blog | werkgroep caraïbische letteren

Geblinddoekte schaduwen

door Chitra Gajadin

Op straat zie ik vaak een lange, magere Afrikaanse man met een bezem in de hand. In donkerblauw en fel oranje gekleed, steunt hij op zijn bezem en staart voor zich uit. De verte, het land, een zekere horizon kleeft aan hem alsof hij er net vandaan komt. Hij moet iemand zijn die gewend is lange afstanden af te leggen. Aan hem kun je zien dat reizen niet per se met kilometers te maken heeft. De wind voert hem mee, wolken nodigen hem uit.

Als ik in een dorp zou wonen, had ik hem een kop koffie kunnen aanbieden. In een grote stad doe je dat niet. Het enige dat ik kan, is hem met een welgemeende glimlach begroeten. Zijn gezicht straalt, alsof de zon doorbreekt. Dankbaar voor een vriendelijk woord, een lach van een onbekende in het beloofde land. Natuurlijk, in eigen land liep hij gevaar. Had hij niet genoeg te eten. Kende hij geen vrijheid. Had hij door oorlogsterreur geen werk. Werd zijn vrouw verkracht voor zijn ogen. Zoiets zal het zijn. Je hoort het nog elke dag op de radio. Elke dag.

Als alleenstaande vrouw nodig ik niet gauw een onbekende man uit voor een kop koffie. In de cultuur van de man en ook in die van mij is dat geen gebruik, ook al zou je dat in je hart wel willen. Onlangs had ik een jonge Turkse man uit een notenwinkel, die ik best leuk vind, spontaan uitgenodigd voor mijn verjaardag. Op verjaardagen mag iedereen komen, vind ik. Het verraste mij dat hij de uitnodiging accepteerde. Later hoorde ik van anderen dat dit weer een Turks gebruik is, uit respect. Aangezien hij vele jaren jonger is dan ik ben en er tamelijk goed uitziet, acht ik mijn kansen zeer gering. Maar het was wel de eerste keer dat er iemand van Turkse afkomst aanwezig was tijdens zo’n familie- en vriendengebeuren bij mij thuis.

Als kind groeide ik op in een omgeving met andere culturen. Ik hoorde een andere taal, rook andere geuren. Maar de tantes in onze familie spraken altijd geringschattend over andere culturen. Andere eetgewoonten en gebruiken. Ze plakten een etiket met grote letters op alles wat ze niet kenden: ONREIN. De scheidslijn van Rein en Onrein was bepalend en definitief in de omgang met anderen. Mijn grootvader bijvoorbeeld, at nooit buitenshuis. En, o, wat voelden de tantes zich verheven boven alle andere culturen. Mijn vader was een grote uitzondering, hij was de enige die geen onderscheid maakte. Zelf was ik meer dan geinteresseerd in al het onbekende. Vooral in voedsel, de krokante garnalenkoppen in rempejeh die je op het schoolplein kon kopen, de trassilucht vond ik heerlijk.
Dat wil niet zeggen dat ik nu een voorkeur heb voor extreme voedingswaren. Ik hoef niet per se een opgegraven eendenei te proeven. Ik merk nu zelfs een zekere reserve tegenover allerlei nieuwigheden en een herwaardering voor juist het eten waarmee ik ben opgegroeid. Hoe eenvoudiger, hoe beter.

Wat ergens wel een onderliggende gedachte blijft in het grote onderzoek naar andermans gewoonten en gebruiken, is natuurlijk het ontroerende moment van herkenning. Wanneer je bij de ander hetzelfde gebaar vindt of ontdekt. De praktijk toont echter meer het gedrag van mijn tantes. Hun vooroordeel, hun zichzelf verheven voelen boven anderen. Hun onverdraagzaamheid. Hun ongezouten uitspraken vol negativiteit jegens mensen die zij niet kennen.
Jezelf onderscheiden van anderen leek een doel op zich in het leven. Misschien heb ik meer van mijn vader dan ik weet, maar voor mij is elk mens even waardevol.
Maar. Nu komt het.

Er zijn mensen die vervelend zijn. Die zitten met hun schoenen op de bank in de trein. In stiltecoupé’s voeren ze het hoogste woord. Ze blijven hinderlijk tegen je stoel aanbonken. Meestal worden gedrag (voorkomen en gewoonten) van deze mensen verbonden aan hun afkomst. Koppelen van een nationaliteit aan hinderlijk gedrag, is algemeen gebruik, ook door de media. Etnische scheidslijnen bepalen wie of wat je bent. En als je dat niet bent, dan hoor je dat tenminste te zijn of te worden. Identiteit wordt opgelegd. Je uiterlijk, kleur van ogen en haar. De schedelmaat, al of geen hoog voorhoofd. Al deze fysieke kenmerken zijn bepalend voor de bejegening die je zult ondergaan.

In de tijd van mijn tantes waren er geen invloeden van buitenaf. De wereld was net zo breed en lang als je oog reikte. De avond viel als een neergelaten donker gordijn. Een ieder viel al vroeg, uitgeput door gezond hard werken, in slaap en stond de volgende dag weer vroeg op. Het liefst nog voor zonsopgang. Het leek zo’n veilige wereld zonder turbulentie. Ziekte en dood hoorden bij het leven. Toch lag er altijd iets op de loer en juist daarom hield men waarschijnlijk alles krampachtig zoals het van generatie op generatie was geweest. De ingrediënten van een vertrouwde wereld, de geur van die tijd… alles raakte op zijn kop. Ik vertrok en werd voor altijd een vreemdeling aan wie ongelimiteerd de vraag gesteld mag worden: waar kom je vandaan, wat heb je gegeten. Hoe maak je dat klaar? Wanneer ga je terug?

De aarde was niet meer bol maar plat en dichtbevolkt. Over mijn aanwezigheid in dit gebied werd gefronst. Ondanks alle vaderlandse geschiedenis op school en de komijnekaas die mijn grootvader meenam als traktatie uit de stad. Ondanks alle jeugdboeken vol verhalen die zich in winterlandschap afspeelden waar warme anijsmelk werd gedronken. Ik bleef een vreemdeling met aanpassingsproblemen. Achteraf vind ik dat ik meer dan mijn best heb gedaan. Ik heb getracht uit te blinken. Accentloos Nederlands te spreken, aan de telefoon kun je in ieder geval niet horen waar ik vandaan kom. Ik kan zuurkool en andijviestamppotten klaarmaken en voortreffelijke gestoofde peertjes. In gedrag val ik niet op. Een zekere intolerantie tegen katten in de tuin heb ik behouden, maar verder ben ik een goede buur.
Alleen heel soms zet ik de muziek luid, wanneer ik het hele huis wil drenken in de stem van Fairuz. Maar verder groet ik vriendelijk wanneer ik de tram binnenstap.

Toch! Er blijft altijd iets in de lucht hangen. Iets onverklaarbaars. Een vraag en vaag gevoel. Word ik geaccepteerd? Lach ik niet te luid? Teveel? Ik heb er nooit een vinger op kunnen leggen. Laatst zei iemand tegen mij dat hij moet lachen om hoe ik praat. Het heeft iets geaffecteerds, zei hij. Alweer doorgeschoten in de aanpassing dus.

Eerlijk gezegd ben ik nu weer terug bij af. Het kan me allemaal niet meer schelen of men mij gezellig vindt of niet. Ik hoef niet meer ergens bij te horen. Ik heb de positie van noch bij de een of de ander thuis te horen, inmiddels aanvaard. Natuurlijk voel ik wel iets van jaloezie als ik mijn vriendin hoor over haar familie. Ze huren meerdere keren per jaar een huisje waar de hele familie bij elkaar komt. Haar broers staan altijd klaar om te helpen. Ze geeft al jaren les aan buitenlanders, maar ze zal niet een gezamenlijke iftar-maaltijd delen, want je weet nooit waar de bouillon in de linzensoep van getrokken is. Ik ben echt een kind van dit land geworden, ik vind alles goed, maar met mate! Ik heb geen principiële bezwaren. Onderbroeken en theedoeken gaan gezamenlijk in de was, mijn moeder zou er een beroerte van krijgen! In het begin had ik een afkeer van al die mensen die zo lelijk deden. Ook ik verbond dat aan hun nationaliteit. De praktijk leert echter dat we niets meer zijn dan mensen met allerlei tekortkomingen. Een natuurlijke neiging jezelf te onderscheiden en te denken dat je het beter weet. De wereld vertellen wat goed is, geleund tegen een dominante cultuur. Wijd en zijd verbreid door geraffineerde verkooptechnieken. Verpakt in films, series. Verwerkt als smaakmaker, trendsetter.

