Frank Martinus Arion, pabien
door Jeroen Heuvel
Op 17 december 1936 is Frank Efraim Martinus geboren. Om de geboortedag van 85 jaar geleden te vieren van deze schrijver, beter bekend als Frank (spreek uit Frenk) Martinus Arion, schrijf ik dit artikel.
Het bestaat voornamelijk uit een samenvatting van ‘Papiamentu-Strategies and Négritude in Curaçao: Cola Debrot and Frank Martinus Arion’, geschreven door professor dr. Ineke Phaf-Rheinberger, van de Justus Liebig universiteit in Giessen, Duitsland.
Ineke Phaf geeft in dit artikel, gepubliceerd in ‘PerspectivasAfro’ van de Universiteit van Cartagena, Colombia, vooral aandacht aan de relatie van Debrot en Arion met de erkenning en bevordering van het Papiamentu en de négritude-beweging.
In de eerste novelle van Debrot, ‘De Mapen’ (1933) tovert Debrot op de laatste bladzijde van dit Nederlandstalig verhaal ineens in een Engelstalige zin Caliban tevoorschijn, ‘Caliban has a new master – get a new man!’ Debrot is de eerste Caraïbische auteur die Caliban als personage opvoert. In De Mapen, dat gaat over een mislukt experiment in Rusland om mensen met apen te kruisen, is Caliban de onderdrukte arbeider, dusdanig gemanipuleerd en verworden tot een hersenloze schakel in een dictatuur.
In 1948 kwam Debrot terug naar Curaçao waar hij bij de politiek betrokken raakte. Hij sprak met o.a. ‘doktor’ Moisés da Costa Gomez, van Joodse afkomst, oprichter van de Nationale Volkspartij, de NVP. Door zijn betrokkenheid veranderde de mening van Debrot over het Papiamentu. Noemde hij zijn moedertaal in ‘Mijn zuster de negerin’ nog neerbuigend een negerdialect, in het jaar van zijn terugkomst op Curaçao schreef hij onder het pseudoniem Chandi Lagun een dialoog in het Papiamentu, ‘Camind’i Cruz’. In 1952 werd Debrot in Den Haag gevolmachtigd minister van en tussen 1962 en 1969 was hij gouverneur van de Nederlandse Antillen.
Frank Martinus Arion publiceerde zijn eerste dichtbundel in 1957. ‘Stemmen uit Afrika’ verscheen in de door Cola Debrot opgerichte, bij De Bezige Bij uitgegeven, serie Antilliaanse cahiers, jaargang 3 nr 1, november 1957. De vader van Frank, Minguel ‘Gue’ Martinus, was een prominent lid van de NVP en maakte de eilandskinderen, in het Papiamentu uiteraard, bewust van de politieke identiteit van de NVP, met name tegen de onderdrukking van de ongekleurde Curaçaoënaar, die zich door de Democratische Partij, de DP, de andere partij in het toenmalige Curaçaose tweepartijenstelsel zag vertegenwoordigd. Frank ging vaak met zijn vader mee, aldus Mineke de Vries die werkt aan een biografie over Frank Martinus (Arion), in ‘De Parelduiker’, nr 3 van dit jaar.
Tijdens de beginjaren van Arion zijn studie in Nederland had hij veel contact met andere Antillianen. Ze richtten tijdschriften op en Frank schreef veel Papiamentu bijdragen. In 1973 kwam zijn eerste roman uit, ‘Dubbelspel’ en in 1975 Afscheid van de koningin.
In dat jaar ‘nam hij afscheid van Nederland’ en ging naar Suriname. Daar trouwde hij met de antropologe Trudi Guda, toen het Hoofd van de afdeling Culturele Zaken in Paramaribo. Na de coup in Suriname (1980) keert Frank terug naar Curaçao en wordt er directeur van het taalinstituut, Instituto Lingwistiko Antiano (ILA). Hij heeft zich hard gemaakt voor de erkenning van het Papiamentu als een officiële taal, wat op veel scepsis stuitte bij de achtergebleven Antillianen. In 1986 volgt de oprichting van Kolegio Erasmo, de eerste lagere school waar het Papiamentu de volledige instructietaal is; voor alle vakken moest het lesmateriaal in het Papiamentu worden geschreven. In 1996 publiceert hij de roman ‘De laatste vrijheid’ en doctoreert hij. In zijn dissertatie ‘The kiss of a slave’ bewijst hij het verband tussen West-Afrikaanse talen en het Papiamentu.
Ineke Phaf vervolgt met wat de ongekleurde Antilliaan Debrot, 34 jaar ouder dan de gekleurde Arion, nog meer bindt, dan het feit dat beide literaire auteurs de waarde van het Papiamentu hebben erkend en bevorderd. Ze hadden respect en bewondering voor elkanders werk en identiteit. Als Arion in zijn essay ‘Literatuur als vermakelijk onderzoek’ beschrijft hoe hij ‘Dubbelspel’ had geschreven, dan prijst hij de morele moed van Debrot om de interraciale seks, en de kinderen die daarvan het gevolg zijn, zodat je ongekleurde en gekleurde broers of zussen hebt, als thema te kiezen voor ‘Mijn zuster de negerin’; en dat vooral in de jaren 30 van de vorige eeuw. Ook de behandeling van de tijd vindt Arion gedurfd, omdat het in die tijd in de Nederlandse letteren ongebruikelijk was om een novelle in 24 uur te laten afspelen. Ook Dubbelspel speelt zich af binnen een dag.
Frank heeft in 1988 een essay geschreven ‘Het tragische levensgevoel bij Cola Debrot, voor het door Martinus georganiseerde symposium over deze nestor van de Nederlandstalige letterkunde van Curaçao. Volgens Debrot horen de Antilliaanse (schrijvende) Nederlanders dichter bij het existentialisme van de Spanjaard Unamuno dan de Europese Nederlanders, vanwege het volhardende doorzettingsvermogen en de moedige instelling ten opzichte van het leven, in tegenstelling tot het destructieve rationalisme. De tragische levensbeschouwing verwijst hier dan ook naar de inspanningen en acties van de Antilliaan. In zijn essay citeert Arion niet alleen Unamuno, maar ook Spinoza, Kant, Griekse tragedies en andere bronnen. Hij concludeert dat deze ‘tragische’ levenshouding vol belofte, strijdlust, vitaliteit en moed is om de tegenstellingen te bestrijden – een echt heldhaftige onderneming.
Sinds 2009 is het Papiamentu naast het Engels en het Nederlands de officiële taal van Curaçao. Was in de jeugd van Debrot het Spaans nog een veel gebezigde taal alhier, het gebruik daarvan is mede door de komst van de olieraffinaderij en de vele arbeiders uit de Engelstalige regio die hierdoor waren aangetrokken verwaterd. Hoewel Arion vloeiend Spaans kon lezen, was hij meer geïnteresseerd in het Caraïbisch Engels. Hij verzette zich tegen V.S. Naipaul de schrijver uit Trinidad en winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur in 2001. Naipaul vindt dat er niets goeds is gekomen uit het Caraïbisch gebied en aan het einde van zijn leven probeerde hij zelfs te vergeten geboren en getogen te zijn in de tropen. Arions mening staat daar lijnrecht tegenover. Zijn roman ‘De laatste vrijheid’ is een indrukwekkend statement ten gunste van de artistieke en wetenschappelijke capaciteiten van de Caraïeb.
Arions karakters staan fier naast die van de in St. Lucia geboren Nobelprijswinnaar Literatuur van 1992, Derek Walcott. Naipaul heeft Arion bewogen tot een weerwoord, maar van Walcott heeft Arion in 1981 op verzoek van theatermaker Edsel Samson een vertaling, of liever een adaptatie gemaakt van ‘Dream on Monkey Mountain’ (uit 1970). Dit theaterstuk is het eerste in het Nederlands gespeelde stuk van Walcott geweest, opgevoerd door TIE3, onder de titel ‘Droom op Apenberg’, ook al had Arion het vertaald als ‘Droom op Baboenberg’. (Zie https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/eerste-nl-vertaling-en-opvoering-derek-walcott/)
Ineke Phaf besluit haar essay met de opmerking van Frank dat hij de credits aan Debrot geeft voor wat betreft de introductie van de négritude, ook al beschouwen veel critici Arion als eersteling daarvan met zijn ‘Stemmen uit Afrika’.
Arion noemt zich een broer van Debrot. Ze werken allebei voor dezelfde familie: de Curaçaoënaar. Négritude is voor hen fundamenteel om de méntale segregatie te overwinnen. Arion stelt in een interview met een Amerikaan: “We hebben op Curaçao misschien niet zo’n strikte definitie van zwart als in de Verenigde Staten. We beschouwen onze maatschappij als een zwarte gemeenschap in haar geheel […] En het moet eenvoudig zijn, een op het Papiamentu gebaseerde gemeenschap”. In deze geest hebben Debrot en Arion hun monumentale erfenis nagelaten in geschriften. Hun gehechtheid aan het Papiamentu is cruciaal. De speelse en ‘tragische’ mentaliteit, verteld vanuit een mannelijk perspectief, is uniek in zowel het Caraïbisch gebied als de Amerika’s, en is de fundamentele voorwaarde om je op je gemak te voelen bij Antilliaanse mensen waar ook ter wereld.
Frank is weliswaar niet meer in het fysieke tussen ons, maar wie schrijft die blijft. Door zijn teksten blijft hij voortleven. In zijn gedicht ‘Mi ta skirbi’ schrijft hij dat hij dicht ‘Pa trese union entre ami / i mi morto’, om zich te verbinden met zijn dood. Mocht iemand mediamieke gaven hebben, por fabor wens Frank dan masha pabien i hopi siglo mas di eksistensha.
Bron: Phaf-Rheinberger, Ineke. “Papiamentu-Strategies and Négritude in Curaçao: Cola Debrot and Frank Martinus Arion”. PerspectivasAfro, 1/1 (2021): 110-132.
Négritude:
De négritude was een Franstalige literaire en ideologische beweging, die in de jaren 30 van de 20e eeuw werd ontwikkeld door schrijvers als Aimé Césaire en politici. Leden van de stroming voelden zich verbonden door hun gezamenlijke Afrikaanse afkomst en afkeer tegen het racisme in het Franse koloniale rijk.
In het toneelstuk ‘De storm’ (The tempest) van Shakespeare zitten slechts vier mensen op een ver eiland. Twee zijn autochtoon: de hardvochtige Caliban en de halfslachtige Ariël; de twee andere mensen zijn aangespoeld: de uit Milaan verbannen hertog Prospero met zijn dochter Miranda. Prospero is een magiër. Hij heeft de luchtgeest Ariël verlost van de boom waarin hij gevangen zat, maar niet om Ariël vrijheid te gunnen. Nee, Prospero knecht Ariël en ‘schenkt’ hem pas de vrijheid na bewezen diensten aan ‘de voorspoedige’. Shakespeare schildert Caliban af als een monster. Maar deze ‘Caraïeb’ leert de twee allochtonen wel hoe ze op dit ‘woeste’ eiland kunnen overleven. Als ‘dank’ leren de vreemdelingen Caliban Italiaans spreken -in plaats van de taal van de eilanders te leren- en knecht ‘de voorspoedige’ ‘de kannibaal’, omdat ‘de te bewonderen’ dochter Caliban van verkrachting beschuldigt.
Het toneelstuk ‘Een storm’ (Une tempête) van Aimé Césaire is een ‘adaptation pour un théâtre nègre’ volgens de auteur uit Martinique. In deze Caraïbische reactie uit 1969 krijgen Ariël en Caliban een andere invulling, alsook Prospero. Deze bewerking eindigt ook beslist anders dan bij Shakespeare, bij wie de verbannen hertog terugkeert naar Italië. Bij Césaire blijft Prospero op het eiland bij Caliban, zoals de kolonisten ook in de tropen zijn gebleven. Dit toneelstuk is in 1989 in Amsterdam opgevoerd in het Nederlands door theatergroep ZW. De titel van die productie luidde ‘Een eiland, of hoe een witte Nederlander geboren en getogen in de koloniën, in de klei van Amsterdam anno 1989 vastgezogen dreigt te raken. Het motto voor die productie kwam van Frantz Fanon: ‘Ik ben geen slaaf van de slavernij die mijn voorouders ontmenselijkt heeft. Ik ben mijn eigen fundament. En het is door te gaan voorbij de historische, instrumentale hypothese, dat ik de cyclus van mijn eigen vrijheid begin.’
Ook in Antilliaans Dagblad , 18 december 2021
Mooi Jeroen, mijn geheugen weer opgefrist: Frènk, Debrot, Négritude, Shakespeare!