blog | werkgroep caraïbische letteren

Enge buren gluren naar de zwarte held

 
door Toef Jaeger
 
Het is eind 1939 wanneer bij familie de Kom de deurbel gaat. De Surinaamse verzetsstrijder, anti-koloniale activist en auteur van Wij Slaven van Suriname, Anton de Kom (1898-1945), doet de deur open om hem heel snel dicht te smijten. Hij weet zeker:  voor de deur staan de ‘regenjassen’ van de inlichtingendienst om hem te arresteren. Zijn zonen trekken de grendels weg, waarna twee ziekenbroeders komen om de zwaar overspannen Anton de Kom mee te nemen naar een kliniek. De buren, die bevestigd worden in het idee dat er in elke zwarte man een beest schuilt, kijken toe hoe hij wordt weggesleept. De man voelt zich verraden door vrouw en kinderen. Een periode van slaapkuren en therapie volgt.
Het is een tragisch verhaal, dat schitterend wordt weergegeven in de biografie van Alice Boots en Rob Woortman (besproken in Boeken, 20.11.2009). Maar wat er vervolgens in die kliniek precies gebeurde, vertellen ze niet. Wel dat De Kom in een zaal sliep waar zijn gezicht een groot contrast vormde met de witte lakens, dat hij in slaap werd gehouden omdat hij overspannen was en dat hij zijn vrouw en zoon niet wilde spreken. Welke behandelingen hij precies onderging, kon niet achterhaald worden.
Reden voor Karin Amatmoekrim om in De man van veel deze periode uit het leven van De Kom nader in te vullen. Over De Kom – die na een gevangenschap in Paramaribo vanwege zogenaamde opruiing zonder proces verbannen werd naar Nederland – is genoeg te vertellen. Maar de vraag is natuurlijk – voegt De man van veeliets toe? En was het niet beleefd geweest wanneer Amatmoekrim die veel informatie uit de biografie van De Kom heeft gehaald er één keer naar had verwezen?
Het antwoord op de laatste vraag is: ja, dat was beleefd geweest. Verder geldt natuurlijk: elk leven dat gefictionaliseerd wordt, beklijft vaak beter. Niet gebonden aan de feiten kan Amatmoekrim ruim de tijd nemen voor De Koms ervaringen in de kliniek en voor bijvoorbeeld een eerste bezoek van Nel aan haar man. Het weerzien loopt snel uit in een woede-uitbarsting van De Kom, omdat uitgerekend zijn vrouw, die wist hoe hij had geleden onder zijn gevangenschap, haar man opnieuw heeft laten opsluiten.
Nog treuriger is het gesprek tussen vader en zoon waarin de laatste uitlegt dat de groenteboer hem adviseerde zijn vader te bezoeken.
Met een mengeling van schuldgevoel en angst zit hij aan het bed van zijn vader. Maar die wil niets van hem weten. De jongen leed al aan een schuldgevoel, na het bezoek werd het er niet beter op. Amatmoekrim gaat alleen in op de angst, waar de biografie ruimte laat voor het schuldgevoel.
In ieder geval: deze twee gebeurtenissen waren al bekend – het advies van de groenteboer is zelfs letterlijk terug te vinden in de biografie – maar Amatmoekrim vult ze verder in. Ze fantaseert er verder op los bij de sessies tussen De Kom en zijn arts. De gesprekken tussen de twee zijn een strijd om het winnen van vertrouwen, het verleggen van het perspectief. Amatmoekrim zet die gesprekken goed neer. Of het waar is of niet – waarschijnlijk niet – maakt je als lezer niets uit. Je krijgt zicht op De Kom en zijn angsten en daar is het Amatmoekrim om te doen.
Maar het dramatiseren van zo’n periode kent ook valkuilen. De opvatting dat sommige kale feiten meer kunnen zeggen dan welke invulling dan ook, is aan haar niet besteed. Gedachten en ideeën worden gedetailleerd uiteengezet en herhaald, in een nadrukkelijke stijl. Amatmoekrim lijkt bang dat de lezer de impact van de gebeurtenissen niet begrijpt, maar de vrees werkt averechts. Om een voorbeeld te noemen: toen De Kom in de inrichting in Den Haag zat, verzamelden alle buren (op één na) handtekeningen om die te overhandigen aan de huurbaas met het verzoek de familie De Kom uit huis te laten zetten nu gebleken was dat de neger uit Suriname een gevaarlijke gek was. Dat is een feit dat voor zichzelf spreekt in de biografie. Maar Amatmoekrim benadrukt het gluurdersgedrag van De Koms buren om ze nog benepener neer te zetten. Ook laat ze De Kom weer de pen oppakken in de kliniek – gelet op het resultaat hoop je dat hij die toen heeft laten liggen.
Overdramatisering gebeurt ook op het stilistische vlak – en dan vliegt ze uit de bocht. Wanneer De Kom zich gaat buigen over het slavernijverleden van zijn landgenoten, schrijft Amatmoekrim: ‘Anton las het, en de afstand in de tijd en ruimte verhinderde niet dat zijn hart bloedde omwille van het lijden van een broer.’ Zulke zinnen versoapen het fascinerende leven van De Kom, dat in de roman overigens nog een happy ending krijgt met het vertrek uit de kliniek.
Vijf jaar later sterft De Kom namelijk in concentratiekamp Neuengamme. Het blijft dan ook onduidelijk waarom dit boek er moest komen. Als een poging om te laten zien hoe een Surinamer in Nederland kort voor de oorlog in een identiteitscrisis kwam, is het best geslaagd. Maar als het om De Koms strijd gaat in Suriname, de discriminatie waarmee hij te kampen had in Nederland en worsteling met zijn schrijverschap dan is het boek te mager.
[Overgenomen uit NRC Handelsblad BOEKEN, 11 oktober 2013]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter