blog | werkgroep caraïbische letteren

Gedichten over eilanden (II)

Aruba

door Albert Hagenaars

[Vaar naar de vuurtoren is een anthologie met gedichten en volksliederen over álle eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Vandaag aandacht voor Aruba.]

Aruba, qua oppervlakte net iets kleiner dan Walcheren en qua inwoneraantal dan Den Bosch, heeft een bonte en dus boeiende geschiedenis. Zo was Aruba het eerste eiland dat met de Status Aparte een land werd binnen het Koninkrijk der Nederlanden, op 1 januari 1986.

Het imago van de op 30 december 2010 overleden entertainer Roberto Alfonso ‘Bobby’ Farrell, voor het grootste deel van z’n carrière het gezicht van Boney M. (een groep die 150 miljoen platen wist te verkopen) is dankzij de speling van het lot het bekendste van het eiland afkomstige cultuurproduct.
Niet toevallig leverde Aruba, na Curaçao, de meeste gedichten voor het boek. Die zijn van: Nena Bennett, Frida Domacassé, Giselle Ecury, Nydia Ecury, Helena Engelbrecht-Fornara, Henry Habibe, Ireno Ricardo Kock, Clyde Lo-A-Njoe, Quito Nicolaas, Roberto Henriquez en Ramón Todd Dandaré, aangevuld door Juan ‘Padú’ Lampe, bijgenaamd tata di nos cultura, die de tekst voor het volkslied schreef op muziek van Rufo Wever. Het heet ‘Aruba dushi tera’ (wat ‘heerlijk land’ betekent). Omdat het Papiaments de overheersende thuis gesproken taal is (70% tegenover ruim 6% Nederlands) en het onafhankelijkheidsstreven altijd sterk was, moest ook van de Arubaanse bijdragen een aantal vertaald worden, maar liefst 7 stuks. Gelukkig is zowel het origineel als de vertaling opgenomen.

Alle teksten verschenen eerder; sommige in de aan de Benedenwindse eilanden gewijde anthologie De kleur van mijn eiland: Aruba, Bonaire, Curaçao, II (2006), andere in de verzameling De navelstreng van mijn taal – Poesía bibo di Aruba /Levende poëzie van Aruba (1992).

Is ‘eilandgevoel’ het sleutelwoord van de anthologie in z’n geheel, voor Aruba zijn, gezien de frequentie, woorden als heet, zon, wind, zout, steen en zee, die bij de meeste participanten in telkens andere combinaties terugkeren, het belangrijkst. Deze en enkele andere, soortgelijke motieven vormen als het ware het lexicale skelet van Aruba. Samen bieden ze meer dan genoeg om de fantasie te prikkelen en de poëzie in werking te zetten. Die komt dan ook sterk opzetten in het aan Aruba gewijde deel van het boek, sterker dan je op basis van de beperkende omstandigheden zou verwachten. Als we het in andere opzichten aansprekende volkslied buiten beschouwing laten, valt het nog niet mee om zo objectief mogelijk de tekst te kiezen die poëtisch het meest te bieden heeft. Daarom verlaat ik me maar op m’n eigen, uiteraard hoogst subjectieve oordeel en neem ik ‘Paradise lost’ over van Giselle Ecury, dat met weinig omhaal van woorden dusdanig de beschrijving en het lot van een kind van zes mee weet te ontstijgen dat het niet alleen verdrietig en schrijnend genoemd mag worden. Het raakt, met name in de slotstrofe, aan een staat van zijn die veel verontrustender is, die namelijk zelf in het geding is. De vervreemding zet echter al in met het neologisme in ‘palmend groen’, met de originele beeldspraak van ‘in rafels zwaaien’ en ook met de tegenstelling tussen ‘stil’ en ‘zwaaien’:

Paradise lost

buiten stond het palmend groen
stil langs de startbaan
in rafels te zwaaien
toen ik moest gaan
eilandskind

de wind draaide zich
de zee verbleekte
liep kolkend leeg
lucht wolkte vormeloos uiteen
de pop op mijn arm huilde
tranen van steen
warmte hield haar adem in
de zon ging uit
ik verdween
kind van zes

het vliegtuig vloog mij uit elkaar
nergens kwam ik aan
ik ben
alleen
niet van hier
niet meer van daar
ertussenin
ontdaan

De vraag naar de identiteit of het besef van verlies daarvan, raakt in het vacuüm van het vliegtuig dat bij geen enkel land hoort, in een ruimte die zelfs primaire herkenningspunten als lucht en zee verliest, vervlochten met thema’s als emigratie/immigratie, heimwee maar evengoed een onbestemd verlangen, en initiatie.
De eerste en laatste regel van deze strofe zijn subliem. De slotregel bestaat maar uit één woord maar telt voor twee vanwege de dubbele betekenis; ook het voltooid deelwoord van ‘ontdoen’ schemert er toepasselijk doorheen.

Een groter verschil dan met de eveneens bewondering afdwingende slotstrofe van het gedicht ‘Lago Heights’ van Frida Domacassé is haast niet denkbaar. Na elf kwatrijnen van gedetailleerde beschrijvingen van de eigen buurt (zie titel) en de benoeming van de bewoners daar, gezien het gebruik van de verleden tijd deels gebaseerd op herinneringen, sluit Domacassé af met een lofzang van slechts twee regels die echter wel twee keer zo lang zijn. Met de elfde strofe erbij, luidt die:

pronkend strompelend op gouden muiltjes
dansen op cubaans’ muziek
tot we onder een grote klamboe
sliepen van het spelen moe.

vijf stille straten in het maanlicht driehonderd huizen ingedut
tientallen dromen van geluk min lago heights op een voetstuk.

Wat de gedichten van Ecury en Domacassé en zoveel andere dichters in dit boek wel delen is het terugkijken op een geluksperiode die samenvalt met zowel de jeugdjaren als met de kleine ruimte waar die hun beslag in kregen. Een uitstekend voorbeeld levert Nydia Ecury, die haar bijdrage niet voor niets ‘Herinnering’ noemde. Het woord ‘herinnering’ komt er maar liefst zeven keer in voor, in telkens de eerste regel van evenzoveel strofen. Elk daarvan is gevuld met prachtige beelden. Om er slechts twee te kiezen, maar nu in het Papiaments:

Mi ta korda tempu di aña
ku tin alabansa pa Mama Maria
ainda mi boka ta purba
aroma di sensia
i mi ta sinti
kon bas di e orgel
ta lora, ta bini
te boltu
net den mi pechu

Mi ta korda tempu
ku aña t’ei kaba
i Mariachi, mi wela
ta trese foi tienda
ròl di sèn pretu
i bòter di ròm
pa grandasi mei aanochi
dandé
pa kantika bunita
i tor bon deseo

Ecury toont hiermee tevens treffend aan hoe geschikt het Papiaments, mede dankzij de diverse bronnen waaruit de Portugese humuslaag bevloeid wordt, voor poëzie is. In de Nederlandse vertaling van Lucille Haseth en Aart G. Broek luiden de betreffende fragmenten: De tijd van het jaar herinner ik mij / van het Lof voor Moeder Maria / mijn mond proeft nog / de geur van wierook en ik voel nog / hoe de bas van het orgel / komt aangerold tot hij precies / in mijn borst over de kop slaat. // De tijd van het jaar herinner ik mij / wanneer ’t ten einde loopt / en mijn grootmoeder Mariachi / uit haar winkel rollen zwarte centen / en flessen rum meebrengt / om te middernacht / de zangers van dande te bedanken / voor alle mooie liederen en alle goede wensen.

Henry Habibe richt zich in ‘De verbeeldingsdans’ op al die verschillende invloeden. Hier is, in de vertaling van D.M. van Schendel-Labega, het laatste deel van zijn gedicht:

Estreya, Estreya,
geheel in het geel gekleed
waar men zoenoffers brengt:
de troepiaal van onze samenleving.

Portugezen als straatvegers,
baboes als wasvrouwen,
Chinezen als strijkbazen,
San Nicolas als koperblazers.

Mensen en nog eens mensen,
hoeden versierd met zwarte linten,
dat is nou Aruba
dat is nou Aruba.

Zo danst men daar
de verbeeldingsdans,
de verbeeldingsdans.

Niet misschien de beknoptste maar zeker de krachtigste regels vinden we aan het slot van ‘Vlammend Eiland’ van Roberto Henriquez, die nog beter hun werk doen door de geslaagde syntactische verknoping:

en elke dag
van elk jaar
wringt wreed
tot zweet
het vuur mijn land

Het is moeilijk niet nog meer te citeren maar de andere eilanden wachten en die weten weliswaar maar al te goed wat uithoudingsvermogen is maar willen evenmin als Aruba hun geduld te lang laten beproeven.

Alle teksten in Vaar naar de vuurtoren werden in de originele taal afgedrukt, die in het Fries en Papiaments tevens in vertaling, de Engelse om begrijpelijke redenen niet.

Het resultaat is hoe dan ook een in alle opzichten afwisselend boek dat velen zal boeien én zelfs de koffers doen pakken!

Vaar naar de vuurtoren – gedichten over eilanden. Samenstelling en redactie: Klaas de Groot. Uitgeverij In de Knipscheer. ISBN: 978-9062-656585.€ 18,50

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter