blog | werkgroep caraïbische letteren

Fris debuut van een 11-jarige: verhalen van Soei Len

door Michiel van Kempen

Shantanu Soei Len Tjon heeft een boekje geschreven met de titel Alakondre verhalen; Uit de wereld van Soei Len. Op zich niet zo bijzonder, ware het niet dat de flaptekst meldt dat de schrijfster “elf jaar is en zit op de Richenel Slooteschool [in Paramaribo]. De verhalen heeft zij geschreven aan het begin van de covid-19-pandemie.” Het boekje is verschenen in september 2021, dus dat betekent dat zij ongeveer 10 jaar was toen zij de schetsen in het boekje opschreef. Voor zover ik weet betekent dit het vroegste debuut ooit binnen de Nederlands-Caraïbische literatuur.

En laat ik al direct zeggen dat dit een opgewekt geschreven boekje is, de moeite van het lezen waard. Hoort een uitgave van een elfjarige tot de jeugdliteratuur? Ik weet het niet en het maakt me ook eigenlijk niets uit. Nee, het is geen literair meesterwerk, het zou ook belachelijk zijn om een tienjarige te willen vergelijken met gelouterde schrijvers. Maar Soei Len schrijft fris van de lever, in een onopgesmukt smakelijk Surinaams-Nederlands en haar fantasie zijn weinig grenzen aangemeten (men leze het laatste verhaaltje uit de bundel onder deze recensie). Zij schrijft een realistische schets over het gekibbel en gepest van jonge meisjes onder elkaar, maar ook dierverhalen en een Surinaamse variant van ‘De rattenvanger van Hamelen’. Je ziet dat sprookjes of Anansitori die haar ooit verteld zijn haar geïnspireerd hebben, maar ze geeft er een geheel eigen draai aan en soms gaat de dagelijkse wereld naadloos over in een fantastisch universum. Ze schrijft over haar eigen wereld  in de Paramaribose buurt Combé en haar eigen alakondre-familie. Daarmee geeft ze haar eigen invulling aan het concept dat Henk Tjon ooit voor het theater ontwierp en dat later school maakte: cultuur maken uit alle tradities en eigen karakteristieken van die hele mamio (lappendeken) aan culturen die Suriname rijk is.

Alakondre

Soei Len. Foto coll. Cees Klapwijk

Dat alakondre zit diep in haar genen: de ene overgrootvader kwam uit China (’De overgrootvader van mijn moeder van moederskant was een Chinees met één lange vlecht’) , de andere kwam met het schip de Zanzibar uit Brits-Indië (’Hij had in Nickerie een winkel in de Gouverneurstraat en een rijstpelmolen in de Van Drimmelenpolder.’) De Chinees kreeg kinderen met een creoolse man en één van die kinderen heette Harry – en dan zijn we binnen anderhalve pagina aanbeland bij een van de bekendste vertellers die Suriname ooit gekend heeft: Harry Jong Loy (1901-1984). Zou verteltalent dan ook in het genoom van generatie op generatie worden doorgegeven? Kennelijk wel.

Eerder dan aan Harry Jong Loy moest ik zelf bij deze zeventien verhalen denken aan een van de andere grote vertellers van Suriname: M.Th. Hijlaard – van wie het niet te geloven is dat zijn fameuze boek Zij en ik uit 1978 nog altijd nooit is herdrukt. Ook Hijlaard schrijft korte zinnen in een bijna naïeve manier van observeren, waaruit dan plotseling door een wending de prachtigste details omhoogschieten, als een felrode palulu uit het overweldigende groen van het bos. Bij Soei Len gebeurt precies hetzelfde.

Tekeningen

Maar Hijlaard schreef jeugdherinneringen, hij tekende ze op als man op leeftijd, Shantanu Soei Len Tjon staat nog helemaal aan het begin van haar schrijfcarrière. Ze kijkt om zich heen en ziet in alles materiaal voor verbeelding. En daarbij betoont ze zich ook nog eens een begenadigd tekenaar, want elk verhaal is voorzien van een telkens compleet andere tekening in de vorm van een gunungan, een soort reuzeklaver die in de rituelen van de Javanen terugkeert.

Tekening van Soei Len uit het boek

Ik hoop nu maar één ding en dat is dat ze dit ontegenzeglijke schrijftalent en deze vrije fantasie koestert en haar schrijftechniek blijft ontwikkelen. Dat ze in de komende jaren docenten treft die haar niet door de gehaktmolen van alle conventies en afgepaste voorschriften halen, maar die haar stimuleren om haar verbeeldingskracht ruim baan te geven. Daarom wil ik graag de laatste levenswoorden van criticus Jos de Roo toewensen aan Shantanu Soei Len Tjon: “Wees stronteigenwijs”, en De Roo haalde de lijfspreuk aan van zijn eigen leraar pedagogiek, hier zijn die woorden voor de goede verstaander: ‘Wees gelukkig, wees debiel!”

Shantanu Soei Len Tjon, Alakondre verhalen; Uit de wereld van Soei Len. Samenstelling Ruth San A Jong. Paramaribo: Schrijversvakschool, 2021. 95 pagina’s. ISBN 978-99914-75-318. Prijs in Nederland € 14,50. (Ik zou dit stukje misschien niet geschreven hebben als ik dit boekje, keurig gedrukt door Suriprint, niet gemakkelijk ook in de Nederlandse boekhandel had kunnen kopen. Dat kan tegenwoordig dankzij een samenwerking van de Stichting Boekenportaal Suriname met uitgeverij Publishing Services Suriname van schrijfster Ismene Krishnadath.)

Tekening van Soei Len uit het boek

Srefidensi krosi, door Shantanu Soei Len Tjon

Wel, met Srefidensi trekt iedereen een klederdracht aan. Hindoestanen trekken Hindoestaanse kleding aan, Javanen hun Javaanse kleding enzovoorts. Je ziet weinig dat men een klederdracht van een ander draagt. Toen we een klederdracht op school mochten dragen, droeg ik een pangi of een soort koto. Ik zat in de tweede klas. Kinderen kwamen me vragen of ik een marron ben en waarom ik een pangi droeg. Waarover hadden ze het? Eerst wist ik niet wat ik moest zeggen en antwoordde: ‘Gewoon, ik vind een pangi mooi.’

Ik wist niet wie een Javaan was en hoe een Javaan eruitziet. Mijn moeder heeft ons de mensen altijd als een meneer, me- vrouw, oom en tante aangeleerd, nooit die Javaanse man van de monteurszaak. Ik wist wel dat bij de supermarkt Chinezen zijn, omdat mijn moeder altijd zegt: ‘Ik ga naar de Chinees.’ En naar de Chinees gaan was voor mij een ander woord voor naar de supermarket gaan. Javaans, Chinees en Hindoestaans eten ken- de ik wel. Javaans eten is met ketjap gemaakt, Hindoestaans met masala en Chinees eten heeft geen kleur.

Oké, toen ik mijn moeder vertelde dat kinderen mij vroegen waarom ik een pangi draag, zei ze: ‘Vraag dat kindje, eet je bami of roti en moksi aleysi? Als je dat eet, kan je ook een sari of een sarong dragen.’

Ik wist niet wat ik met dat antwoord moest doen, mijn moeder heeft altijd van dat soort antwoorden. Pas later begreep ik het, want als je die pangi mooi vindt, draag je hem! Als je die roti lekker vindt, eet je hem!

Toen ik mijn Eerste Heilige Communie zou doen, wilde ik niet die vreselijke witte jurk dragen die op een trouwjurk lijkt, met dat gaas dat jeuk geeft en je warm maakt. Om die stomme jurk wilde ik bijna geen communie doen. Ik vroeg mijn moeder wat zij zou aantrekken. Ze wees me een Chinese bloes en een broek. Die wilde ik ook hebben. Ze heeft toen een combinatie van een Chinese en Hindoestaanse klederdracht laten maken. Ik was echt happy ermee. En toch kwam een meisje mij vragen, ‘Waarom draag je dit zo? Ben je Hindoestaan of Chinees?’

‘Ik ben een masala sawpaw!’
Dat meisje keek mij raar aan en liep weg. Masala sawpaw noemt mijn moeder ons soms. Ik moest lachen om mezelf.

Ik kijk altijd naar mijn moeder als ze zich klaarmaakt om naar een van haar activiteiten te gaan. Ze heeft een heleboel bling bling, tjengelen en doeken. Als ik haar vraag wat ze aantrekt, zegt ze is een Alakondre-stel: een combinatie van alle culturen. Dat vind ik zelf heel mooi, het brengt iedereen en alles bij elkaar. Ik kan nog niet goed uitleggen waarom ik het mooi vind. Ik denk: ‘Kunnen we niet altijd een Alakondre-stel dragen? En Alakondre eten? Alakondre voelen? Alakondre denken? Kan dat? Ik weet het niet? Ik wil het wel!’

3 comments to “Fris debuut van een 11-jarige: verhalen van Soei Len”

  • Wat een geweldige schrijfster-in-de-dop! Ze is nog jonger dan Anne Frank toen zij begon te schrijven! Ik hoop met heel mijn hart dat ze de kans krijgt om haar schrijftalent te ontwikkelen! Is ze familie van Henk Tjon? Die heb ik goed gekend in de jaren ‘80, toen ik in Trouw over niet-westers theater schreef. Hoe dan ook, ik wens haar vrede en alle goeds en veel Alakondre-inspiratie!

  • Met trots mag ik schrijven dat ik Shantanu Soei Len als een lief klein meisje op de Richenel Slooteschool heb leren kennen. Lief, rustig maar ook soms dromerig en verrassend kon ze zijn. Prachtig, hoe Shantanu in haar verhaal Srefidensi krosi haar gevoel en beleving van onze Ala Kondre heeft neer gepend. Haar pure, frisse, kijk en bevindingen van onze samenleving geeft ze aan in zuivere kinderlijke eenvoud.
    Shantanu….dank je wel.

  • Prachtig Shantanu doe wat je leuk vindt. We zijn inderdaad een Alakondre Surinaams volk. Ik heb hetzelfde dat ik een dagje een hindostaanse sari draag of een Shanghai jurk of een creoolse koto. Als kind als het me op school goed uitkwam was ik Chinees als het een Chinese vrije dag was. Of creool als het een creoolse vrije dag was. Ik ben een dogla. Mijn overgrootvader was een Chinees uit China Kwantung, mijn vader half Chinees, mijn moeder was een Portugese van Guyanese afkomst, dus ben ik een bastaard. Maar ben en voel mij Surinaamse. Succes met alles wat je wilt en gaat ondernemen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter