Geluidsoverlast – Leren van geschiedenis 19
door Hilde Neus
Elk jaar opnieuw zijn er regels voor het afschieten van vuurwerk, die zo weer in het begin van de feestmaand december worden herhaald via de media. Behalve het gevaar van vuurwerk, zeker voor kleine kinderen, speelt er ook het aspect van overlast. Er wordt gevraagd rekening te houden met mensen in het ziekenhuis, en kerkgangers tijdens hoogtijdiensten. Deze kunnen gehinderd worden door de harde knallen, die plotseling klinken en mensen doen opschikken, maar ook dieren natuurlijk. Vroeger veroorzaakte dat ook overlast, en werd er door de dominees geklaagd over luide feesten en partijen die aan de vooravond van de kerkdienst gehouden werden, zonder rekening te houden met de christelijke principes. Het is daarom niet vreemd dat de planters in de kolonie vaak gekenmerkt werden als onchristelijk en barbaars.
Lawaai in de stad
Enigszins gewend aan geraas en getier was men wel in Paramaribo. In de havenstad was er altijd geluid van hamers en zagen, naast dronken gelal van zeelui en soldaten. Er was weinig tijdsaanduiding in de stad, naast een enkele grote klok. Op Fort Zeeelandia werd er elke ochtend om vijf uur ’s ochtends een schot met een kanon gelost om het begin van de dag aan te kondigen. De dichter Paul François Roos schreef hierover in 1785:
‘ ‘k ontwaak door ‘t dagschot, en myn uitgeruste leden
Doen my niet aarselen ten bedstonde uit te treden’
Aan het einde van de dag klonk een tweede schot om 8 uur, na de taptoe (tapperijen toe), en er mocht geen alcohol meer worden geschonken. Overigens schoot men kanonnen ook af bij belangrijke gebeurtenissen, zoals hoog bezoek uit de Nederlanden of de begrafenis van een gouverneur. Ook op grote zeilschepen werd af en toe een feestje gehouden.
Feesten op schepen
In het ‘Receuil van echte stukken…’ (1752) waarin het proces tussen Gouverneur Mauricius en de advocaat van zijn tegenstanders (de Cabalen), Salomon du Plessis, werd vastgelegd, is een dergelijk feest in detail beschreven, vanwege geluidsoverlast. Mauricius klaagde over commandeur Larcher, van wie hij vermoedde dat deze steeds gezondheidsredenen aanwendde om onder zijn taken uit te komen. Zijn echtgenote Louisa Larcher-De Rivecourt zei dat hij zwaar had geleden onder het huisarrest omdat hij geweigerd had – volgens protocol – om kapitein Van Geel van ’s lands oorlogsschip te verwelkomen. Larcher vond zichzelf te hoog in rang daarvoor. Louisa beweerde dat haar echtgenoot zeer ‘agoniseerde’ vanwege het trompetgeschal dat ’s nachts op 1 december 1747 een gezelschap van gasten vanaf het schip van Van Geel begeleidde. De feestgangers hadden zich vermaakt met eten en muziek, en na een schone avond waren ze rond 11 uur met een sloep door de haven gevaren. Gevolgd door een boot met muzikanten die aan wal vrolijk doorspeelden op het Plein. Mauricius zag na het diner af van de wandeling en wachtte op zijn familie, terwijl Van Geel de muziek liet volgen. De commandeur woonde ook aan het Plein en had de gewoonte tot laat in de nacht met gezelschap op te zitten. Ondanks dat klaagde Larcher steen en been over de herrie, vooral van de trompetters.
En weer Mauricius
Omdat Mauricius alles opschreef, lijkt het alsof hij hield van klagen. Zo noemde hij een ander feest waarbij mevrouw Larcher tot lang na middernacht was gebleven, en door het hele gezelschap was thuisgebracht ‘met een groot gedruis van Trompetten en Waldhoorens’ die nog lange tijd op het Plein, voor en zelfs in ’t huis braaf doorspeelden. Dit scheen Larcher overigens niet te hinderen. In 1750 sprak de gouverneur in zijn journaal nog schande over een groot bal georganiseerd ter gelegenheid van de verjaardag van het dochtertje van weduwe Brouwers, aan de vooravond van het avondmaal. Zij liet vuurwerk (zwermers) afschieten, en het ging er luidruchtig aan toe. Ondanks dat de schout op bevel van de gouverneur de overlast trachtte te bedaren en de predikant een waarschuwing liet uitgaan, vermaakten de Cabalen zich kostelijk. Herrie maken op zondag (of andere heilige dagen) was sowieso verboden. In diverse plakkaten is aangegeven dat om te mogen trommelen en dansen er toestemming moest zijn van het gouvernement. Dit gold zeker voor de slaven.
Maar dat feesten en het afschieten van vuurwerk wel was toegestaan – onder de nodige voorzorgsmaatregelen – blijkt uit de notering dat er op 8 maart 1766 op het Plein vuurwerk werd afgeschoten.