blog | werkgroep caraïbische letteren

Eten en drinken – Leren van geschiedenis 133

door Hilde Neus

Momenteel is er een polemiek gaande tussen de president van Suriname en assembleelid Melvin Bouva. De laatste is geïrriteerd omdat de heer Santokhi laatstelijk met zijn verjaardag 3.3 miljoen Srd heeft uitgegeven aan het vieren van zijn verjaardag. Van dat bedrag kun je een leuk feestje bouwen, hoewel de baas van het land ontkent dat het zo extreem veel was, de kosten bedroegen ‘slechts’ 1.3 miljoen. Nu wil Bouva weten waar dat geld vandaan is gekomen, maar hij geeft ook aan dat deze viering, onder het mom van een ‘kerkdienst’, toch veel lijkt op volksverlakkerij (mijn woorden). In ieder geval, ik was niet uitgenodigd en heb dus niet kunnen genieten van deze uitspatting, en geen whisky kunnen drinken uit de 200 speciaal voor het feest aangeschafte glazen.

Verkoop van etenswaren op de markt bij de Oude Oranjetuin, Benoit 1839

Gedateerde uitspattingen

Vroeger maakte men het nog bonter. Er werd met spanning naar de inkomende schepen uitgekeken. De winsten uit de suiker- en koffiehandel zorgden voor bekostiging van uitgebreide festiviteiten, zoals beschreven door Jan Nepveu (1770). De schepen die vanaf Texel vertrokken richting Suriname, werden gevuld met noodzakelijke waren, maar ook luxe goederen:

‘Ook werden Menagien en Levenswijzen voor al aan Paramaribo zeer kostbaar, alzo men splendiet leeft en heerlijk trakteert. De profusie bij grote Maaltijden, Danspartijen etc. is onbeschrijflijk. Tafels daar een paar honderd Couverts op zijn, moeten zo dicht bezaaid als het maar kan, met allerlei Vleesgerechten. Vruchten etc. tot twee en driehonderd Schotels toe, of men zoude beschaamt staan. En ook in de opgerichte sociëteiten worden regelmatig diners en danspartijen gehouden. Kapsels, kleding en juwelen zijn zeer modieus en zo overdadig ‘dat de Winkeliers zich venteeren 20 en 30 duizend Guldens op een vrolijke partij of Gala te debiteren. En de dames, voor al de inboorlingen, die aldaar doorgaans zeer wel dansen en daarop zeer gesteld zijn (willen) zo veel mogelijk diergelijke partijen aanspannen.’

Nepveu merkte op dat de rijkdom zich vertaalde in grote feesten en de wijze van kleden. Deze secretaris van Mauricius, en later zelf gouverneur (van 1768-1779) schreef uitgebreid over het luxe leventje in de kolonie. Voor de elite dan wel te verstaan.

Vrienden en familie

Voedsel kon verdelen, en voor veel ruzie zorgen. Maar het kon echter ook verbindend werken. Op 7 oktober 1723 zonden directeuren van het West-Indisch huis te Amsterdam presenten aan de Gouverneur, waaronder ‘twee Pater stucken, mitsgaders een aam van de beste moeselwijn, & eenige specerien, Boter, mits tesamen, buijten het vleesch’, niet boven het bedrag van honderd gulden zijnde. Dit alles zou bezorgd worden door de schepenen Boreel en Van Collen. De secretaris regelde dan de afhandeling nadat de lijst met het voorstel was goed bevonden door de directeuren. Men wilde blijkbaar vanuit de Nederlanden de gouverneur in Suriname een plezier doen, en hem te vriend houden.

In latere instantie, op 2 maart 1746, rapporteerde Secretaris van Meel op de vergadering van het Hof dat hij volgens de sociëteitsresolutie bij dominee Liège had laten bezorgen:

1/8ste boter

1 soetemelkse kaas

Vijf pond koffiebonen

Vijf pond cacao

Vijf pond bruine suiker

tien pont Rijst,

tien pont pruijmen,

twee pont Vijgen,

twee pont Rosijnen

Dit lijkt een vreemde notitie, totdat de achtergrond ervan blijkt. De dominee dreigde tot armoede te vervallen, het waren slechte tijden voor hem. Deze goederen zijn echter luxe producten, en zullen hem zeker goed gedaan hebben, het lijken wel ingrediënten voor een ‘kostbaar gebak’. De moeder van D:s Liège reageerde direct op de gift en verwachtte er nog enkele schepjes bovenop. Zo vroeg ze op de bestelling nog enkele vaten bier voor haar zomerprovisie. En daarbovenop betaling van 50 ton turf, hout en onkosten van een bedrag van f 38 en 12 stuivers. Deze waren namens haar huisheer voor de huur, die op de eerste van de maand moest worden voldaan. En een somma van 90 gulden aan haar broodbakker tot 22 januari van dit jaar, en een bedrag van 75 en 14 stuivers en 8 penningen. Na overleg werd besloten het verzoek goed te keuren, en dat Van Meel per 6 april 1746 het op rekening van de Gouverneur en Raden mocht belasten. Ach, als je toch eenmaal bezig bent, dan vragen we ook maar het onderste uit de kan. Blijkbaar wilde men de dominee te vriend houden, want de verzoeken van de weduwe werden ingewikkeld.

En ook dit ‘accommoderen van vrienden en familie’ klinkt ons niet onbekend in de oren.

     

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter