Gevecht aan de Sophie Redmondt straat anno 1917
UIT DE RECHTZAAL
Kantongerecht. Het is misschien een te stoute vergelijking om de Steenbakkersgracht onze Marne te noemen, anders hadden we den titel gekozen de slag aan de Marne. Eigenlijk hadden wij nog verder willen gaan, en ‘willen spreken van: de slag aan de Newa. Want de veldslag werd geleverd door vrouwen, en dat is echt Russisch. Wij hebben immers in Rusland nu vrouwen regimenten gekregen, die naar het front zullen vertrekken om aan de mannen te leeren hoe men vechten moet.

Als in Rusland bekend wordt, welke heldhaftige vrouwelijke strijdkrachten in Suriname verborgen zijn, zal allicht een of ander commando aan de heldinnen van de Steenbakkersgracht worden, aangeboden. Maar daarom is het noodig die dames voor te stellen.
Nummer een is Jacquelina, bijgenaamd notice tabak, hetgeen beteekent: men rookt mij niet gemakkelijk. De tweede is: Jeane, bijgenaamd zalmkan, naar het voorwerp waarin die dame gewoon is haar poezelig mondje te wasschen. Dan volgt Martha, meer bekend als kino extraplaat/omdat zij hare vereerders gaarne een extraatje geeft. Ten slotte Paulina, genoemd Jack Johnson, vanwege haar stoere lichaamskracht. Een pracht exemplaar voor den oorlog. Zij heeft nog een tweeden bijnaam, die verband houdt met hare rijke garderobe: missie. Men weet, dat in den slaventijd de meesters en meesteressen altijd werden aangesproken als masra en missie. De uitdrukking „missie” wordt nog wel gebruikt om een zekere welgesteldheid aan te duiden.
Paulina en Jeane, vroeger zeer intieme vriendinnen, hadden ruzie gekregen. En als het eenmaal zoo ver is, dan komt aan de spanning gewoonlijk geen einde voordat een flink onweder is losgebarsten. Het was dan ook de natuurlijkste zaak van de wereld, toen de vroegere vriendinnen elkander op een dag in de Zwartenhovenbrugstraat ontmoetten, dat zij elkander uitdaagden voor het gevecht. Die straat was echter te druk, om eens goed te kunnen uitvechten. Partijen besloten dus, om zich te begeven naar het klassieke strijdveld : de Kanaaldam of te wel Steenbakkersgracht. Dit oord is van af oude* tijden als vechtplaats berucht. Men had — en men heeft er nog steeds — weinig politie toezicht. Hier heeft in 1894 de zoogenaamde geschiedenis van Motjo-kamp plaats gehad, waarbij een vrouw dood geslagen werd. Dat was een sensatie! Er werd een uitgebreid politie onderzoek ingesteld. De een na den ander werd opgeroepen voor het verhoor. En uit dien tijd dateert het versje : tangi tangi, te joe go na sodro, tangi tangi, no kari mi nem! Deze soort vechtpartijen, hebben iets van de verboden duels in Europa. Men neemt voorzorgen om naar een plaats te gaan waar men weinig last heeft van de politie. Zelfs de secondanten ontbreken niet. Jacquelina was secondante voor Paulina, terwijl Jeane vergezeld werd van Martha. Laatstgenoemd tweetal legde het groot aan: per auto reden zij naar den Kanaaldam. De andere partij begaf zich te voet daarheen. Onder weg groeide het gezelschap aan. Er zijn altijd menschen die gaarne zoo iets bijwonen. Jammer genoeg, zijn de bijzonderheden van den strijd niet bekend geworden. Men weet alleen, dat Jeane het offensief opende met een prachtigen kopstoot, en dat het er zeer warm toeging. Beide partijen rolden op een gegeven oogenblik, elkander aan de haren vasthoudend, in de gracht (loopgraaf) die op dat oogenblik gelukkig droog was. Of eigenlijk ongelukkig, want een goed bad had wellicht het krijgsvuur bekoeld. Bij deze duels worden geen floret, of sabel, of pistolen gebruikt. De dames plukken elkander bij bosjes de haren van het hoofd, of trakteeren elkander op de zoogenaamde boekoe (kopstooten) die soms nog akeliger aanvoelen dan degenstooten. De strijd bereikte zulk een hoogte, dat op een gegeven oogenblik de secondanten — haar rol van onpartijdige scheidsrechters vergetend — zich in het strijdperk wierpen. Het werd nu een veldslag, en wie weet welk een uitbreiding de oorlog zou hebben gekregen, als niet eindelijk de politie beambten Larain en Gessel waren opgedaagd, die vriend en vijand als krijgsgevangenen opbrachten naar het bureau.
Vandaag staan zij voor den rechter. Alle vier zijn keurig uitgedoscht, en natuurlijk spant Missie de kroon. Zij heeft een hoofddoek op, waarvan het motto luidt: sabi dirl (ondervinding wordt duur gekocht). De hoofddoeken van de drie andere beklaagden hebben als moto: fin(i) konkroe (geraffineerde konkelarij); drape joe sidom bari lafoe, drape joe sa bari krei (waar je lacht, zul je ook huilen); ondervindi na basi (ondervinding is de beste leermeesteres). Men kan niet anders zeggen, dan dat de dames zeer toepasselijke hoofddoeken hebben gekozen. Zij worden vandaag zelven een stuk ondervinding rijker. Want als de rechter het vonnis heeft uitgesproken (ieder krijgt een maand openbare tewerk stelling) gelast hij de onmiddellijke overbrenging naar de gevangenis. Verbijsterd van schrik kijken zij elkander aan. En als het goed tot haar doordringt, dat zij naar de gevangenis moeten, beginnen zij als op commando, alle tegelijk luid te huilen en om genade te smeeken. De rechtzaal leek in een sterfhuis veranderd. De jammeren van Jericho waren er niets bij. De wanhoop stond onze heldinnen op het gelaat. En de schande trof te dieper, waar het gebouw tot in de uithoeken gevuld was met vrienden en kennissen die het beroemde proces waren komen bijwonen. Komaan, dames — maande de politi — de auto staat voor. Aller blikken richten zich naar buiten. En, jawel! daar staat voor het gebouw het boevenwagentje, in den volksmond genoemd : Brisco no. 0. Op dit gezicht, slaken de dames nieuwe kreten van afgrijzen. Het is als of zij niet vooruit kunnen komen, alsof er lood in hare schoenen zit. Ten slotte worden zij, onder de jammerlijkste kreten, in de boevenwagen geduwd. Ja, de hoofddoek heeft gelijk: sabi diri.
[Bron: De West: nieuwsblad uit en voor Suriname, 29 juni 1917.]