blog | werkgroep caraïbische letteren

Erotische vertellingen uit de slavernijtijd (3)

Masra Freymers en de drie heerlijkheden

door Rachel Gefferie


Uma na lep’bana: a n’abi pori (vrouwen zijn als rijpe bananen, zij bederven niet). ‘Bana’ heeft in Surinaamse straattaal een erotische betekenis, zoals in veel volkstalen. Maar laat mij gauw het verhaal vertellen. Dan zal de betekenis van deze odo vanzelfsprekend worden. 

De vriendinnen Truitje, Wiesje en Clasine woonden op één erf. In een zogenaamde prasi-oso (erfwoning). Hartsvriendinnen waren ze. Geboren op hetzelfde erf, samen naar school gegaan en gezamenlijk gewerkt als dienstmeisjes in het grote huis op de hoek van de Heerenstraat en de Klipstenenstraat bij mevrouw Madeira. Alles deden deze drie vriendinnen samen en alles deelden ze samen – waaronder ook mannen. Als bedwelmde vliegen zegen deze neer voor hun voeten. Ja, want weet je, deze meisjes waren bijzonder mooi. Cadeautjes van hun Paatjes die een mengelmoes van Afrikaans met verschillende Europese nationaliteiten waren: Duits, Pools, Schots. De moeders waren mulat.

Ill. Carmen Tyrrell, by kind permission of the artist

Truitje was lang en slank, ze had een ovaal gezicht met grote amandelvormige ogen en lippen die oogden als zachte lichtrose kussentjes. Haren zwart als de nacht, krullend en lang tot over haar borsten. Wiesje had een ietwat mollig figuur met de rondingen op de juiste plekken. Haar goddelijke rondingen veroorzaakten bij de mannen een spontane hartstilstand. Vooral bij diegenen die het geluk hadden om haar wiegende loop van achter te bewonderen. Haar welgevormde heupen gaven het verleidelijke ritme van haar billen een extra dimensie. Clasine was ronduit beeldschoon. Koprokanu noemde men haar vanwege haar bronsachtige huid en koperkleurig krullend haar. En haar ogen, grijs-groen waren die. Groene pupillen met een bijna op zilver lijkend randje erom heen. Pus’pus’ ai (poezenogen) fluisterden de jongens als ze over Clasine spraken.

Hun moeders koesterden hoge verwachtingen van hun meisjes. Een voorbeeldige toekomst zagen ze in het vooruitzicht. Zeg maar gerust huisje, boompje, beestje. Liefst geen prasi-oso, maar een herenhuis. Als deze moeders eens wisten hoeveel van dit mooi en voorbeeldig leven juist NIET was waar hun braaf-uitziende dochters van droomden. Men zegt wel eens Ifu gron ben kan piki sma (kon de grond maar antwoorden geven)’… dan zou de moeders van deze lieve meisjes de nachtmerrie die eraan zat te komen bespaard blijven.

Deze dames deelden één geheim. Elk weekend gingen ze samen op stap. Mooi gekleed in jurken met een prinsessenlijn, het haar kunstig gevlochten, trippelend op hun zondagse hakjes. Iedereen dacht dat ze naar de danspartijtjes gingen die ieder weekend werden georganiseerd. De zogenaamde bijlegfeestjes: iedereen neemt wat mee, er is muziek en er wordt gedanst. En ja, inderdaad gingen ze naar de dansi, zij het wel dat ze niet lang bleven. De dansi bleek meer de ontmoetingsplek te zijn voor vertrek naar de eigenlijke plaats van bestemming. Niemand kon vermoeden dat deze steevast het mahoniehouten hemelbed van masra Freymers was. Ja ja, Masra Freymers was gedurende de dag de meest respectabele heer, zeer gevreesd binnen het Gouvernement. En ’s avonds veranderde hij in zo een mak lammetje dat zelfs zijn eigen vrouw hem niet zou herkennen. Dit lammetje werd hij niet in zijn eigen huis. Neen, de metamorfose vond plaats in zijn andere herenwoning iets verder buiten het centrum van de stad. Degenen die de toverformule bezaten om deze metamorfose spontaan te laten gebeuren waren onze drie mooie meisjes: Truitje, Wiesje en Clasine. Het voortouw nam geheid onze betoverend mooie Clasine. Zij bleek te beschikken over een onuitputtelijke bron van verleidingsspelletjes. De andere twee werden kundig door haar opgeleid in het beoefenen en beheersen ervan. Het doel was vooral om het genot zodanig op te voeren dat de masra’s in volledige extase moesten raken.  Meneer Freymers was de favoriete speelkameraad. Hoe hij dat werd, is nu niet het punt. Wat er wel toe doet is wat zich afspeelde in de slaapkamer in het bed tussen de spierwitte katoenen lakens.

Vaak, verstrengeld in een innige omhelzing sprak Masra Freymers met een van verlangen en opwinding dikke stem: Yu na mi laken: ef’ mi no fen’ yu na mi bedi tapu, dan mi no man sribi n’en tapu (jij bent mijn laken; als je niet op het bed bent kan ik niet slapen). Met name Clasine klonk dit als muziek in de oren. Clasine zag zichzelf namelijk als banketi na batra: tesi mi, yu sa kon baka (ik ben net een banketkoekje in een fles; als je mij eenmaal hebt geproefd zul je zeker terugkomen). En zo gaf Masra Freymers zich elke keer opnieuw weer gedwee over aan de spelletjes van onze verleidelijke meisjes. En op die ene broeierig hete avond besloot Clasine het spel een andere draai te geven. Op het gehijg van vier intens zwetende mensen na was het muisstil in de kamer.

Wacht! Voordat laat mij je eerst iets meer vertellen over Clasine. Haar roepnaam koprokanu kreeg ze als klein meisje. Ze was een buitenbeentje. Clasine blonk in alles uit en leefde in haar eigen wereld. Een wereld waar zij het voor het zeggen had. Het gaf haar een machtig gevoel. Clasine was ook heel vurig. De mannen die tussen de lakens, of liever gezegd de benen van Clasine belandden, raakten in zwijm van deze vurigheid. En Clasine genoot van haar machtsgevoel. Op zulke momenten raasden obsessie, dominantie en wellust als een lavavloed door haar heen.

Die bewuste avond werd er een spel gespeeld met een ragfijne witte linnen zakdoek besprenkeld met een vleugje jasmijnolie. De zakdoek  fungeerde de ene keer als een lintje om de handen van Masra Freymers vast te binden. Machteloos was hij dan overgelaten aan de zoekende handen, tongen en tanden van de meisjes. Dan weer werd ze gebruikt als een blinddoek. Kruipend en geblinddoekt moest Masra Freymers zijn drie heerlijkheden proberen te vinden in de kamer. Het was vooral de bedwelmende verleidelijke geur van de jasmijn die dit spel ongekend sensueel en zinnenprikkelend maakte.

Uiteindelijk werd de zakdoek gebonden rond de hals van Masra Freymers. Eerst schrokken Truitje en Wiesje ervan. Ging dit niet een beetje te ver, vroegen ze zich af. Masra Freymers zuchtte van genot en de angst en bezorgdheid van Truitje en Wiesje verdween als sneeuw voor de zon. Intussen sprak Clasine, helemaal opgewonden door de uitwerking van het zakdoekje, fluisterend Suma sa nyan meti, noso suma sa nyan bonyo? (Wie wil het vlees en wie wil de botjes?) De twee anderen begrepen meteen dat Masra Freymers op dit hoogtepunt van het spel geheel aan Clasine moest worden overgelaten. En Clasine ging los! Zittend op Masra Freymers bewoog ze met haar smalle heupen steeds driftiger op en neer. Het ritme was voor-en-achter, op-en-neer, voor-en-achter, op-en-neer, steeds heftiger. De broeierige hitte zorgde voor glanzende zweetdruppels zowel op het lijf van de Masra als van Clasine. Het driftige ritme van de heupen en billen van Clasine werd nu versterkt met een zuigend geluid. Truitje en Wiesje maakten met hun lippen en tong nog meer natte plekjes op het bezwete lijf van Masra Freymers. Zich stevig vasthoudend aan het zakdoekje om zijn hals zorgde Clasine ervoor om niet van de Masra af te glijden. Ze ging in de vijfde versnelling van extase. Haar grip op de zakdoek werd steviger.

Toen hoorden ze een verstikkend geluid uit de keel van Masra Freymers komen. Dit keer was het geluid niet een van sensueel genoegen, neen, hij hapte  verwoed naar lucht. En dan was het stil! Met wijd opengesperde ogen lag Masra Freymers roerloos op bed. Clasine raakte bij de aanblik van zijn uitdrukkingloze ogen met één klap uit haar roes. De zuigende lippen van Truitje en Wiesje bleven als versteend geplakt op het lijf van Masra Freymers. Het drietal wist voor seconden niet wat te doen, hoe te reageren, wat te zeggen. Het was Clasine die uiteindelijk besefte dat haar heerlijkste droom van ultieme dominantie binnen enkele seconden was omgeslagen in een nachtmerrie. Haar bewustzijn registreerde: Masra Freymers dede. Wiesje die de verbijstering op het gezicht van Clasine opmerkte, barstte uit in een ongecontroleerd huilen. Truitje sprong op, pakte het dichtstbijzijnde kledingstuk op de vloer en zocht haar weg naar de deur. Clasine sprong van de Masra af en volgde Truitje. Wiesje besefte het risico van alleen achterblijven in de kamer met de Masra en staakte plots het huilen, sprong op en vluchtte eveneens weg. Als door een spook nagezeten vluchtten de drie het huis uit, Truitje slechts gekleed in de kleding die ze nog net van de grond kon pakken, Clasine en Wiesje in hun kanten onderbloesjes. Weg renden ze. De duistere nacht in. Geen idee hadden ze welke richting op te gaan. Geen van de drie sprak een woord. Het is op dit soort momenten dat het onderbewustzijn het overneemt en zo bleken ze na een half uur lopen dichtbij huis te zijn. Gelukkig, het was kort na middernacht, niemand op het erf was nog wakker. Geruisloos schoven ze de houten poort open. En op hun tenen slopen ze het erf op, elk richting haar prasi-oso. Geen van ze merkte op dat Basi Andro op zijn houten bankje zat in het donker onder de grote manjaboom midden op het erf. Dat was zijn favoriete plek op avonden waarop hij de slaap niet kon vatten omdat hij werd geteisterd door herinneringen van zijn tijd als slavenjongetje. Deze avond, bij het zien van de sluipende halfnaakte godinnen van het erf vergat hij alle pijn en verdriet. Een spottende grijns verscheen op zijn oud en gerimpeld gezicht: hhhhmmmm…den wentje disi den patu moy, ma den brafu no switi kwet kweti (Deze jonge meisjes, hun pot ziet er mooi uit, maar de soep die zij erin opdienen is helemaal niet lekker). Wat zoiets betekent als uiterlijk fraai, maar innerlijk verdorven.

De volgende ochtend ging Basi Andro zoals gewoonlijk naar de prasi-oso van Baas Challie. Deze was schrijnwerker en had achter zijn huis een kleine houten werkhok. Daar zat hij samen met nog twee van zijn helpers te genieten van een kopje warme skratjie (pure cacao met melk). Baas Andro zeeg neer op een krakkemikkig bankje en begon te vertellen wat hem die nacht was overkomen. Met een stem druipend van afkeer vertelde hij over de halfnaakte wentjes die in het holst van de nacht sluipend het erf waren komen oplopen. Gedetailleerd beschreef hij hun vrouwelijke rondingen. Volgens hem zou dit de afkeer van de mannen moeten opwekken. Juist niet! De nauwkeurige beschrijving bracht hen, inclusief hun banas prompt tot leven. Nu hadden ze dankzij Basi Andro een beter beeld over de verborgen schatten van de lellebels. Het verhaal van Basi Andro ging als een lopend vuurtje onder de mannen op het erf en in de buurt. Meer dan ooit werden de meisjes begeerd door hun mannelijke aanbidders. Dus, toen alle wind weer was gaan liggen, de opschudding zijn hoogste punt had bereikt, de moeders van de drie dames zich door de ergste nachtmerrie en schande hadden weten heen te slepen, niemand enig idee had hoe en waarom Masra Freymers in stilte werd begraven, en niemand durfde te vermoeden dat deze besloten begrafenis direct verband had met de avonturen van de drie godinnen van de prasi-oso’s, hervatten onze schoonheden wederom hun nachtelijke praktijken. Clasine kon het niet laten om deze verrijzenis van hun kroon vooral aan Basi Andro kenbaar te maken en sprak op een dag met luide stem, druipend van sarcasme: ‘Uma na lep’bana: a n’abi pori (vrouwen zijn als rijpe bananen, zij bederven niet.’ Waarop Basi Andro verder wijselijk stil bleef en zich voornam om zich in het vervolg slechts te bemoeien met het verwerken van zijn eigen demonen. Heimelijk bleef hij in gedachten de mannen waarschuwen die als vliegen voor deze schoonheden vielen. Hij dacht bij zichzelf: Alasani di switi fu smeri, no switi na mofo (Niet alles wat lekker ruikt smaakt ook lekker in de mond). Zorgvuldig zorgde hij er wel voor deze woorden niet hardop uit te spreken. Hij liet het aan de rest van het mannelijk geslacht over om als vliegen bij de stroop aangetrokken te worden door de vlammende katachtige ogen van Clasine, de venijnig schuddende billen van Wiesje en het lange ranke lijf van Truitje. Owee degene die de durf bezat om zich te onderwerpen aan dit drietal van vrouwelijke schoon. Er mocht hem nog weleens een stille begrafenis wachten!

Serie Erotische vertellingen uit de slavernijtijd, nr. 1, nr. 2 en nr. 4 (klik)

Rachel Gefferie

1 comment to “Erotische vertellingen uit de slavernijtijd (3)”

  • lieve Rachel,

    Ik heb wat werk dat op me wacht maar was nieuwsgierig om te weten of er weer een verhaal stond.
    Dank je wel.

    Dat zijn een aantal odo en zegwijzen welke ik nog niet had gehoord. Al lezend dacht ik dit met de zakdoek kan nooit goed aflopen.

    Een wijze les voor mensen die denken dat dit het ultieme genot is. Misschien is een bezoek aan de huisarts voor een hartonderzoek geboden(smile)

    Kun je even naar de zin kijken: wacht voordat………laat mij je. moet er misschien een aanvulling geplaatst worden. voor mijn gevoel loopt de zin niet goed,maar ik kan mij vergissen.

    Het was weer heel leuk en prettig om te lezen. Ga zo door

    veel liefs Lizette

3 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter