Geslaagd eerbetoon aan Dobru
door Hans Ramsoedh
Wan Bon riepen wij hem altijd na als hij op zijn bromfiets voorbij reed of in de Chinese winkel kwam tegenover de A.T. Calorschool op de hoek van de dr. Sophie Redmondstraat en de Rust en Vredestraat. Hij balde dan zijn rechtervuist in de lucht als teken van herkenning of misschien trots. Raveles woonde naast de Chinese winkel en kwam op uitnodiging van de docente leerkracht Nederlands regelmatig op onze school om zijn gedichten voor te dragen. Dat zijn gedicht Wan Bon later uitgroeide tot het nationale gedicht van Suriname hangt voor een zeer belangrijk deel samen met zijn schoolbezoeken waar hij veel jongeren voor het eerst kennis liet maken met poëzie in het Sranan en zelfbewust denken en nationale trots bijbracht.
De biografie over Raveles, Robin ‘Dobru’ Raveles; Surinamer, dichter, politicus 1935-1983. Wan Bon – Wan Sranan – Wan Pipel, is de handelseditie van het proefschrift waarop Cynthia Abrahams in november 2010 aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde. Dobru, pseudoniem van Robin Raveles en Srananwoord voor dubbel, een verwijzing naar de initialen van zijn voor- en achternaam, was een geëngageerde schrijver die kritiek uitoefende op maatschappelijke misstanden en de personificatie werd van het cultureel en politiek nationalisme in Suriname. Deze studie is geen literaire analyse van Raveles’ werk, maar een aanzet zijn levensloop te beschrijven. Deelvragen in deze studie zijn: welke factoren speelden een rol bij zijn culturele en politieke bewustwording, welke positie nam hij in binnen het cultureel nationalisme in de jaren zestig en zeventig, wat is de relatie tussen zijn dichterschap en zijn bestaan als politicus, wat betekenden nationalisme en revolutie voor hem, hoe bracht hij zijn gedachtegoed naar het Caraïbisch gebied en werd hij door zijn contacten beïnvloed, hoe ziet zijn literaire oeuvre eruit, hoe kan de populariteit van Dobru’s werk tijdens zijn leven worden verklaard en waaruit bestaat de erfenis die Dobru heeft achtergelaten?
Deze studie telt naast de inleiding acht hoofdstukken. In hoofdstuk 1 behandelt de auteur de jeugdjaren van Raveles tussen 1935 en 1955 toen hij het diploma voor de Algemene Middelbare School (laatste drie jaren vwo) behaalde. In tegenstelling tot veel van zijn medestudenten vertrok hij niet naar Nederland voor verdere studie, maar werd ambtenaar bij het Ministerie van Sociale Zaken en volgde in deeltijd de rechtenstudie aan de Surinaamse Rechtsschool.
In het tweede hoofdstuk gaat Abrahams in op zijn kennismaking met en inwijding binnen de culturele beweging Wie Eegie Sanie (wes) in 1957, zijn rol bij de oprichting in 1958 van de nationalistische discussiegroep Kra waaruit een jaar later de Nationalistische Beweging Suriname (nbs) zou voortkomen en zijn ontwikkeling tot nationalistische activist. Raveles zou zich met veel bevlogenheid inzetten voor de ideeën van wes en groeide uit tot een van de grootste idealisten van deze beweging. In zijn rol als activist raakte hij betrokken bij een tweetal incidenten met grote gevolgen voor zijn maatschappelijke loopbaan. Het eerste incident betrof de ‘portrettenaffaire’ in 1960. Een als cadeau aangeboden portret van het Nederlands koninklijk paar aan de rechtenstudentenvereniging bij de opening van haar sociëteitsgebouw werd door nationalistische studenten als een belediging gezien en vervolgens vernield. De verantwoordelijke studenten waaronder Raveles werden door de Surinaamse Rechtsschool voor een maand geschorst. Het tweede incident betrof een mede door hem in 1963 ondertekende communiqué waarin werd geprotesteerd tegen het overheidsbeleid om nationalisten uit overheidsdienst te weren. Raveles belandde een maand in de gevangenis en werd vervolgens vanwege het subversieve en opruiende karaker van het communiqué voor het leven geschorst van de Surinaamse Rechtsschool. Hij stond op het punt van afstuderen en heeft als gevolg hiervan zijn rechtenstudie niet kunnen voltooien. Het betekende ook zijn ontslag uit overheidsdienst, waarin hij tot aan zijn verkiezing in het Surinaamse parlement in 1973 geen enkele functie heeft bekleed.
In hoofdstuk 3 bespreekt Abrahams zijn werkzaamheden als journalist en fulltime dichter/schrijver in de periode 1963-1970. Na zijn ontslag uit de gevangenis werd Raveles journalist bij het weekblad De Vrije Stem en het dagblad Suriname. In dit hoofdstuk is er voorts aandacht voor zijn rol binnen de nationalistische schrijversgroep Moetete (1967-1970) die zich verzette tegen de invloed van de koloniale cultuurpolitiek van het Cultureel Centrum Suriname (CCS) en de ontwikkeling van de vriendschap met Stanley Brown van de linkse Frente Obrero op Curaçao.
Raveles’ tot nu toe relatief onbekende rol als Surinames cultureel ambassadeur in het Caraïbisch gebied tussen 1968 en 1981 is het centrale thema in hoofdstuk 4. Door zijn optreden en het uitdragen van zijn ideeën vond Suriname in cultureel opzicht aansluiting bij de regio. Werd tot begin jaren zeventig het Caraïbisch gebied beperkt tot de Engelssprekende gebieden, Raveles’ inspanningen hebben ertoe bijgedragen dat behalve Suriname en de Nederlandse Antillen ook de Frans- en Spaanstalige landen aansluiting vonden bij Carifesta, het Caraïbisch cultureel festival. Hij wordt daarom gezien als een van belangrijkste voorvechters van de Carifesta-gedachte waaruit de grote Caraïbische familie zou ontstaan. Suriname werd voor Caraïbische schrijvers synoniem met ‘Dobru land’. In dit hoofdstuk besteedt Abrahams ook ruime aandacht aan Raveles’ liefde voor Cuba.
In hoofdstuk 5 staat Raveles’ politieke carrière tussen 1961 en 1980 centaal. In 1961 werd de eerdergenoemde nbs getransformeerd tot de Partij Nationalistische Republiek (PNR) met als belangrijkste doelstelling de onafhankelijkheid van Suriname. Raveles was vanaf het eerste uur de partijsecretaris/ secretaris-generaal van de partij. In 1973 werd Raveles namens de pnr verkozen als parlementslid waarbij hij zich als nationale ombudsman ontpopte. In de Handelingen van de Staten zijn er nauwelijks redevoeringen van Raveles als parlementariër terug te vinden. Volgens Abrahams had hij weinig op met breedvoerige redevoeringen. Dikwijls schreef tijdens parlementsvergaderingen gedichten terwijl hij naar collega-Statenleden luisterde. Zijn Statenlidmaatschap duurde tot 1977. De staatsgreep in februari 1980 bood nieuwe kansen aan nationalisten van de PNR die sedert 1977 geen zetel meer hadden in het parlement. Raveles werd benoemd tot onderminister van Cultuur, een functie die hij slechts vijf maanden bekleedde waarna hij na zijn aftreden werkzaam bleef op de afdeling Cultuur. Hij steunde vanaf het begin de militaire staatsgreep omdat dit de omwenteling was waar hij met zijn nationalistische kompanen vanaf de beginperiode van de NBS en de PNR naar hadden gestreefd. Ook na de Decembermoorden in 1982, waarbij enkele getrouwe literaire en politieke vrienden van hem tot de slachtoffers behoorden, bleef hij trouw aan de ‘revolutie’ van de militairen. Door deze loyaliteit werd Raveles een omstreden figuur en door velen beticht van politieke naïviteit en verdediger van een autocratisch regime. Jammer is dat Abrahams niet dieper is ingegaan op het waarom van de onvoorwaardelijke steun van Raveles aan de militairen na de decembermoorden in 1982. Hadden de echtgenote, familie en vrienden van Raveles die zij geïnterviewd heeft over zijn opstelling met betrekking tot de decembermoorden niet meer te vertellen dan de door hem achtergelaten geschreven teksten?
In hoofdstuk 6 gaat Abrahams in op Raveles’ ziekte, zijn behandeling op Cuba en zijn overlijden op 17 november 1983. Raveles’ poëzie en proza staan centraal in het voorlaatste hoofdstuk. Zijn oeuvre wordt beschreven om te illustreren hoe de tijdgeest hem motiveerde tot het kiezen van zijn onderwerpen. Het laatste hoofdstuk is samenvattend en concluderend van aard.
Deze studie is een geslaagd eerbetoon aan een Surinaamse griot en de dichter des vaderlands in Suriname die (in de woorden van de PNR-nationalist Eugène Gessel) een biografie verdiend heeft. Informatief in deze studie zijn de Caraïbische contacten van Raveles die in zijn eentje Suriname op de Caraïbische literaire kaart plaatste en een van de eerste Surinaamse schrijvers was die zich manifesteerden binnen het Caraïbisch gebied. Abrahams heeft met haar proefschrift over Dobru een voor het brede publiek lezenswaardige studie geschreven over een van de belangrijkste cultuurdragers van Suriname in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Cynthia Abrahams, Robin ‘Dobru’ Raveles; Surinamer, dichter, politicus 1935-1983. Wan Bon – Wan Sranan – Wan Pipel. Amsterdam: Rozenberg Publishers, 2011. 427 p., isbn 9789036102070, prijs € 24,95.
[uit Oso 2012.1]