Geert Koefoed – Gedicht
Voor Shrinivási
Aangekomen,
De lucht boven het plein trilt van de hitte.
Heb ik hier iets te zoeken?
Heb ik hier iets te doen?
Heb ik hier iets te maken?
‘Ook het feit dat een trein me naar een bepaald punt brengt, heeft geen enkele werkelijke communicatieve betekenis tenzij ik daar een gemeenschappelijk belang aantref dat me verbindt met de bewoners van die plaats.’ (E. Sapir,[1] Communication)
Daar staat mijn vriend om me af te halen.
Onze omhelzing brengt me nog niet bij hem
en ook nog niet op deze plek.
Maar op weg naar de stad
zie ik vanuit de auto
het niet eens zo bijzondere landschap:
palen, wit zand,
hier en daar een flamboyant,
en boven dat alles steeds die trillende en
ongelooflijk heldere lucht.
En ik zeg tegen mijn vriend:
‘Weet je, ik kan je niet zeggen hoe mooi ik dit vind.’
Het moet iets heel ouds zijn,
ouder dan van de eerste keer dat ik hier kwam,
dat ik ook nu weer hier hervind.
Zanderij-Paramaribo
1 januari 1982
[Uit: Geert Koefoed, Golgotha en andere gedichten. Utrecht: Uitgeverij Joris, 1984, p. 11.]
[1] Edward Sapit (1884-1939), etnoloog en taalkundige