Ellen de Vries verkreeg de doctorstitel
Op donderdag 19 november 2015 verdedigde Ellen de Vries aan de Universiteit van Amsterdam haar proefschrift, getiteld Strijd in de media; Media als spiegel van de postkoloniale verhouding tussen Suriname en Nederland (1980-1992). Met verve verdedigde zij haar academisch werkstuk ter verkrijging van de graad van Doctor in de Geesteswetenschappen tegenover een internationale commissie. Hieronder de laudatio van haar promotoren, prof. Frank van Vree en prof. Michiel van Kempen.
[Laudatio van prof. Frank van Vree, hoogleraar mediastudies:]
Geachte doctor De Vries,
Beste Ellen,
Het is volbracht! Het is geweldig dat je hier nu staat, als kersverse doctor in de geesteswetenschappen, en dat het nu achter de rug is. Ik zal mij in deze laudatio hoofdzakelijk beperken tot het proefschrift zelf – en het persoonlijke verhaal overlaten aan collega-promotor Michiel van Kempen – maar toch: een korte persoonlijke noot.
Ik ben oprecht blij dat je hier nu tegenover ons staat. Ik weet dat je af en toe bekropen werd door twijfels en kon opzien tegen de bergen werk en de complexiteit die het schrijven van een proefschrift onvermijdelijk met zich meebrengt – maar het is nu echt achter de rug, je hebt het voor elkaar gekregen, en – dankzij je volhardendheid en discipline – ook nog binnen een tijdsbestek waarop veel andere promovendi jaloers kunnen zijn.
Maar dat laatste is niet de enige reden waarom je tevreden terug kunt kijken op wat je hebt verricht. Wat er ligt, is een uiterst gedegen en zeer gedetailleerde studie, die niettemin uitstekend is geschreven; tegelijk is het – als het gaat om de inhoud – een belangrijk boek, en wel vanuit verschillende perspectieven.
Ten eerste lever je met deze studie een belangrijke bijdrage aan de eigentijdse geschiedenis van Suriname en Nederland en de relatie tussen beide landen. Ten tweede is het een interessante studie over de werking van de journalistiek en de rol van de media, over buitenlandverslaggeving, over medialogica en de impact daarvan op internationale verhoudingen.
Om dat alles in kaart te brengen, koos je aanvankelijk voor een benadering die in de mediawetenschappen, in allerlei varianten, grote populariteit geniet, en zich focust op interpretatiekaders of frames. Aanvankelijk volgde je daarin een vrij strakke, methodische aanpak, ontleend aan de communicatie¬wetenschap, maar gaandeweg je onderzoek kwam je erachter dat deze benadering je in de weg zat, omdat ze te tijdrovend was en bovendien te weinig mogelijkheden bood om tekst, vormgeving en beeld in samenhang te bestuderen. Daarop heb je gekozen voor een meer kwalitatieve benadering, waarbij je de onderliggende interpretatiekaders door close reading van je materiaal over een geselecteerd aantal case studies probeerde bloot te leggen – interpretatiekaders die je vervolgens opnieuw hebt getoetst aan je materiaal.
Het is vanmiddag ook duidelijk geworden dat het laatste woord over die interpretatiekaders nog niet is gezegd. Maar wat pal overeind staat, zijn de case studies zelf. Die vormen niet alleen het hart van het boek, maar laten zich ook lezen als op zich zelf staande mediadrama’s, vaak uiterst trefzeker en beeldend beschreven, met in de voetnoten een solide metatekst waarin de “werkelijke” geschiedenis als het ware meeloopt, een minstens zo spannend verhaal, niet alleen gebaseerd op literatuur, maar ook op eigen, originele bronnenstudie.
Het proefschrift is, kortom, niet alleen een aanwinst voor een goed begrip van de relatie tussen Suriname en Nederland, maar ook voor de mediageschiedenis van beide landen, en voor de geschiedenis van de journalistiek in het bijzonder. Dat lijkt mij inderdaad een prestatie van betekenis – en ik wilde je daarmee dan ook heel hartelijk feliciteren.
[Laudatio van prof. Michiel van Kempen, hoogleraar Nederlands-Caraïbische letteren:]
Zeergeleerde Ellen,
Ook ik feliciteer je van harte met de doctorstitel die je vandaag hebt behaald. Ik denk dat het wennen voor je is dat je je vanaf vandaag zonder enige terughoudendheid doctor Ellen de Vries mag noemen. Want als er iemand wars is van dikdoenerij, dan ben jij het wel. Je had al een lang traject binnen de journalistiek achter de rug, toen je aan dit promotieonderzoek begon. Met je boeken over Nola Hatterman en de binnenlandse oorlog in Suriname had je duidelijk laten zien dat de diepgravende onderzoeksjournalistiek je wel lag. Dat type langademige journalistiek is niet eenvoudig uit te voeren, als je ook van je pen wilt leven. En ik begreep heel goed dat je na je prachtige biografie van Nola Hatterman ’t liefst nog even had willen doorzoeken om die klemmende vraag te beantwoorden: hebben Anton de Kom en Nola Hatterman nou een affaire gehad, en zo ja: waar dan in Parijs?
Toen ik je voorstelde om je onderzoeksnieuwsgierigheid om te zetten in een proefschrift, keek je me eerst enigszins wantrouwend aan: neemt hij me nou in de maling? Althans ik dacht dat het wantrouwen was. Maar het was veeleer jouw vraag ‘kan ik dat wel?’ die daaraan ten grondslag lag. Die vraag is overigens een uitstekende vraag voor elke onderzoeker, binnen de journalistiek èn binnen de wetenschap, omdat die vraag impliceert dat je altijd buitengewoon kritisch blijft staan tegenover elk onderzoeksresultaat, dat van een ander en dat van jezelf. Maar je kunt het ook te ver drijven. Nog niet zo heel lang geleden dit jaar, toen je zowat de laatste versie van je proefschrift had ingeleverd, zaten we een middag lang met drie man sterk op jou in te praten om je ervan te overtuigen hoe goed jouw proefschrift wel niet was – drie man, drie mannen, nou ja, ik geef toe: ook dat is waarschijnlijk in jouw oog niet bijster overtuigend.
Ik mag toch hopen dat je er inmiddels van overtuigd bent dat je wel degelijk een bijzonder overtuigend en gedegen proefschrift hebt geschreven. Het onderzoek waaraan jij je de afgelopen vijf, zes jaar hebt gewijd, heb je met buitengewone acribie, speurzin en werkkracht ondernomen. Het resultaat is een volwaardig academisch werkstuk, gelukkig – en in jouw geval: vanzelfsprekend – goed leesbaar, en het is klip en klaar dat je daarvoor gemakkelijk een uitgever hebt kunnen vinden. Het mooie is dat je in een tijd van polarisatie en ongemakkelijke verhoudingen, ook in de postkoloniale en de zwart-witverhoudingen, de nuance zoekt en die nuance ook nadrukkelijk na je gedegen onderzoek als waarheidselement een plaats geeft in de recente geschiedenis van de media in Suriname en Nederland. De geschiedenis blijkt toch anders te zijn dan een oppervlakkige beschouwing zou doen vermoeden. Ik spreek dan ook de hoop uit dat je studie breed gelezen zal worden, ook in Suriname.
In de jaren dat je je onderzoek verrichtte heb je op een betrokken manier deelgenomen aan de jaarlijkse promovendiweekends, hier in Amsterdam en in de Ardennen. Je aanwezigheid zal daar gemist worden. Ik kan niet zeggen dat mijn kennis van jouw persoon zich uitstrekt tot in je persoonlijke levenssfeer – en dat hoeft ook niet – behalve dan dat ik inmiddels weet dat als je jou bezoekt en vier heerlijke nieuwe haringen meebrengt, je die als bezoeker ook helemaal zelf mag opeten. Maar ik heb wel gemerkt dat de aarzeling die je blijkbaar gevoelt als het gaat om een academisch onderzoeksobject, helemaal van je afvalt buiten de academia: je praat dan met een ingevoerdheid en autoriteit over de actuele politiek van het Caraïbisch gebied, die geheel naturel en gerechtvaardigd is.
Dat je ouders deze dag hier meemaken, is een buitengewoon plezierige omstandigheid. Ik feliciteer ook hen, alsmede andere leden van de Drenthse clan, van elders en je vrienden. Mocht er nu nog een flardje van twijfel aan je academische capaciteiten bij je zijn overgebleven, dan raad ik je aan de zojuist aan jou overhandigde huls NU te openen om je ervan te vergewissen dat er wel degelijk een doctorsbul met het zegel van de universiteit in zit, en niet de kilo Hollandse Nieuwe die mijn collega Frank van Vree en ik je in andere omstandigheden heel graag cadeau zouden hebben gedaan. Doctor De Vries, het ga u heel goed!