blog | werkgroep caraïbische letteren

Gasbommen, lemmetjes en rijst zetten (4 en slot)

Nut en noodzaak van taalverbastering in de literatuur

door Karin Amatmoekrim

Natuurlijk was Accord niet de eerste die bijdroeg aan de Surinaams-Nederlandse literatuur. Wij slaven van Suriname van Anton de Kom kan gezien worden als een uitgesproken anti-koloniale roman, waarin de schrijver de geschiedenis van zijn volk uit handen van de kolonisator nam en het zich voor het eerst eigen maakte. Een andere herschrijving van de geschiedenis kwam in de vorm van de postkoloniale succesroman van Cynthia McLeod, Hoe duur was de suiker.

Emancipatie op taalgebied nam onder meer vorm in het werk van Edgar Cairo, die met zijn taalexperimenten een lans of drie heeft gebroken. Schrijvers als Astrid Roemer, Thea Doelwijt en Ellen Ombre brachten complexiteit aan in wat te gemakkelijk als een tweedimensionale literatuur gezien kon worden; zij sneden thema’s als homoseksualiteit en gekte aan binnen de eigen Surinaamse literatuur.

Ellen Ombre – Portret door Nicolaas Porter

Meer nog dan zijn collega-auteurs, maakte Clark de Surinamer bewust van het eigene. Anders gezegd; hij gaf als schrijver van het volk, als geen ander ook een stem aan het volk. Dat deed hij, zoals gezegd, door ook te schrijven in het verbasterde Nederlands van het volk. Hij gaf in feite weer wat hij in het leven zag en hoorde. Salman Rushdie noemde de postkoloniale literatuur een vorm van ‘terugschrijven’ aan de oude overheersers, namelijk; het schrijven van een eigen literatuur en geschiedenis, vaak in de taal van de oud kolonisator.

Dit raakt direct aan Clarks strijd om elke uitdrukking, elk woord, ele schijnbaar verkeerd gebruikte werkwoord precies op de plaats te laten staan waar hij hem bedacht had. Het is een vorm van literaire emancipatie met Clark als fakkeldrager van de postkoloniale literatuur in Nederland.

Maar ook op andere manieren is zijn oeuvre doordrenkt van wat het volk aan verhalen had:

Met De koningin van Paramaribo zette hij een personage neer dat ondanks haar exotische leven – een prostituee in het verre Paramaribo – de universele waarden van een mensenleven vorm gaf. In Tussen Apoera en Oreliamaakte hij de gewaagde keuze om te schrijven over een Indiaanse liefdesgeschiedenis in het regenwoud – verder van het bed bestaat voor de Westerse lezer bijna niet. Het is een van de weinige romans die zo uitgebreid ingaat op leven en cultuur van de oorspronkelijke bewoners van Suriname, de indianen, die net als de andere bevolkingsgroepen in dat land voor altijd de gevolgen van de kolonisatie zullen voelen.

Op Tussen Apoera en Orelia volgde Bingo!, over een wijdverspreide verslaving onder de Surinaamse gemeenschap in Nederland. Het is de eerste en enige roman van Clark Accord die zich niet in het land van herkomst afspeelt. De migrant als uitgangspunt is, naast het ‘eigen’ taalgebruik en het vertellen van de eigen geschiedenis, een van de belangrijkste eigenschappen van de postkoloniale literatuur.

Toch schuilt Clarks waarde voor de postkoloniale literatuur er niet alleen in dat hij de geschiedenis herschreef vanuit het eigen perspectief, want dat deden er meer vóór hem. Zijn waarde ligt er ook niet alleen in dat hij universeel maakte wat te vaak als exotisch wordt gezien; de gekoloniseerde mens, die ook de westerling aansprak, personages die de ruimte kregen om voorbij stereotypes te bestaan. Nee, volgens mij bestaat het gewicht van zijn werk vooral uit het bereik ervan.

Kort na zijn overlijden vond een criticus het nodig om een essay* te schrijven waarin de kwaliteit van Clarks werk ondergeschikt werd genoemd aan zijn rol als jongen van het volk, zijn rol als mediageniek personage waarmee de Surinaamse gemeenschap kan pronken. Een nogal vilein stuk, gezien de timing ervan, maar ook een observatie die niet verder dan de oppervlakte reikt. Accord mocht dan een geliefd persoon zijn, die zich sterk verbonden voelde met ‘zijn mensen’, maar er was duidelijk meer aan de hand dan dat hij enkel een mediageniek persoon was, en een slechts matig getalenteerd schrijver.

De discussie over kwaliteit versus populariteit is hier namelijk volkomen irrelevant. Als we kijken naar wat ik voor het gemak even de autochtone Nederlandse literatuur noem, dan is al jaren duidelijk dat deze opgebouwd is uit een klein plukje literatuur, en een overgrote meerderheid van boeken van discutabele kwaliteit, ik noem ter illustratie, neem het me alstublieft niet kwalijk, KLUUN, Saskia Noort, Esther Verhoef – schrijvers wier boeken keer op keer door de mangel gehaald worden en die er desondanks geen exemplaar minder door verkopen. Hoe relevant is de discussie over kwaliteit versus merknaam dan nog, kan je je afvragen. In de postkoloniale literatuur speelt bovendien een extra kernwaarde, eentje waaraan de westerse literatuur geen boodschap meer heeft. Het gaat dan om het verspreiden van een mens- en wereldbeeld dat tegen de gangbare opvattingen ingaat. En om dat beeld te helpen verspreiden is een zekere mate van geliefdheid bij het publiek noodzakelijk.

Terwijl de receptieve kant van het literaire veld zich bezig houdt met de kwaliteit van Clarks werk, gemeten naar wat eurocentrische waarden genoemd kunnen worden, strekt zijn betekenis zich veel verder uit. Zijn boeken hebben nagenoeg elke Surinamer, en een fiks aantal Nederlanders daarbij, bereikt. Daardoor is het beeld van de Surinamer, van binnenuit verteld, in alle glorie en al het verdriet, in al zijn menselijkheid en in al zijn authenticiteit, in de eigen taal, inclusief de uitdrukkingen die bij een ander gewijzigd zouden worden, dat hele eigen beeld van de echte Surinamer, verspreid geraakt onder een ongekend aantal mensen. In het ondergraven van wat men doorgaans leest, daar ligt de waarde van Clarks werk.

Hij bood niet alleen een alternatief verhaal, zoals ook de andere schrijvers die ik eerder noemde, deden. Wat vooral ook van belang is, is dat de verhalen die hij vertelde door het succes ervan een vanzelfsprekendheid kregen die de meeste andere postkoloniale boeken helaas moeten ontberen. Een roman met minder succes heeft immers slechts marginaal invloed op het debat. Clark werd al met zijn debuut het literaire veld in getorpedeerd. Door zijn succes kon niemand meer om hem heen. Door zijn succes kon ook niemand meer om zijn personages en om zijn verhalen heen – hoe exotisch of anders ze ook schenen te zijn. Hij eiste luidruchtig een plek op voor de Surinaams-Nederlandse literatuur. Zijn succes was van een omvang die vooralsnog ongekend was voor een Surinaamse auteur. Het was een succes waarvan de gemiddelde Surinamer niet durft te dromen, misschien vanwege dat idee van inferioriteit waarin hij is geboren, en waaraan Anton de Kom ooit treffend refereerde;

‘Geen volk kan tot volle wasdom komen, dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft.’ Clarks succes zaagde aan de poten van dat complex. Boek na boek, na boek, beschreef hij dat de Surinamer het recht had om er te zijn. Dat zijn verhalen de moeite van het vertellen waard waren. Dankzij zijn grote publiek, dat inderdaad misschien nog meer van hém hield dan van zijn boeken, wist hij beweging te krijgen in het vastgeroeste beeld van de Surinamer als buitenstaander in de Nederlandse literatuur.Het is misschien nog te vroeg om te zeggen wat zijn plek in de postkoloniale literatuur precies is. Duidelijk is wel al dat hij de weg vrij maakte middels zijn boeken, maar daarnaast ook met zijn eigen publieke verschijning. Hij liet geen kans onbenut om luidruchtig duidelijk te maken, met veel bombarie, met veel djoegoe djoegoe, met bombels en barbari; hier is de Surinaams-Nederlandse  literatuur – in alle kleuren en klanken van dien.

* Noot van de redactie van CU: Michiel van Kempen, ‘Over de liefde voor een schrijver als rolmodel; Clark Accord 1961-2011.’ In: De Gids, 174 (2011), nr. 5, pp. 555-562.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter