Excuses over slavernijverleden moeten altijd collectief zijn
door John Leerdam & Walter Palm
Het fluisteren over het slavernijverleden is eindelijk luidruchtig doorbroken met de expositie in het Rijksmuseum over het slavernijverleden.
Tegelijkertijd met deze expositie is ook de discussie losgebarsten over excuses voor het slavernijverleden. Ondergetekenden zijn van mening dat dit wel moet gebeuren. Excuses hebben juridische consequenties. Wij zijn van mening dat dit op collectief en niet op individueel niveau moet gebeuren. Een persoon kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor wat zijn voorouders gedaan hebben, maar de staat wel.
Ter illustratie. Op 21 mei 1683 werd de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname opgericht. Dit was een particuliere onderneming van de WIC samen met de familie van Aerssen van Sommelsdijck en de stad Amsterdam. In de Sociëteit van Suriname waren drie partijen: (1) de stad Amsterdam, (2) de WIC en (3) de familie van Aerssen van Sommelsdijck. Deze drie participanten hadden elk een gelijke stem in de onderneming. De Sociëteit van Suriname kreeg in datzelfde jaar, in 1683 dus, het beheer over de kolonie Suriname. Het is niet de bedoeling dat de nazaten van de familie Aerssen van Sommelsdijck nu verantwoordelijk wordt gesteld voor de barbaarse toestanden die toen plaatsvonden op de plantages, maar wel de gemeente Amsterdam op collectief niveau.
Excuses moeten een collectief karakter hebben. Dus geen heksenjacht op nakomelingen van plantage-eigenaren. Ook de genoegdoening moet een collectief karakter hebben. Het is ondoenlijk om nakomelingen van tot slaafgemaakten individueel te compenseren. Er zijn genoeg mogelijkheden om tot een collectieve genoegdoening over te gaan door bestaande initiatieven op cultureel gebied te versterken. Een paar voorbeelden.
Stichting Julius Leeft! heeft, als geen ander theatergezelschap, zich jarenlang toegelegd op het maken van theatervoorstellingen over het koloniaal verleden en het slavernijverleden. Zo heeft dit theatergezelschap met veel succes Hoe duur was de suiker? van Cynthia McLeod uitgevoerd. Een genoegdoening zou kunnen zijn om van rijkswege dit unieke theatergezelschap de opdracht te geven om de komende vijf jaar theaterstukken over het slavernijverleden te maken.
Ook besteedt al jarenlang de bijzonder hoogleraar Michiel van Kempen in zijn eentje en op eenzame hoogte, aandacht aan de Caribische literatuur. Een genoegdoening zou kunnen zijn om van rijkswege per universiteit een hoogleraarsstoel Caribische Literatuur in te stellen.
En dan is er het slavernijmonument. Juist vanwege de directe relatie van Amsterdam met de Sociëteit Suriname lag het voor de hand dat het nationale slavernijmonument in Amsterdam werd gevestigd. Dit werd op 1 juli 2002 in het Amsterdamse Oosterpark onthuld door koningin Beatrix. In Amsterdam vindt ook op 1 juli jaarlijks Keti Koti plaats de nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. Een genoegdoening zou zijn om dit monument te verplaatsen naar het centrum van Amsterdam bij bijvoorbeeld de Nederlandsche Bank.
Een andere genoegdoening zou zijn om 1 juli een verplichte feestdag te maken, zoals voorgesteld in het PvdA-verkiezingsprogramma.
Naast het monument werd op 24 juni 2002 het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis, het NiNsee, opgericht. Een kennis- en onderzoekscentrum over het Nederlands slavernijverleden en de gevolgen daarvan voor de hedendaagse samenleving. De afspraak bij de oprichting van NiNsee in 2002 was dat dit instituut structureel gesubsidieerd zou worden door het Rijk. Maar in 2012 heeft toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra, aan de vooravond van 150 jaar afschaffing slavernij in 2013, deze afspraak geschonden en de subsidie van NiNsee abrupt beëindigd. Het NiNsee is toen doorgegaan in afgeslankte vorm met subsidie van de stad Amsterdam. Een genoegdoening zou zijn dat de structurele subsidie van rijkswege wordt gevat.
De kroon op de genoegdoening zou een slavernijmuseum zijn dat vanuit de basisinfrastructuur van het Rijk tot stand komt en structureel wordt gesubsidieerd. Een bezoek aan het slavernijmuseum moet opgenomen worden in het onderwijscurriculum.
Ook verschenen in Trouw, 18 februari 2021; en in Antilliaans Dagblad, 20 februari 2021.
De voormalige president van Frankrijk Nicolas Sarkozy heeft een tiental jaren geleden in een toespraak veel lovende woorden gericht aan de persoon en het werk van Aimé Césaire, Antilliaans schrijver en voormalig burgemeester van Fort-de-France, Martinique. Hij schildert Césaire als een van de grote figuren van de Republiek en als de man die verandering heeft gebracht in ‘de kijk van de Antillianen op zichzelf, de kijk van de Zwarte op zichzelf, de kijk van de Antillianen en de Zwarten op Frankrijk’. Hij eert de man die ‘ons ertoe heeft gebracht de kijk op onszelf te veranderen en, ongetwijfeld, ook de kijk op onze geschiedenis. Aimé Césaire heeft dit gedaan met talent en weldadige kalmte. Hij heeft noch om spijt, noch om berouw gevraagd’.
Een groot man, Césaire