blog | werkgroep caraïbische letteren

Fièrnu selestial

dichtbundel van Gibi Bacilio

door Jeroen Heuvel
Het eerste gedicht in deze drietalige bundel (origineel in het Papiamentu, met vertalingen in het Nederlands en Engels) is een zogenoemd elfje. Een gedicht van vijf regels, met elf woorden in totaal. Regel 1 heeft één woord, regel 2 twee woorden, regel 3 drie, regel 4 vier, en dan rest er één woord voor de laatste regel. Vertaald uit het oorspronkelijke Papiamentu staat er:

Gedichten,
val maar,
in duizend schakeringen,
kwetsbaar, over m’n uitgeput
eiland.

(Voor deze bespreking heb ik een andere vertaling van het Papiamentu naar het Nederlands gemaakt dan in de bundel staat.) De proloog past precies bij deze poëzie. De gedichten lijken met het gemak van toeval te zijn ontstaan, sommige kwetsbaar, andere kwetsend, klankrijk uitgestrooid over Curaçao. De titel van de bundel heeft als zelfstandig naamwoord Fièrnu (hel). Curaçao is een hel voor de dichter, die volgens het motto vindt dat te veel eilandgenoten vrij kiezen voor het kwade. Het bijvoeglijk naamwoord is selestial (hemels). Deze schijnbare tegenstelling bereikt de dichter door iedere dag opnieuw voor het inferno te proberen lieve, leuke en lekkere facetten te ervaren of bewust te bewerkstelligen. Maar het blijven adjectieven; de hel blijft onwrikbaar, zelfstandig staan. En vurig is voorvechter Bacilio overduidelijk. Het kunstwerk van Ailsa Anastasia op de kaft heeft veel rode vlammen in de hemelsblauwe lucht.

Het kunstwerk op de kaft is gemaakt door Ailsa Anastasia.

Na het elfje opent de bundel met Universo. Naast de eerste betekenis, kosmos, bedoelt de dichter op een ander niveau het commando: uni (verenig), verso (verzen)! Hij spreekt met ‘bo’ (jij) de poëzie aan die hem verlicht, opbeurt, zijn tranen droogt, zijn tong krult:

Si palabra kai pisá
zona wadjo,
bo zjeitu ta troka nan
den palabra liviano

In de bundel staan 25 gedichten, in het Papiamentu telkens op de linkerpagina. Op de rechterpagina staan in twee kolommen naast elkaar de Nederlandse en de Engelse vertaling. Ze gaan over liefde voor mens en ding, liefdesverdriet, hypocrisie, het zinken of de verkoop van Curaçao, kindermishandeling, verschillende beelden van dezelfde God, het onneembare Curaçao, Curaçao als hart van het universum, de slavernij en als laatste gedicht een ode aan Tula. Tula kan en mag niet ontbreken in een bundel of optreden van Gibi Bacilio. De dichter is dé man die de herinnering aan de krachtige en intelligente leider van de slavenopstand in 1795 levend houdt. Naast dichter is Gibi bijvoorbeeld ook de drijfkracht achter ‘Plataforma Sklabitut i Herensia di Sklabitut’ (Platform Slavernij en Erfenis van de Slavernij) en de hieronder ressorterende ‘Asosashon Promoshon Konsenshi Istóriko’ (Historisch Bewustzijn) die in het verleden groots opgezette theaterfestivals heeft georganiseerd met stukken over (de gevolgen van) de geschiedenis van de slavernij; zie hier op een website van de overheid en ook hier in de Volkskrant.

Gibi Bacilio krijgt het eerste exemplaar van zijn bundel overhandigd door uitgever Paul Roosenstein van Caribpublishing / Uitgeverij SWP Amsterdam.

In de bundel staan bij sommige gedichten QR-codes afgedrukt die je doorsturen naar videofilmpjes van de voordracht van het bewuste gedicht. Dit vernieuwend aspect maakt de bundel nog aantrekkelijker. Die codes en de filmpjes zijn gemaakt door David Margarita van Stitch Caribbean. Gibi, geboren in 1950, is daarin te zien in een dashiki en wordt begeleid door Grupo Palabra Musikal, bestaande uit Rudsel ‘Ruchi’ Isidora, percussie, Oswin ‘Oz’ Pikero, (dwars)fluit en saxofoon en Benito ‘Broertje’ Dolorita, viool. Gibi heeft een diploma als docent dramatische expressie van de Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar (Utrecht), wat onmiskenbaar is in de dramatische declamaties van zijn sterk ritmische poëzie. Muzikaal begeleid, keurig articulerend, met een ronkend rollende ‘r’, herhaalt hij soms een strofe of voegt hij een woordje toe aan de tekst zoals die in de bundel staat. In zijn declamatie van Tuma rienda valt dit goed op, als je de tekst meeleest tijdens het beluisteren. Bacilio is niet alleen vurig, maar zelfs hels wanneer hij in Por Dios (Ik zweer het) de schijnheiligheid van sommige predikers aanklaagt of in Demokrasia Outokrátiko (Autocratische Democratie) de bezopen, op geld beluste bewindvoerders en bange burgers. In de laatste strofe gloort er een straaltje hemel wanneer baldadig moedige burgers worden opgeroepen de democratie nieuw leven inblazen.

De voordrachten van Gibi zijn niet altijd alleen maar ritmisch. In sommige gedichten speelt de melodie een grotere rol. Luister bijvoorbeeld naar het ineenvloeien van melodieën in Noufragio. Het Wilhelmus klinkt naast het Curaçaose volkslied en het kinderliedje Nos ta bai Hulanda.

Gibi declameert_uit zijn nieuwe bundel Fièrnu Selestial bij boekhandel Bruna, Willemstad, Curaçao / foto: Aart G. Broek

In Mansebu (Jonge stier) verwijst de dichter naar het ritueel van de seú, het oogstfeest, waarbij de Manzinga, de volwassen stier in een duel met de Mansebu het onderspit delft. Omdat dit gedicht in de bundel direct volgt op het enige gedicht met een Franse titel, Ton Son, is de neiging groot om Mansebu ook te beschouwen als een homo-erotisch gedicht, getuige bijvoorbeeld het schelmachtige wiegen met de heupen, een geurig lijf, een mysterieuze blik, zijn lippen, kortom het dartel spel van ik zie je wel, ik zie je niet, pak me dan als je dan. In het gedicht over de herenliefde, Ton Son, ligt de dartele zomer, met pikzwart haar, in de armen van de herfst, met zilverkleurig kroeshaar. Het vleselijk instinct speelt op. De neusvleugels verwijden zich vanwege het zoete zweet. Het lichaam brandt van verlangen. Het mannelijk lid wordt beroerd en het voorraadschuurtje opent en sluit zich tot de uitbarsting volgt en de zomer en de herfst klaar zijn gekomen. Zo plat als het in deze parafrase staat, staat het niet in het gedicht. De dichter noemt het lid pal’i bida, dat eigenlijk een infuus is, of letterlijk een levensboom, in de Nederlandse vertaling van Aart G. Broek en Lucille Berry-Haseth heet het ‘de levensader’ en Scott Rollins heeft voor het Amerikaanse ‘woodie’ gekozen, slang voor een erectie.

Het gedicht hier weer voor heet Sonrisa, wat in eerste instantie glimlach betekent. Maar wie de bundel van achter naar voor leest, kan niet ontkomen aan de associatie met het Franse Ton Son van het gedicht erna, onder meer ook omdat de dichter in dit gedicht niet alleen sonrisa gebruikt als het om glimlach gaat, maar ook het minder bekende rémula bezigt voor glimlach. De ritmeversnelling en het lang volgehouden woordspel met ‘pan’ (brood) in allerlei variaties maakt dit gedicht licht en speels.

Lucille Berry-Haseth, rechts, die samen met Aart G. Broek voor de vertaling naar het Nederlands heeft gezorgd, hier op de avond van de boekpresentatie, met naast haar Eugene Maduro, de ceremoniemeester en het echtpaar Goedgedrag.

Dit zijn de momenten waarop de dichter het hemelse benadert. Als het om de liefde gaat en als het dichten spelen is. De kracht van de dichter is gelegen in het feit dat hij put uit een grote woordenschat, en originele metaforen gebruikt. Hij is sociaal bewogen, heeft compassie met de eenvoudige man en is kritisch naar de machthebbers, of dat nu de historische witte kolonialist is of de huidige gekleurde bewindvoerder.

Naast een elfje staat er een haiku in de bundel, mogelijk te vertalen als

Almaar blaffende
honden behoeven een die-
renarts voor de kop

De lezer mag zelf invullen welke ‘honden’ de dichter hier bedoelt. Poëtische vormkenmerken die Gibi verder met gemak gebruikt zijn begin-, midden- en eindrijm, enjambement, cyclische dichtvorm en in het gedicht Tula de anakoloet. Bijvoorbeeld komen in een strofe ‘poder’, ‘pordon’ en ‘paredon’ voor, in een ander gedicht speelt de dichter met ‘Dòler, Euro, Éros’ en ‘Dòler, dòlò, doló’ of ‘Shellen, Shellin, Shellon’. 

De boekpresentatie vond plaats op donderdag 26 september bij landhuis Morgenster, waar Giovanni Abath (rechts), ook bekend als artiest 7.1, zijn atelier en galerie heeft. Links de vrouw van Giovanni, Angelica.

Door te dichten probeert Gibi de hel die hij dagelijks ervaart iets te verlichten. Zijn voorlaatste gedicht, Tuma rienda (Het heft in eigen hand) heeft een beloftevolle titel. Het begint met een aanklacht tegen de Shell die zoveel grondwater heeft opgepompt om zijn installaties af te koelen, dat alle akkers kurkdroog zijn komen te staan en alle boeren er de dupe van zijn geworden. Curaçao is een apart hoekje op het kerkhof geworden waar lijken die het niet waard waren in gewijde grond begraven te worden, onder de aarde liggen. Het tweede deel is een oproep om het niet langer te pikken, zowel aan arbeiders als aan politici. De raffinaderij heeft zich uit de voeten gemaakt en de troep bij ons achter gelaten. De laatste twee regels luiden in de vertaling van Aart G. Broek en Lucille Berry-Haseth:

wij bepalen waarheen we gaan,
grijp de teugels met beide handen!

Helaas staat er niet in wat de positieve bijdrage van de Shell is geweest, en is het gedicht dan afgelopen en blijf ik op een honger. Ik mis vervolgens bruikbare richtlijnen voor de toekomst. Wat gaan we doen als we het heft in eigen hand hebben genomen? Die blik vooruit mis ik ook in het laatste gedicht, Tula. Ik daag Gibi uit om niet te blijven wijzen op het verleden, maar zich en ons voor te stellen wat leider en held Tula vandaag zou zeggen en doen om vooruit te komen, om vrijheid, gelijkheid en broederschap te realiseren. Idee voor de volgende bundel, waarin de hel in het bijvoeglijk naamwoord staat en de hemel in het zelfstandig?

Gibi Bacilio, Fièrnu Selestial, Hemels Hellevuur, Holy Hellfire. Amsterdam: Caribpublishing, Uitgeverij SWP, 2024.

Eerder verschenen in Antilliaans Dagblad, 28 november 2024

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter