Geheimen van het tuinhuis
YA-roman van Rihana Jamaludin
Gezien de informatie voor de publicatie van deze nieuwe roman dacht ik dat het een historisch, biografisch verhaal zou worden over die Surinaamse uitvinder van een machine waardoor het buigen en vastzetten van die gebogen vorm in de schoenindustrie sneller en goedkoper zou gaan.
Ik had niet eerder van Jan Ernst Matzeliger gehoord. In de teaser las ik dat hij “omstreeks 1851 in Suriname in slavernij was geboren. Zijn vader was een planter van Duits-Franse afkomst. Als kind werd hij vrijgekocht en opgevoed door zijn tante Christie. In 1873 vestigde hij zich in Amerika.
-door Jeroen Heuvel –
Tijdens het werken in een schoenenfabriek merkte hij op dat de productie beter zou kunnen. In de loop van enkele jaren ontwikkelde hij uit afvalmetaal een schoenmachine. Het principe van deze uitvinding wordt tot op de huidige dag gebruikt voor de fabricatie van schoenen. In 1883 verkreeg hij het patent. Hij overleed echter spoedig daarna (1889) aan tuberculose.
In de Verenigde Staten wordt hij genoemd in de Encyclopedia of Black Inventors. Er zijn Amerikaanse en Surinaamse postzegels waarop hij staat.” De teaser werd afgesloten met de zin dat Geheimen van het Tuinhuis een avontuurlijk verhaal is, “dat zich afspeelt kort voor het vertrek van Jan Ernst uit Suriname.”
Die laatste zin had ik niet met genoeg aandacht gelezen, of was niet goed genoeg tot me doorgedrongen. Anders had ik kunnen weten dat het boek niet over het leven van Jan Ernst in de VS zou gaan, noch over de weg naar die ontdekking. Maar ik had uit de voorinformatie wel opgemaakt dat het om een roman voor volwassenen zou gaan. Dacht ik.
Tijdens het lezen van het eerste hoofdstuk van dit elektronische boek zat ik in een schoolklas met meisjes van 15, 16 jaar. Zou dit een aanloop zijn, of? Ik keek nog eens op de website van Rihana Jamaludin, de schrijfster van dit boek. Ergens stonden twee hoofdletters YA. Daar viel mijn blik nu pas op. Wellicht omdat het me eerder niets anders had gezegd dan een soort code van een uitgeverij. Nu begreep ik dat het een afkorting is voor ‘young adult’. Aha, een jeugdroman, Geheimen van het Tuinhuis is een jeugdroman.
En wat voor een. Hebt u dat ook wel eens, dat een kinderfilm of -boek zo liefdevol is geschreven dat je er helemaal in opgaat? Nou, dit is zo’n geloofwaardig jongerenboek dat volwassenen en ouderen zoals ik er veel leesplezier aan beleven. Op bladzijde 19 was de onderwijzer in mij verk(n)ocht, toen ik daar las:
“Juffrouw Williams keek op en begon: ‘Alexandra, volgende week donderdag krijgen we een gast op school, een spreekster uit Nederland. Zij zal een voordracht houden over “De rol van de vrouw in de hedendaagse maatschappij”. Het zou aardig zijn als ook een leerlinge zou spreken, als een gebaar naar onze gewaardeerde gast. Wat denk je ervan?’
Alex voelde zich warm worden van trots. ‘Moet ik spreken voor de school?”
Alexandra Belgrave en Josephine Oosterwijk heten de twee hoofdpersonages. Hun families behoren tot de kleurlingenelite. Ze waren al vanaf hun eerste dag op de lagere school vriendinnen. En toen de Oosterwijks na verloop van tijd naar plantage Het Schoone Land op Commewijne verhuisden, was het vanzelfsprekend dat ‘Jo’ vanwege de school bij de Belgraves in de stad zou gaan wonen. De vakanties bracht Jo door op de plantage, en dan ging Alexandra met haar mee.’
De school, de Meyerhovenschool werd voornamelijk bezocht door dochters van de kleurlingenelite, maar de Fransche Klas was een afdeling voor de ‘ware Europese’ meisjes, vijf leerlingen die Wilhelmina Meyerhoven had overgenomen van de oude mademoiselle Gouttierre. In de roman, die in Nederland is verschenen, waar Rihana Jamaludin woont, en die ook bedoeld is voor jongeren in Nederland, die misschien niet genoeg weten van het koloniale verleden van Nederland, deelt Jamaludin kennis over de band met Suriname: ‘Het was niet gebruikelijk dat de dochters van blanke notabelen op school les kregen. Voor hen moesten er gouvernantes van overzee komen, maar niet veel dames waagden de oversteek naar het verre Zuid-Amerika. De blanke meisjes van de Fransche Klas voelden zich ver verheven boven de Surinaamse. Hún vaders bekleedden de hoogste posities in de kolonie en hun verblijf in het tropenland was tijdelijk. Na enige jaren zouden zij terugkeren naar Europa, en weer van de zeer gemiste genoegens van het moederland kunnen genieten.’
In 1863 is in de Nederlandse koloniën, in dit geval in Suriname, de slavernij afgeschaft, maar bij wet, het Tienjarig Staatstoezicht, was bepaald dat de geëmancipeerden nog tien jaar lang als plantagearbeider moesten blijven werken. Dit verhaal speelt zich af in 1870, Jan Ernst Matzeliger is dan 19 jaar. Hij wordt pas in hoofdstuk 15, Rumoer in het Tuinhuis, ten tonele gevoerd. Het is schoolvakantie, Alex heeft geen spreekbeurt meer mogen houden, als straf vanwege de clash met de blanke trutten van de Fransche Klas. Het tuinhuis staat vlak bij plantage Het Schoone Land.
Hoofdstuk 17, ‘Een zwarte geschiedenis’, begint met wat achtergrond over Ernst.
‘Sinds hij op eigen benen stond was Ernst gaan nadenken over wat hij wilde met zijn leven. Na zijn leertijd bij de machinewerkplaats had hij een kamertje gehuurd bij de Knöffelsgracht, zodat hij zijn tante niet langer tot last hoefde te zijn.
Hij was dankbaar dat tante Henriette Christie hem als peuter na de dood van zijn moeder in huis had genomen. Op Twijfelachtig, de toenmalige plantage van zijn blanke vader, was zijn moeder slavin geweest. En was hijzelf dus ook slaaf. Voor zijn vader betekende de bloedband niets, en hij was te jong geweest om besef te hebben van de situatie.
Maar de zus van zijn vader, tante Henriette, zag haar neefje niet graag in slavernij opgroeien.
Ze nam Ernst in huis en voedde hem op samen met haar dochtertje. In haar huis in Paramaribo werkten al twee van zijn oudere halfzusters als bedienden, maar Ernst werd door zijn tante naar school gestuurd.
Nog vóór de Emancipatie kocht zijn tante hem vrij, zodat hij niet tot het Tienjarig Staatstoezicht zou worden veroordeeld, zoals met de geëmancipeerden een jaar later gebeurde. Als vrije kreeg hij toen ook een achternaam, Martzil, die leek op zijn vaders naam Martzilger.’
Het uitvinden zit Ernst van jongs af aan in het bloed, in de fantasie van de auteur is hij als tiener bezig geweest een stoommachine te maken die kan rijden. In het tuinhuis bouwt hij aan zijn uitvinding, met de nodige tegenslag, natuurlijk. Het vakmanschap van Jamaludin is dat ze overtuigend de tegenslagen beschrijft, waardoor het boek echter wordt en je eigenlijk de ene na de andere bladzijde wil blijven lezen, zonder op de tijd te letten. Mij overkwam het dat er geen lampje in de huiskamer aan was, toen ik van mijn laptopscherm opkeek om een slokje bier uit de koelkast te gaan halen en de avond al ongemerkt was binnengeslopen.
Het is een prachtig boek, met spanning, humor, verontwaardiging over sociale misstanden, vriendschap, kalverliefde, niet-begrijpende ouders, transmigratie, rassenongelijkheid, doorzettingsvermogen, omkoperij, kortom Rihana Jamaludin heeft er een rijke fiadu van gemaakt, mooie rondjes met gekleurde sukade of de variant met rozijnen, zachte melk, en alle rondjes aan elkaar gebakken, met bruine zoete kaneel, getopt met amandelschilfers, zo geurig en smakelijk is ie. Hartelijk dank, Rihana, voor de genoeglijke leesuurtjes die je me hebt geschonken.
Lees ook: https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/rihana-jamaludin-brengt-in-jeugdboek-de-19de-eeuw-tot-leven/
Rihana Jamaludin, Geheimen van het tuinhuis. Blossom Books, als e-book, prijs € 9,99.
Eerder verschenen in Antilliaans Dagblad, 28 december 2021.
fragment:
‘Oma Belgrave was slavin geweest, ze was de huishoudster van de baron toen die nog planter was in Suriname. Toen Philip de Lindau later terugging naar Nederland om daar te trouwen met een door zijn ouders uitgekozen bruid, kocht hij zijn Surinaamse gezin vrij en zorgde ervoor dat de kleine Henri en zijn moeder een jaarlijkse toelage kregen.
Alex wist dat hun situatie niet uitzonderlijk was. Integendeel, het was zelfs gebruikelijk dat Nederlandse ambtenaren, Europese planters en kolonisten tijdelijk een Surinaamse vrouw namen met wie ze vaak ook kinderen kregen. Minder gebruikelijk was het dat er na de terugkeer van de vader naar Holland ook voor die kinderen gezorgd werd. Alleen de rijken konden dat.
Zo was er in de loop van de eeuwen een gekleurde elite ontstaan van halfbloed kinderen, die in Nederland hadden kunnen studeren en die bij terugkeer in Suriname een goede positie kregen. Er waren al gekleurde ambtenaren, artsen, advocaten en onderwijzeressen.’
Bijschrift bij dit fragment:
Omdat de roman zich afspeelt in 1870, gebruikt de auteur termen uit die tijd, zoals ‘slaaf’ en ‘halfbloed’. Ze zou hedendaagse termen als ‘tot slaaf gemaakte’ en ‘dubbelbloed’ hebben gebezigd indien het avontuur ‘nu’ plaats zou hebben gevonden in een van de vele landen waar nu nog uitbuiting en onderdrukking regel zijn.
fragment:
‘Tja, vrouwenrechten,’ zei Irwin beleefd, met een blik op de ongelukkig ogende gastvrouw. ‘Er moet echter nog zoveel geregeld worden voor “de kleine man”, de arme mensen, en de rechten van onze nieuwe arbeiders. Vrouwenrechten hebben nu geen prioriteit, dat kan nog wel wachten.’
‘Maar waarom zouden vrouwen niet kunnen mééhelpen bij het verbeteren van de omstandigheden van de kleine man?’ vroeg Alexandra.
‘Maar dat kunnen jullie toch?’ antwoordde Irwin enigszins verbaasd, ‘met liefdadigheid, goede werken…’
‘En een deugdzaam voorbeeld voor de bedienden, een helpende hand, zo nodig een berisping op zijn tijd,’ vulde mevrouw Belgrave haastig aan.
Alexandra hief in wanhoop haar armen.
‘Yu e pré basi, no?’ vroeg Jo plagend aan haar broer. ‘Mannen willen altijd de baas zijn.’
Mevrouw Belgrave hoorde het Nengre met afschuw aan. ‘Josephine, kun je alsjeblieft fatsoenlijk Nederlands spreken?’