In de afgelopen decennia is wel gebleken dat niet iedereen op deze uitverkoop zit te wachten. Tegenwoordig wordt er nu hoofdzakelijk over geloof gesproken en tolerantie. Aanpassing is weer de norm. Essentials, rituals zijn de nieuwe etiketten. Wij zijn niets meer dan voorbeeldige consumenten. Onbehagen wordt gesmoord met hapklare brokken waarvan we de kleine lettertjes op de verpakking allang niet meer kunnen ontcijferen. Wat is essentieel en wat zijn rituelen? Paradijs en hel zijn verenigd in verlangen het altijd voorbijgaande moment vast te houden. Gelukservaringen te bevriezen. Een ultiem concept te ontwikkelen dat een gelukkige staat moet waarborgen. Sommigen offeren zich letterlijk op en menen daarmee garantie op eeuwigdurend geluk te verkrijgen na hun dood. Anderen verzamelen alle denkbare designtrofeeën om hun geluk in dit leven ten volle te proeven. Dat gaat met zoveel inspanning gepaard dat ze het vermogen om nog te kunnen genieten, kwijtraken. Optimaal opgaan in het moment blijkt niet meer mogelijk.
Dan maar, zoals de meesten van ons, in het juk van alledaags familiair samenzijn stappen. Waarbij het onmogelijk is je individualiteit te bewaren. Dat deel van ons leven dat verbonden is met een hoger bewustzijn, raakt aan lager wal.

Er zijn nogal wat theorieën ontwikkeld over hoe je een beter mens wordt. De bedoeling en betekenis van het leven. Hoe ga je om met je medemens. Wat deel je met wie en wanneer. De rode draad in elk menselijk samenzijn is er op gericht dat je er beter van wordt. Je moet er wat aan hebben. Het liefst direct of in ieder geval later, anders is het zo’n zonde van onze kostbare tijd. Sommigen werken aan een bewustzijn waarin zij afgunst, jaloezie, begeerte proberen om te zetten in mededogen voor hun medemens. In de praktijk blijkt accepteren van alle onhebbelijke karaktertrekken waarmee mijn uitverkorenen (mijn vrienden) behept zijn, moeilijk genoeg. Anderen die onze wegen kruisen zijn vreemdelingen, passanten. Zodra we de ander hebben gedetermineerd en in een hokje hebben geplaatst, gaan we over tot een definitievere stap. Is hij/zij interessant genoeg om toegelaten te worden tot onze kennissenkring? Kan hij/zij wellicht van enig nut zijn? Is hij/zij wellicht de persoon waar we levenslang naar op zoek zijn?

We kunnen in één blik milieu, scholing, werk classificeren. Sommigen dragen overduidelijke statements op hun shirts. Op allerlei denkbare wijzen worden signalen uitgezonden. ‘Hoofd’cultuurdragers. Merkkleding en subculturen. Hippe hebbedingetjes als de ‘ik-bel’, de ‘ik-liefkoos’. Waar komt de behoefte toch vandaan om zich te distantiëren van elkaar? De ander tot vreemdeling te verklaren? Hem of haar te determineren? Willen we voorbereid zijn, onaangename verrassingen voorkomen? Of willen we weten wat we aan die gasten kunnen slijten. De vader van die bekende gekuifde politicus, die zich zo afzet tegen andere culturen die volgens hem geen manieren hebben, was vast kruidenier van beroep, geconfronteerd met winkeltjes en toko’s waar je naar hartenlust mag knijpen en voelen. Proeven. Of had hij juist een voorouder die het verre vreemde dichtbij heeft gehaald? Kent hij zijn eigen geschiedenis, is hij zich daar van bewust?

Boven alles waar de mens over wikt en beschikt, hangt een natuur die hij nooit de baas wordt. Niet alleen regen en zonneschijn, overstromingen en droogte zijn bepalende omstandigheden. De blauwdruk van de natuur, van alles wat onzichtbaar, onverdeelbaar is, zijn wij de dragers. De een doet dat met vertoon van rituelen, de ander laat dat uitwaaieren in de iconen van deze tijd, een digitaal fotoalbum. Twitter. Niet onze maaginhoud, maar ons digitaal profiel vertelt wie we zijn. Het ‘Ik-tijdperk’ in de digitale en virtuele wereld en tegelijkertijd het gevoel van alles en iedereen verlaten te zijn. Al verbindt een klik met de muis mij met de buitenwereld, ik mis een arm om mij heen. Dat moet ik dan maar door middel van meditatietechnieken visualiseren. Voor mijn welbevinden heb ik niet noodzakelijk een ander nodig. Maar wat te doen met de vraag wie ik ben, wat ik wil, waar ik heen ga? Gaat er niet alsmaar kostbare tijd verloren terwijl ik hier zit? Dit moment, is dat voldoende?

De vlucht naar vrijheid, de rangschikking van tijd naar eigen believen en daarmee het hercreëren van een eigen veilige wereld. De deur achter je dichttrekken. Je eigen gangen nagaan. De totale fixatie op het ik-bewustzijn. Het is mogelijk om die eigen wereld om je heen te draperen en je overal veilig te voelen. Afstand tot de ander wordt paradoxaal genoeg groter, terwijl je juist inlogt op Air Asia.

We mogen zeggen wat we denken, in de praktijk is dat vooral iets zeggen zonder (na)denken. Opdreunen wat hoort, wat past of wat ons wordt voorgekauwd en soms zelfs voorgespiegeld. Klopt het wel met je eigen waarheid? Wat is waar of gelden er verschillende waarheden? Bestaat er een universele waarheid? Is er nog een waarheid onaangetast door leugentjes-om-best-wil? Zijn we in staat om iets waar te nemen zoals het in wezen is? Ideeën, vormen, gedachten die aan ons zijn overgedragen en met de paplepel zijn ingegoten, bepalen de manier waarop we kijken. Niet het beeld, maar het concept bepaalt wat wordt waargenomen. Kijken zonder al een bijgedachte is dus niet mogelijk. In de loopgraven van andermans gedachten draven we door. Er is geen plek, geen blad, geen veld, waar opdringerige gedachten niet postvatten om de zogeheten argeloze voorbijganger te overvallen. Angst om wat ons kan overkomen, is de basis van veel overbodige gedachten. Deze angst wordt door vrijwel alles om ons heen bevestigd. Bijna alles.

Geketend door angst voor verlies, verblind door gemanipuleerde denkbeelden, durven we de vreemdeling niet meer in de ogen te kijken. Grootgebracht met het maken van onderscheid op basis van huidkleur en geloof. Er moet altijd een ander zijn aan wie je je eigen tekortkomingen kan ophangen. De ander is oorzaak en gevolg tegelijk van ons eigen onvermogen en blinde kennis.

De vreemdeling is iemand die huis en haard verlaten heeft om in ons land een nieuw leven te beginnen. Stel dat nou juist die zwarte man met de vuilniszak en de bezem van een hogere orde is? Wie weet draagt hij nog de korrel van waarheid bij zich die ons zou kunnen bevrijden. Een waarheid die niet meervoudig is ontleed en verdeeld. Intuïtie? Zonder dik bovenop gelegde waarden is de ander ons niet veel waard. In nauwer wordende cirkeltjes van geloof, cultuur en afkomst zijn we allen medeplichtig. Leven we in een schijnwereld. Niets is wat het lijkt. Achter elke zogenaamde waarheid schuilt weer een andere. Wie daar van uitgaat hoeft niet meer zijn best te doen. Grenzen tussen goed en kwaad vervagen. Er is niet één waarheid wordt gezegd, omstandigheden bepalen het hedendaagse waarheidsgehalte. Hoe maak je dan nog onderscheid tussen goed en kwaad?
Hoe weet ik of mijn gedrag te rechtvaardigen is? Waarom is de innerlijke stem altijd in discussie? Zo simpel klinkt de karma-gedachte: elke misère is een kans om opgebouwd saldo van slechte daden in te lossen. Hoe zit het dan met de duizenden die worden meegesleurd door een rivier die buiten zijn oevers is getreden? Wat hebben al deze mensen, baby’s en peuters op hun conto staan? Of gaat het meer om ons karma die aan de kant staat en toekijkt?

Als de zon maar de donkere schaduwen oplicht van mijn relativerende geest. Dan kan ik weer leven en ben ik in staat om de man met de bezem op straat te begroeten met een glimlach. We zijn deel van het heelal, zwervende deeltjes in de lucht, angstvallige blikken op straat, geluiden van een verre claxon, een voetstap die zich verwijdert. Volledig overgeleverd aan de zuigkracht van zwaartekracht en de zuignappen van het zwarte gat, tuimelen we als zuigelingen in de ruimte. We bidden voor dagelijks brood maar bedoelen dagelijkse structuur om te verankeren in plaats van mee te drijven als wrakhout.

We verbinden ons met iemand voor een levenslange les. Ge zult mij niet in de steek laten, is het refrein waarmee we opstaan en ons te ruste leggen. De zoektocht naar wie we zijn leidt een eigen leven. Zijn wij slechts de schaduw van een ander? Een mislukt afgietsel van een oervorm? Ons welbevinden wordt bepaald door beelden elders op de wereld waar mensen onder modderstromen bedolven worden. Of uiteengereten door ontploffingen. Op één been op de wereld door een granaatscherf. Waar de Mme’s Bovary in andere culturen gestenigd worden.

Nee, maar dan mogen we ons gelukkig prijzen door de mate aan vrijheid en tolerantie die ons tot de lippen stijgt. Het vreemde en het eigene zijn huismerken, permanent in de aanbieding. Er zijn mensen die altijd willen weten waar iets of iemand vandaan komt. Optellen van zoveel mogelijke verschillen, is een spel waarmee je kunt scoren. Wat zeg ik? Je kunt ermee verdienen. Het is een tradesmark. En dat is maar goed ook, de ander als curiosum bestuderen en je eigen geschiedenis blijvend verbinden met oost west thuis best, geeft de burger moed.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter