Ellen Ombre schrijft aan Multatuli
Zeer geachte heer Douwes Dekker, of, beste Multatuli, zoals u ook heet,
De brief is een buitenkind van de letteren geworden. Het internet en de mobiele telefoon verbinden de wereld tot in uithoeken, men mailt en sms’t zonder terughoudendheid. Of het briefgeheim nog wordt nageleefd is de vraag. Ik wil mijn hart luchten en een beroep doen op uw discretie om rondzingen te mijden.
Ik raak in Suriname niet vertrouwd. In Nederland, waar ik het grootste deel van mijn leven heb gewoond lukte het ternauwernood. Daar was je niet vanzelfsprekend. Je moest je onverhoeds legitimeren en werd te hooi en te gras gereduceerd tot allochtoon, ver voor de Wilders-pandemie.
Hier is behoedzaamheid om andere redenen geboden. Men is politiek gelieerd, heeft een vete met je halfbroer of koestert een wrokje tegen Surinaamse Nederlanders, zogenaamde SuriNeds, omdat deze bounties in moeilijke tijden hoog en droog in Holland zaten en nu het goed gaat met Switi Sranan komen meeprofiteren. Met de moeilijke tijden bedoelt men de jaren tachtig en negentig, decennia van militaire terreur, inflatie, lege winkelschappen, corrupt ambtenarenapparaat.
Het gaat in het gewezen wingewest de laatste jaren ‘met Gods wil’, de euro-elite die het vliegtuig naar Nederland neemt alsof zij zich met een pontje laat overzetten, maakt het stukken beter. De keur telt zijn zegeningen in elektronisch beveiligde huizen achter muren met prikkeldraadguirlandes in dit arm-rijk land.
Niemand sterft hier van honger, maar er wordt gehosseld. De voorzieningen zijn matig, de medische zorg laat te wensen over. Je vraagt je af waar de honderden miljoenen ontwikkelingsgelden toe hebben geleid. Organisaties die zichzelf onbaatzuchtig noemen, bidden om nog meer hulp. Er zijn gebedshuizen genoeg, maar er is woningtekort. De infrastructuur loopt mank en verhindert goede communicatie tussen de verschillende delen van het land. In vaderloze gezinnen aan de zelfkant van de stad waar het christelijk huwelijksideaal niet tot norm wordt verheven, is het bestaan hard, zoals in Sunny Point of Texas; daar zijn op drift geraakte Bosnegerfamilies hunkerend naar iPods en BlackBerries neergestreken. Wat maakte de stad voor hen zo aantrekkelijk? Ze wilden weg uit hun door de binnenlandse oorlog ontwrichte dorp met zijn armoede, weg van het primitieve dorpsleven, weg van die kansarme kleine wereld waar hun geen toekomst wachtte, weg van de toeristen voor wie ze om een grijpstuiver moesten dansen. Het is niet vrolijk wat ik heb te vertellen, maar een poging de stand van zaken te beschrijven.
[Dit is de opening van de laatste Multatuli-lezing die Ellen Ombre a.s. zondag geeft in Amsterdam. Klik hier voor meer inlichtingen.]