlanders (OCAN), lid van de Raad van Advies van het College voor de Rechten van de Mens, lid van de Adviesraad Diversiteit en Integratie (ADI) in Amsterdam, is hij een centrale figuur. Toch wil hij wel even tijd nemen voor een telefonisch interview. Want hij vindt het belangrijker dan ooit om voor het voetlicht te brengen waar het om gaat: rechtvaardigheid. En compassie.

door Lisette Thooft

Is Mitch Henriquez gemolesteerd?
“Het OM zei eerst dat hij onwel geworden was onderweg naar het politiebureau, en inmiddels laten ze dat weg in de berichtgeving. Wat we zien op de vele filmpjes is dat een jongeman wordt aangehouden met veel politiegeweld. Op de filmpjes zie je dat hij niet meer beweegt en als een lappenpop wordt meegesleept. Mijn vraag is: op welke manier kan het OM dit politieoptreden rechtvaardigen? Iedereen ziet dat hier iets gebeurt dat niet rechtvaardig lijkt. Het OM geeft aan dat er een diepgaand onderzoek moet plaatsvinden. Het onderzoek zal moeten uitleggen waarom er bij iemand die niet meer bewoog, gezien de beelden, niet onmiddellijk is gecheckt: hoe is het met hem, hoe zorgen we voor hulp?”

Ziet u het in de context van racisme?
“De verbinding met 1 juli, de herdenking van het slavernijverleden, is dat er rechtvaardigheid moet zijn. De crux van het hele slavernijverhaal, van het koloniale verhaal, is dat er geen sprake was van rechtvaardigheid, maar van dehumanisering. Men liet mensen onbetaalde arbeid verrichten, en als zij dat naar de smaak van de slavenhouder onvoldoende deden, vond deze dat ze gedisciplineerd moesten worden met lijfstraffen en marteling. Het is een groot verhaal van onrechtvaardigheid in een systeem dat ging voor financieel gewin. Die onrechtvaardigheid is de connectie. Hoe gaat het OM hiervoor rechtvaardiging vinden? Steeds weer opnieuw zoeken mensen in de geschiedenis de rechtvaardiging voor handelen dat niet oké was. ‘Het was het systeem toen,’ ‘Het zijn mijn voorouders, ik doe dat niet meer, ik kan daaraan niet schuldig zijn.’
Er wordt bijvoorbeeld gesproken over herstelbetalingen door de nazaten van de tot slaaf gemaakten. De Nederlandse regering zou excuses kunnen aanbieden aan hun nazaten hier te lande, en in de landen die gekolonialiseerd waren. Maar er is bij de overheid een grote angst om dat te doen – men is bevreesd dat het geld gaat kosten. De eerste reflex is: ‘We willen niet betalen.’ Ondertussen is duidelijk dat er in dat verhaal van de slavernij zeer veel geld verdiend is. In mijn persoonlijke geschiedenis bijvoorbeeld blijkt: de eigenaar van de slavenplantages waar mijn voorouders slaaf waren – dat was de bank, de toenmalige Nederlandse Bank! Dus een geldinstituut was de baas.
Dit soort zaken zijn van groot belang. We moeten weten: het was een onrechtvaardig, ontmenselijkend systeem, om mensen onbetaalde arbeid te laten verrichten. De Stichting Opo Kondreman stelt: die afschaffing in 1863 was alleen een administratieve afschaffing. Toen zijn de slavenhóuders gecompenseerd, maar de tot slaaf gemaakten niet. Zij moesten doorwerken om de plantages draaiende te houden, zij waren nog steeds onvrij. Er moesten nog arbeidskrachten zijn voor de plantages.
Daar is dus heel veel onrecht geweest. Wat ik zie, is het psychologische effect op de afstammelingen van de slaven. Die mensen is op elk niveau verteld dat zij niet deugen, hun relaties niet, hun cultuur niet, hun lijf, godsdienst, uiterlijke kenmerken, normen en waarden, seksualiteit. Op elk niveau werd hen verteld dat ze niet oké waren.
Er zijn zoveel kanten aan dit verhaal van onderdrukking en in het huidig tijdsgewricht is men zich meer dan ooit bewust van de gevolgen. Ook hoe dit denken in termen van meer en minder nog steeds leidt tot verminderde kansen voor kinderen met een zwarte huidskleur. Hun kansen op de arbeidsmarkt zijn minder, hun kansen om succesvol te zijn in het onderwijs zijn minder. Men slikt het niet meer voor zoete koek dat de statistieken die er liggen verklaard zouden kunnen worden door een lagere intelligentie van zwarte kinderen.
Het momentum moeten we vasthouden en niet meer loslaten. Afgelopen zaterdag bijvoorbeeld was er een debat aan de VU over Eurocentrisme versus Afrocentrisme. Emma-Lee Amponsah, een half Nederlands-half Ghanese studente, heeft haar hoogleraren uitgedaagd, omdat ze zichzelf niet herkende in de verhalen die ze op de universiteit hoorde. Een hoogleraar beweerde dat de Egyptenaar niet bij zwart Afrika hoort. En dat werd kracht bijgezet door onder andere een onderbouwing over kroeshaar, en over een lichtere of donkerder huid. Kennis zou niet kunnen komen uit zwart Afrika. Het oude koloniale verhaal: hoe lichter hoe beter.
Bij de overheid wordt gesproken over een ‘zwarte bladzijde’ in de geschiedenis. Ik denk dat we beter kunnen spreken over een rode draad. Een zwarte bladzijde kun je omslaan. Maar het zou de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid zijn als je een bladzijde zou kunnen omslaan zonder dat het gevolgen heeft voor de bladzijden daarna.”

Ziet u als psychiater een collectief trauma?
“Elke dag opnieuw zie ik hoe het verhaal dat verteld wordt over mensen, het oordeel dat uitgesproken wordt, uitmaakt in de psyche en in het leven. Als ik steeds te horen krijg dat ik hyperseksueel ben, dom en lui, en niet in staat met geld om te gaan, word ik daardoor beïnvloed. Het is die trias: dom, lui en hyperseksueel. Terwijl je opgroeit, ontdek je dat het overal in verweven zit. Als je zegt dat Egyptenaren niet zwart zijn, beland je opeens in het oude koloniale verhaal dat een lichtere huid beter is.
Net zoals in het verhaal van Zwarte Piet. Nu willen de blanke hervormers de verandering van de persoon Zwarte Piet geleidelijk laten verlopen door Zwarte Piet gladder haar te geven en meer te modelleren naar het blanke ideaal…”

Hoe moeten we die traditie veranderen?
“Witte mensen gaan niet over de kleur van zwarte mensen, het is niet aan hen om te bepalen wanneer ze die kleur inzetten. Het is in de eerste plaats belangrijk dat we begrijpen wat hier gebeurt. Elk onderdeel van het racistische verhaal – of het nou gaat over huidskleur, intelligentie, seksualiteit of wat dan ook – wordt gebruikt om mensen tot mindere te maken, tot minder waard. Maar de verschillen in genetisch materiaal zijn zo klein, dat is een kwestie van promilles. En die ongelooflijk kleine verschillen gaan gelden als kwalificatie voor de hele persoon. Dat is een dwaling in het denken.”

En wat zou volgens u de beste oplossing zijn voor de Zwarte Piet-traditie?
“Ik moet eerst iets uitleggen. Waar het om gaat, is dat er openlijk gezegd werd door de volwassenen die met Zwarte Piet zijn opgegroeid dat men niet aan hun Zwarte Piet mocht komen, aan de huidskleur van de knecht van Sinterklaas. Het is echter niet aan witte mensen om zich de kleur van een ander toe te eigenen. Het is mijn kleur. We moeten die figuur van ‘blackface’ niet langer gebruiken. Daar gaat het om. Op het moment dat je dat met elkaar eens bent, zul je niet langer proberen om het verhaal als traditie op de lijst Cultureel Erfgoed van de Unesco te krijgen. Dan stop je met de onrechtvaardigheid die eeuwenlang heeft plaatsgevonden.
Dat is de eerste erkenning die moet gebeuren. Het idee dat zwarte mensen niet zouden mogen tornen aan de zwarte kleur van een traditionele figuur, is moreel fout. Niemand mag de kleur van een ander gebruiken voor eigen vermaak of traditie.”

Zou de overheid actiever moeten zijn op dit gebied, volgens u?
“De overheid stelt zich op dit moment op als verbinder, wil dat de pro-piet en anti-piet mensen de dialoog met elkaar aangaan. Op zich is dat goed, maar het is onvoldoende.
Het gezag zou moeten zeggen: ‘Wij nemen onze verantwoordelijkheid, we zien dat Zwarte Piet een uiting is van de onrechtvaardigheid uit het verleden, we zien dat er nog steeds discriminatie plaatsvindt, en wij realiseren ons dat er institutioneel racisme is. Zwarte Piet staat symbool voor een veel dieper liggend probleem. Dat willen we ook bij onszelf onderzoeken.’ Want natuurlijk zit er ook institutioneel racisme bij de overheid zelf.
Ik heb mij persoonlijk ook vrij moeten maken van al het minderwaardigheids- en meerwaardigheidsdenken dat in het systeem zit. Het is hard werken, om ervoor te zorgen dat je de mechanismen kwijtraakt die je ongemerkt tot je neemt, in de boekjes, op school, etcetera – het wordt je met de paplepel ingegoten, met de aap-noot-mieslepel.”

Is dat het collectieve trauma?
“Het collectieve trauma is: als je slachtoffer bent geweest en je realiseert je onvoldoende welk effect het op jou heeft gehad, dan kan het zijn dat je zelf dader wordt. Bij trauma’s zie je dat ze doorgegeven worden.
In onze samenleving wordt gezegd dat veel zwarte mannen hun kinderen niet opvoeden; dat vrouwen en mannen geen goede relaties met elkaar onderhouden; dat er een harde opvoeding is… Dat wordt allemaal gezegd. Maar die dingen gaan onbewust door in de volgende generaties, de pijn wordt onbewust doorgegeven.”

Merkt u dat ook als psychiater?
“Jazeker. Het is de reden dat ik ook buiten mijn praktijk actief ben geworden. Ik behandel mensen als individu, maar de context is mede bepalend. Dit is een samenleving waarin men stelt dat elk kind zich individueel mag ontwikkelen, maar als er een kind met een kleurtje op school komt, wordt dat ineens benoemd op groepskenmerken, op vooroordelen.
De mens is een fundamenteel relationeel wezen; je gaat altijd relaties aan met dat wat je aangeboden wordt, datgene wat er is. Er is continue interactie. En hoe beter de kwaliteit van die interacties, hoe beter de verbinding is. Niet alleen een verbinding met een ander mens komt tot stand, maar met alles in de context. Elk kind is per definitie leergierig. Als op een bepaald moment de verbinding tussen het kind en leren op gespannen voet komt te staan, moeten we ons afvragen: hoe is dat kind dat in principe leergierig is uit die verbinding geraakt? Dan moet je volgens mij niet vragen wat er aan de hand is met dat kind – nee, je moet vragen wat is er met de context aan de hand is. Wat gebeurt er op die school? De individuele factoren zijn ook belangrijk, maar altijd ook de context. Waarmee kan het kind zich verbinden, hoe krijgt het een gevoel van eigenwaarde zodat zijn behoefte om te leren niet wordt gesmoord?”

Wat betekent 1 juli voor u persoonlijk?
“Het gaat mij om de erkenning dat het een gedeelde geschiedenis is. Ik zag afgelopen zondag in het tv programma ‘De nieuwe wereld’ Joan de Windt die het boek schreef Weg met Mental Slavery, in gesprek met Colet van der Ven. Colet sprak toen duidelijk over ‘onze geschiedenis’ en ik dacht: kijk, deze blanke dame maakt het al inclusief. Dat is wat we nodig hebben. Het is ónze geschiedenis, niet de geschiedenis van de zwarten, maar onze geschiedenis, op alle niveaus, tot en met die van het koningshuis, waarin wij moeten onderkennen wat het allemaal heeft veroorzaakt. Het is geen zwarte bladzij maar een rode draad. Al deze mensen zouden niet in Nederland geweest zijn als wij niet hadden meegedaan met de kolonisatie van andere landen en het verslepen van mensen om ze tot gratis arbeid te verplichten.

Ik zou graag zien dat 1 juli een nationale feestdag zou worden, omdat dat flink zou bijdragen tot de nationale dialoog die wij hard nodig hebben. De dialoog die er voor zorgt dat ontkenning, onwetendheid, angst en allerlei andere mechanismen onder de loep genomen kunnen worden om in gelijkwaardigheid met elkaar om te gaan. Broodnodig in een land waarin nu al in sommige steden multiculturaliteit de norm is.
Ik kom terug op het collectieve trauma. In de VS spreekt Joy DeGruy van het Post Traumatic Slave Syndrome. Gaarne spreek ik van een Collectief Trauma, waarin ik vooreerst beschrijf hoe slachtoffers weer daders worden en dat dit leidt tot het doorgeven van de pijn van de tot slaaf gemaakten. Bewustwording hiervan zou het begin zijn om cirkels te doorbreken.
Maar ook de nazaten van de slavenhouders kennen een gevoel dat lijkt op collectieve schuld, dat ontkend wordt in alle toonaarden; dat wroet ook door, dat gaat ook schrijnen en doet ook pijn. In de wereld van therapieën is er een vorm, Familie Opstellingen, die niet zelden deze onbewuste zaken aan het licht brengt. Want bij daders die ontkennen, werkt het ook door. Dat zie je bijvoorbeeld ook in Familie Opstellingen in Duitsland. Er is heel veel verdriet, overal waar niet erkend wordt wat er gespeeld zou kunnen hebben in vorige generaties, in de oorlog. Dus ook in Nederland zou ik graag willen dat het opengebroken werd. De gevoelens zitten vast aan beide zijden.
Die gevoelens openbreken zou bijdragen aan de heling van de hele samenleving. Op 1 juli zouden we het niet moeten hebben over de Caribische gemeenschap die pijn lijdt, maar zouden we samen moeten zijn, en zeggen: ‘Dit is onze gezamenlijke pijn.’ Eerst erkennen dat het zo is.
In mijn vak blijkt dat ontkenning altijd leidt tot ongewenst gedrag, tot niet-functioneel gedrag. Naar de pijn toegaan, erdoorheen gaat, het erover hebben, dat is de weg. Het wordt nu ook geprobeerd met de keti-koti-dialogen, waarin wit en zwart met elkaar in dialoog gaan, om naar elkaar te luisteren en begrip te tonen.
Het belangrijke in dit verhaal – en dat komt uit mijn spirituele overtuiging – is: compassie hebben met elkaar. In het begrijpen van het lijden van de ander, in het luisteren alleen al, ben je al bezig iets te veranderen. Dan leren we misschien ook te luisteren naar onszelf, en krijgen we misschien uiteindelijk ook compassie met onszelf. Want eigenlijk moet het daarover gaan.”

Bent u boeddhist?
“Ik noem mij geen boeddhist, maar in mijn prille puberteit las ik Siddharta van Herman Hesse en ik vond het geweldig. Wat ik zo spannend vond, was dat het niet om het einddoel gaat, maar om de weg. Het daagde me dat Siddharta Boeddha was. Ik ben geen belijdend boeddhist maar mijn levenshouding komt wel vanuit het boeddhisme.”

Maar er is nog een grote groep in de samenleving die daaraan geen boodschap heeft..?
“Er is veel weerstand ja. Maar ik zeg altijd: wij voeden geen kinderen op, wij voeden toekomstige volwassenen op. Als we ons dat realiseren, beseffen we dat kinderen hierover moeten weten, dat ze moeten horen over beide partijen, de daders en de slachtoffers, op alle niveaus. Ze moeten leren verschillende perspectieven te zien, want daardoor leer je je te verplaatsen in de ander.
Natuurlijk is er veel ontkenning. Want men is nu wel zo ver dat het een zwarte bladzij heet, maar nog niet zover dat onze kinderen te horen krijgen over die geschiedenis van overheersing. Tja, dan moet je het ook hebben over al die andere dingen – wat de VOC deed, wat Nederland in Zuid-Afrika heeft gedaan. Dat de hele natie zich schuldig heeft gemaakt aan onrecht.
Sinds 2012 hebben we hier het College van de Rechten van de Mens. Als je mensen vraagt hoe lang ze denken dat dat bestaat, zegt iedereen: vijfendertig jaar, minstens. Maar het is pas drie jaar oud! Ik zit in de adviesraad van dat College.
Mensenrechteneducatie is van groot belang in deze samenleving, met zoveel godsdiensten naast elkaar. Het zou in het onderwijs verankerd moeten zijn, net als godsdienstonderwijs. Dan kun je naar een rechtvaardiger samenleving toe.
Het calvinisme streefde naar rechtvaardigheid, maar veroorzaakte intussen veel onrecht. Als je ziet hoe er met asielzoekers, met vluchtelingen wordt omgegaan… Ik word nooit zo geraakt als wanneer ik van vluchtelingen, die in behandeling komen, hoor wat ze hier in het rijke Nederland meemaken. Mensonterend. Hoe kun je dat doen, denk ik dan, hoe durf je? Maar de mensen die het doen, denken dat ze in hun recht staan. Omdat ze de gedeelde geschiedenis niet kennen, geen aandacht hebben voor de geschiedenis van de basis van de rijkdom van Nederland, van de Westerse wereld.
Men roept wel graag dat men arme zwarte kindjes wil helpen die ver wonen… Wat nodig is, is rechtvaardigheid in het financiële systeem, zodat de zwarte kindjes in hun eigen land niet geholpen hoeven te worden. Dat soort zaken moeten we gaan doorzien. En dat moet verankerd zijn in wat in dit land aan de kinderen wordt doorgegeven, wordt doorgegeven thuis, wordt doorgegeven in het onderwijs, wordt doorgegeven in de instituties.”

Lisette Thooft is journalist. Voor meer informatie: www.lisettethooft.nl.

[van nieuwwij.nl, 1 juli 2015]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter