blog | werkgroep caraïbische letteren

Erasmus’ Lof der zotheid

door Jerry Dewnarain

Het spraakmakende boek van Erasmus verschijnt in 1511 en blijkt vrijwel meteen ’s werelds allereerste megabestseller. Het is een denkbeeldige theatervoorstelling. Van een als vrouw verklede man met een dubbeltalent voor ernst en humor, die de mensheid de ongemakkelijke waarheid vertelt middels een grap. De tekst is ontstaan uit boosheid en frustratie

Thuis bij Thomas More

Desiderius Erasmus. Portret door Hans Holbein de Jonge

Erasmus schrijft zijn bestseller de Lof der zotheid in Londen, in het huis van zijn beste vriend Thomas More. Bij More logeert Erasmus dan al een paar jaar lang. Terwijl de rest van het huis gevuld is met de drukte die hoort bij de opvoeding van Mores drie dochters werkt Erasmus in een eigen gastenkamer hard aan zijn levensproject: de reconstructie van de bijbel zoals de bijbel oorspronkelijk is bedoeld. Hij is een veertigjarige man die nog nooit een eigen huis heeft bewoond.

In Engeland voelt Erasmus zich op zijn gemak. Hij is in Engeland verlost van de roddels van jaloerse thuisblijvers in zijn oude klooster in Nederland. Om in Engeland te kunnen blijven wonen, moet Erasmus Hendrik VIII en diens koninklijke raadsheren voor zich innemen. Ook zijn Engelse vrienden lobbyen voor Erasmus aan het hof. Iedereen hoopt dat Hendrik de ijverige schrijver uit Holland een kerkelijk ambt wil bezorgen. Maar er gebeurt niets. En dat terwijl de ene na de andere Engelsman helemaal niks presteert, maar aan het hof wel als ‘slijmbal’ de hoogst betaalde kerkelijke ambten in de schoot geworpen krijgt van de koning. Na twee jaar is Erasmus het zat nog langer beleefd zijn mond te houden en stilletjes af te wachten tot hij misschien ook eens aan de beurt komt voor een goedbetaald kerkelijk ambt dat hem van een economische toekomst zou verzekeren in zijn Engelse lievelingsland. Dat lijkt Erasmus ondertussen niet alleen de meest frustrerende, maar ook de minst nuttige optie.

De brieven van apostel Paulus

Hij schrijft driftig om de wereld te laten zien wie er nu écht iets te melden heeft over waar het naartoe moet in de waanwijze kerk. In het huis van Thomas More zwoegt Erasmus dan al twee jaar lang onafgebroken op zijn radicaal-historische bijbelonderzoek. Hij is geboeid door de brieven van de apostel Paulus in het Nieuwe Testament.

Paulus was een tot inkeer gekomen christenvervolger die claimde Christus met eigen ogen te hebben gezien, toen hij op de derde dag na de kruisiging opstond uit de dood. Daarna trok Paulus rond als apostel om Christus’ woorden te prediken en stuurde hij vermanende brieven naar de door hem met moeite bekeerde geloofsgemeenschappen langs de kust van de Middellandse Zee. In die brieven, die door zijn vertrouwelingen luid en duidelijk moesten worden voorgelezen aan de weifelende gelovigen, formuleerde Paulus als allereerste christelijke auteur de grote thema’s van het christelijke geloof.

Waanwijsheid

Regels zijn er om mensen te dienen; mensen zijn geen dienaars van regels. Het gespierde taalgebruik van de apostel fascineert Erasmus. Paulus schreef zijn brieven niet in stille afzondering aan een bureau, besefte Erasmus als kenner van de oer-Bijbel: de apostel improviseerde zijn schrijven, druk gesticulerend, zijn levendige voordracht, als een ervaren orator die dicteert aan zijn assistenten.

Paulus oreerde in de brieven over de ‘waanwijsheid’ van arrogante Schriftgeleerden en de ‘schijndwaasheid’ van simpele zielen: mensen die geen ruzie maakten over de uitleg van Christus’ boodschap en simpelweg hoop bouwden op hun onberedeneerde godsvertrouwen.

Erasmus was verrukt van die hyperbolische brief aan de Korinthiërs. Zelf ergerde hij zich sinds zijn Parijse studietijd aan de schijngeleerdheid van ouderwetse theologen, die niets wilden weten van de oerhistorie van de bijbel, maar die met hun vergezochte geredetwist over de logica van het geloof wel heer en meester waren op de conservatieve middeleeuwse universiteiten.

Erasmus wilde met zijn eigen bijbelonderzoek laten zien dat een écht priesterlijk ingestelde man van de kerk ook heel anders denken kon. De simpele doop maakte alle mensen zonder voorbehoud tot christen, vond Erasmus. Hoe iemand exact dacht over zijn geloof deed er helemaal niet toe: over gedachten en twijfels had geen ene mens te oordelen, daarover ging alleen God – en God was barmhartig. Bij wijze van voorproef op deze ruimdenkende priesterlijke boodschap besloot Erasmus, in het huis van More, om Paulus’ lof op de onwerelds wijze dwaasheid van een simpel geloof in Christus nieuw leven in te blazen. Maar aangezien hij bij voorbaat al kon voorspellen dat zo’n lof op de zotheid hem vijandige reacties en censuurmaatregelen van godgeleerden zou opleveren, nam hij zich voor zijn publiek op een dwaalspoor te brengen door van zijn Lof der zotheid een satire te maken.

Daarvoor ging Erasmus te rade bij zijn favoriete satiricus uit de heidense oudheid: Loukianos. Deze redenaar uit het tweede-eeuws Syrië verdiende de kost met satires in het monddood-gemaakte Romeinse keizerrijk, waar politiek debat ten strengste was verboden. De subversieve satire werd gedoogd, omdat de keizers beseften dat ze er verstandig aan deden hun censuurmaatregelen te compenseren met brood en spelen.

Kern

De kern van Lof der zotheid is dat het een ode brengt aan de dwaasheid: Erasmus beschrijft uitvoerig en met voorbeelden waarom de onwetendheid allesbehalve een slechte eigenschap is. Hij doet dat door ideeën van grote wijsgeren aan te halen en door te laten zien dat de dwazen zonder veel problemen door het leven gaan, in tegenstelling tot de eerbiedwaardige denkers. Het menselijk voortbestaan hangt zelfs van dwaasheid aan elkaar, want: Het beroemdst en beruchtst is de Lof der zotheid om haar felle kritiek op de wijze waarop het christendom indertijd werd vormgegeven door instituties en theologen. Deze gebruiken de inquisitie om hun eigen macht te vergroten en vele onschuldige mensen in het verderf te storten. Tegelijkertijd houden theologen zich vooral bezig met irrelevante vraagstukken en filosofische lezingen van de Bijbelteksten waar gelovigen niets mee opschieten. Dwaasheid beschrijft hoe de zogenaamd vrome monniken zich zullen verantwoorden bij Het Laatste Oordeel:

Nummer vijf zal opscheppen dat hij zestig jaar lang nooit geld heeft aangeraakt, maar eerst altijd twee paar handschoenen heeft aangetrokken.

Nog steeds opzienbarend

Hoewel het goed voor te stellen is dat het werk destijds heel wat commotie losmaakte, is de ode der dwaasheid vijf eeuwen later toch minder opzienbarend. De meeste partijen die Erasmus bekritiseert, hebben hun macht en aanzien tegenwoordig goeddeels verloren. Daarbij zijn sommige passages wat langdradig en gedateerd. De taalspelletjes en paradoxale uitspraken die Dwaasheid tentoonspreiden, vormen hierop een uitzondering. Aardig is dat de lezer op het verkeerde been wordt gezet, omdat niet altijd duidelijk is of de kritiek uit de mond van de dwaasheid serieus of ironisch bedoeld is. En met de in de tekst geproblematiseerde relatie tussen auteur en verteller hebben we met een beetje fantasie zelfs een voorbeeld van postmodernisme avant la lettre te pakken.

Vermaard werk

De Lof der zotheid is met recht een klassiek en vermaard werk uit de wereldliteratuur, zowel wat betreft vorm, stijl en inhoud. Voor de liefhebber is dit afwisselend een geestig en diepzinnig werk, dat hiermee opnieuw in een fraaie herdruk verschijnt.

Erasmus’ Lof der zotheid. Ingeleid en herverteld door Sandra Langereis en voorgedragen door Jorn Heijdenrijk een lees- en luisterboek. Amsterdam: De Bezige Bij. 2022. ISBN 978 94 031 9671 8

[dWTL, 16 december 2022]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter