blog | werkgroep caraïbische letteren

Felle discussie over de literaire canon gaat nu over schrijvers

Toen in 2002 een lijst klassieke werken werd opgesteld, ging het over literaire kwaliteit en historische waarde, schrijft René van Stipriaan.

De canon bestond niet, was hoogstens iets uit vervlogen en paternalistische tijden. Ik heb het over 2002. Mensen wisten nog wel wat een canon was, maar alles wat naar canon riekte was dood en begraven. Het negatieve sentiment was in 1991 afdoende vertolkt door literatuurwetenschappers Maaike Meijer en Ernst van Alphen in hun bundel met de veelzeggende titel De canon onder vuur, die opent met: „De Grote Nederlandse Meesterwerken staan in een geur van heiligheid. Die teksten die eenmaal tot de canon zijn toegelaten kunnen geen kwaad meer doen.”

De toon was daarmee gezet. In een reeks opstellen werden beroemde teksten uit de Nederlandse literatuur langs de meetlat gelegd – dat was veelal een feministische meetlat. In Du Perrons Land van herkomst werd in het alter ego van de schrijver „racisme, seksisme en homofobie” waargenomen. In Nescio’s Dichtertje werd een „zeer neerbuigende” kijk op vrouwen en zelfs een „voyeuristische” kijk op meisjes ontdekt, enz. enz.

Wie meent dat de cancelcultuur van vandaag of gisteren is, zou eens een avondje De canon onder vuur op schoot moeten nemen.

Paternalisme

Terug naar 2002. Samen met een paar andere mensen werkte ik aan het opzetten van wat uiteindelijk de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL, www.dbnl.org) zou worden. We zouden Nederlandse klassiekers gaan digitaliseren – maar wat waren precies die Nederlandse literaire klassiekers? Dat was in dit verband geen irrelevante vraag. Het lag voor de hand om een commissie aan het werk te zetten. Maar aan zo’n commissie kleefde het odium van paternalisme.

In 1990 hadden enkele neerlandici voor het middelbaar onderwijs een ‘verplichtende’ lijst van 21 werken van ná 1830 opgesteld, die meteen als ‘elitair’ en ‘autoritair’ werd afgefakkeld. Er werd zelfs gesproken over herinvoering van de ‘Kultuurkamer’.

Ook de verruwing van het maatschappelijk debat is niet met Twitter begonnen.

Komen aanzetten met ‘klassiekers’ vroeg dus de nodige tact. De nog kwetsbare DBNL moest trammelant zien te vermijden, en een canon-enquête ging daarbij helpen. We wilden in het late voorjaar van 2002 onze activiteiten officieel presenteren, en de uitkomsten van de canon-enquête konden bij die gelegenheid mooi bekend gemaakt worden.

Gedeelde cultuur

De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde stemde ermee in dat we onder haar circa 1.500 leden een enquête gingen houden. Het was verrassend dat er, tegen de veronderstelde tijdgeest in, grote animo bestond om aan de enquête mee te doen, en dat er vergaande aanbevelingen uitkwamen om het literatuuronderwijs en de kennis van de klassiekers te versterken. Minder verrassend was de canon zelf; er kwam een lijst uit met een stevig aandeel aan teksten van vóór 1900. Een echte canon dus. De canon anno 2002.

In de jaren erna veranderde het sentiment rond canons. Belangrijk was de oratie van filosoof Maarten Doorman in 2004, waarin hij de negatieve stemming over de canon, met name onder academici, frontaal te lijf ging en pleitte voor veel meer aandacht in het onderwijs voor literaire en ander culturele hoogtepunten. Opvallend was ook zijn definitie van de canon, die hij omschreef als „dat geheel van teksten, beelden, kunstwerken en historische gebeurtenissen dat het referentiekader is van een gedeelde cultuur”.

In de opsomming van Doorman zat een element dat tot dan nog niet zo vaak met enige canon in verband was gebracht, namelijk ‘historische gebeurtenissen’. Er hing omstreeks 2004 iets in de lucht; want kort daarop ontstond in kringen van de Onderwijsraad het idee om een ‘historische canon’ van Nederland op te laten stellen. Dit sloeg enorm aan en leidde tot een hele reeks lokale en thematische canons. De wereld raakte na 2005 een beetje in de ban van het lijstjes maken.

Dit jaar is de canon-enquête van 2002 op herhaling gegaan – onder een veel grotere groep beroepslezers dan destijds. Opnieuw is er een heel herkenbare literaire canon uitgekomen. Die van 2002 glinstert er nog op allerlei manieren doorheen. Maar er zijn ook enkele verschuivingen die tot nadenken stemmen, vooral het overduidelijke wegzinken van de poëzie en van het literaire erfgoed van voor 1900.

Wat me ook opvalt zijn de scherpe reacties die de uitkomsten, veel meer dan in 2002, nu oproepen. Ik schrok nogal van de kop in de NRCToch weer veel dode, witte mannen (1/10). De rookslierten van een zich ontwikkelende culture war trekken inmiddels ook door deze krant. De nuancering volgde in een hoofdredactioneel commentaar (6/10), en die was nodig.

In 2002 het werk, nu de auteur

De sfeer rond de lijst klassieke werken stond in 2002 nog in het teken van een discussie over literaire kwaliteit en historische waarde. Dat is helemaal veranderd. Onderscheid naar nationaliteit, etniciteit, geslacht, zelfs mortaliteit van de auteur speelt een overheersende rol in de woordenstrijd die nu in veel media woedt. De discussie is zich daarmee aan het verleggen van het werk naar de auteur. Het is kennelijk een fase waar we doorheen moeten. Maar er dreigt ook het gevaar dat we er in blijven hangen.

En dan belanden we opnieuw in een verzuiling waarin clubjes teksten langs hun eigen morele meetlat gaan leggen. Dat is niet alleen kleingeestig, maar ontkent ook waar belangrijke literaire teksten voor staan: ze zijn bijna zonder uitzondering een uiting van intense maatschappelijke spanningen, en ze beschrijven een wereld die vergaand onvolmaakt is. Dat geldt voor Van den vos Reynaerde, voor Anna Bijns’ Refreinen, en ook voor Carry van Bruggens Eva. En ja, in teksten zit altijd een waardenpatroon verwerkt, van de personages, van de auteur en van de tijd waarin ze geschreven zijn. Vaak onbewust en ongemerkt.

Moeten we het erg vinden dat Nescio’s feminisme onderontwikkeld was, en dat Multatuli in de eerste plaats aanbevelingen deed om de exploitatie van de kolonie Nederlands-Indië te verbeteren? Of biedt literatuur juist een verdiepende confrontatie met andere waardenpatronen, en zal ze ons doen inzien dat ook onze eigen normen en waarden ooit weer zullen worden opgevolgd door nieuwe? Ik opteer voor het laatste. Het is een gevoeligheid die vooral aangekweekt wordt met goed literatuuronderwijs. Als de huidige discussie iets aantoont, dan is het dat daar veel meer in geïnvesteerd moet worden. En verder graag wat relativering, het is maar een enquête.

Dit is een bewerking van een bijdrage aan de ‘Debatmiddag canon 2022’ in de Koninklijke Bibliotheek (7/10).Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 14 oktober 2022

[uit NRC online, 13 oktober 2022]


Lees ook: Toch weer veel dode, witte mannen in de nieuwe literaire canon

Lees ook: Doe jezelf niet tekort, lees ook de klassiekers


De literaire canon is niet het eind, maar het begin van een gesprek

Literatuur

Commentaar

De reacties op de presentatie van de ‘Nederlandstalige literaire canon anno 2022’ waren, zoals dat hoort bij zo’n soort ranglijst, luid en veelzijdig. Er klonk verontwaardiging over auteurs of titels die werden gemist en al snel werden er alternatieve canons geopperd. Zo kwam dichter Arnoud van Adrichem met een top honderd van alleen boeken van vrouwelijke auteurs. Natuurlijk koesteren sommige literatuurliefhebbers de ‘dode, witte mannen’ op de lijst, en misten anderen de dichters. Deze nieuwe canon werd samengesteld op basis van een enquête onder meer of minder professionele lezers. Wie hier bezwaar tegen maakt, discussieert niet met een culturele elite, maar met een lezende status quo. En dat is positief: een gesprek over en aanpassing van de canon houdt die levend. Daarom tien discussiepunten met bijbehorende titelsuggesties, om het gesprek levend te houden.

Dit is het dagelijkse commentaar van NRC. Het bevat meningen, interpretaties en keuzes. Ze worden geschreven door een groep redacteuren, geselecteerd door de hoofdredacteur. In de commentaren laat NRC zien waar het voor staat. Commentaren bieden de lezer een handvat, een invalshoek, het is ‘eerste hulp’ bij het nieuws van de dag.

1. Dood zijn is een pre, maar is levend zijn een bezwaar? De 21ste eeuw is nog te versnipperd en te dichtbij om goed te kunnen beoordelen wat er in een canon thuishoort. De gevechtsscène tussen de kater en de pastoor in Van den vos Reynaerde houdt het al ruim driekwart millennium vol. Daarom: Van den vos Reynaerde.

2. Mag een canon ook pedagogische waarde hebben? Vernieuwend zijn, is bepaald geen garantie voor houdbaarheid, maar werken die maatschappelijk een nieuw bewustzijn teweeg hebben gebracht, wil je ‘levend’ houden omdat ze vormend zijn geweest voor wat literatuur vermag. Daarom nog steeds: Multatuli, Max Havelaar.

3. Kan ‘De Grote Drie’ eindelijk afgeschaft? Het risico bij canons is dat die snel terugvallen op geijkte werken. Dat zowel De aanslag als De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch in de top tien van canonieke werken staat, getuigt van een Pavlov-reactie bij het woord canon. Titelsuggestie als tegengif tegen Pavlov: Anton de Kom, Wij slaven van Suriname.

4. Waar blijft de poëzie in de canon? Een merkwaardige paradox: niemand twijfelt aan het belang van gecompliceerde boeken als De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon, maar poëzie wordt te moeilijk gevonden. Terwijl er weinig gedichten zijn die zoveel tragiek en spanning herbergen als ‘Het uur U’ van Martinus Nijhoff.

5. Verandert de betekenis van een gecanoniseerd boek door de eeuwen heen? Erasmus is al eeuwenlang geschiedenis. Hij stond symbool voor het open, tolerante Nederland dat nooit heeft bestaan, en was een Europeaan die hiërarchisch denken met venijn en humor belachelijk maakte. Een verhaal waar momenteel grote nood aan is. Titelsuggestie: Lof der zotheid.

6. Is ‘gecanoniseerd’ hetzelfde geworden als ‘populair’? De nieuwe canon bevat veel recente bestsellers. Dat kan bevreemden, maar een bestseller is ook weer niet per definitie verdacht. De hoop dat een recent boek over vijftig jaar ook nog steeds relevant kan zijn, houdt het gesprek over de canon levend. We hopen op Manon Uphoff, Vallen is als vliegen.

7. Is diversiteit een modewoord? Van een bredere blik op het historische spectrum is nog nooit een canon slechter geworden. Je hoeft geen gereformeerd jongetje te zijn om te worstelen met je identiteit. Titelsuggestie: Bea Vianen, Sarnami, hai.

8. Bestaat de canon alleen op papier? De traditie van voorgedragen poëzie gaat nog wel verder terug dan de Reynaert en is nog steeds springlevend. Ook het gesproken woord kan literatuur zijn. Titelsuggestie: Ramsey Nasr, ‘Mi have een droom’.

9. Kunnen boeken in de herkansing? Vrouwelijke schrijvers werden makkelijk terzijde geschoven en waren dus vaak al meteen kansloos om een plek in de canon te veroveren. Er zit niets anders op dan ze te gaan lezen. Bijvoorbeeld: Marianne Philips, Bruiloft in Europa.

10. Moet de canon bepalend zijn voor de leeslijst? Hoewel het nooit kwaad kan kennis te nemen van de boeken die literair-historische status hebben en een titel als Het bittere kruid van Marga Minco dus aanbeveling verdient, blijft een canon vooral levend als je zelf ontdekt wat te lezen.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 6 oktober 2022.

[uit NRC online, 6 oktober 2022]


Max Havelaar en Reynaert zijn dé Nederlandstalige literaire klassieken; vrouwelijke auteurs in opmars

Dat blijkt uit de resultaten van de canonenquête die vandaag bekend zijn gemaakt bij de Nacht van de Canon (Gent) en bij De Taalstaat. Bijna 2.000 lezers wereldwijd gaven hun mening over vragen als ‘Kunnen we met een canon onze klassieken behoeden voor de vergetelheid? Welke rol speelt een Nederlandstalige literaire canon in een geglobaliseerde samenleving?’ En de lastigste vraag: ‘Welke werken behoren dan tot die literaire canon?’ Max Havelaar van Multatuli (1860) komt naar voren als het meest klassieke werk van de Nederlandstalige literatuur. Op ruime afstand volgen de dertiende-eeuwse Van den vos Reynaerde en De avonden van Gerard Reve uit 1947.

Multatuli

Onderwijs
De enquête peilde ook de meningen over de rol van de literaire canon in het onderwijs, de plaats van kinder- en jeugdliteratuur, de gewenste omvang van een literaire canon en over genres en auteurs die ondergewaardeerd zijn. Opvallend daarbij is dat een overweldigende meerderheid van de respondenten (79,59%) vindt dat literaire klassiekers en literatuurgeschiedenis een plaats verdienen in alle richtingen van het voortgezet/secundair onderwijs.

Vrouwelijke auteurs
In grote lijnen komt de lijst van de honderd meest genoemde auteurs en werken overeen met de resultaten van een gelijkaardige enquête die in 2002 werd verspreid onder de leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Maar nu lijkt de canon langzaamaan diverser te worden: vrouwelijke auteurs zijn in de top-100 in vergelijking met 2002 in opmars en worden vaker genoemd als ‘ten onrechte vergeten’. Ook blijkt er een toenemende belangstelling voor literatuur uit of over Indonesië, Suriname en de Caraïbische eilanden. Teksten en auteurs van vóór de Tweede Wereldoorlog verliezen daarentegen snel terrein, net als poëzie.

Top 3
Bij Nederlandse lezers staan Multatuli, W.F. Hermans en Gerard Reve bovenaan, Belgische respondenten houden het bij Hugo Claus, Willem Elsschot en Louis Paul Boon. De vraag ‘welke auteurs uit de voormalige koloniale gebieden zouden in de canon moeten staan’ resulteerde in de volgende top drie: Anton de Kom, Frank Martinus Arion en Astrid Roemer.

Initiatiefnemers canonenquête
De canonenquête is een initiatief van een gelegenheidscollectief bestaande uit diverse partners uit de neerlandistiek in Nederland, België, Suriname en het Caribisch gebied (o.a. de KANTL, de Taalunie, KNAW/NL Lab, Raad voor de Neerlandistiek, KB Den Haag/DBNL, het Platform voor Neerlandistiek, Caribische Associatie voor de Neerlandistiek).

[Bericht van de Taalunie/KANTL, 1 oktober 2022]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter