blog | werkgroep caraïbische letteren

Ellen de Vries – Inleiding tot de memoires van Willem Oltmans

Inleiding tot de Memoires 1986-b van Willem Oltmans (uitgeverij De Papieren Tijger, Breda 2016)

 

Willem Oltmans:

‘Wat een smerige manier van ondervragen tussen twee haakjes. Heel smerig om te zeggen dat ik boeken schrijf die door regeringen worden betaald. (…) Ik heb nog nooít een cent van iemand aangenomen… Nooít, geen cént, nooít. Ook niet voor mijn dagboeken. En ook van Bouterse niet. Tegen wie dat zegt span ik onmiddellijk een kort geding aan. Te beginnen bij jou.’

Adriaan van Dis:
‘Nou, dan zien we elkaar bij de rechter.’

In de memorabele talkshow Hier is… Adriaan van Dis van 30 juni 1985 vroeg presentator Adriaan van Dis zijn gast, freelance journalist Willem Oltmans, of dat wel kon, je als journalist laten betalen door regeringen om boeken te schrijven die hun standpunten verduidelijkten. Op de stapel te bespreken boeken lag ook het in 1984 gepubliceerde: Willem Oltmans in gesprek met Desi Bouterse. Heel goed mogelijk dat Oltmans voor deze publicatie nooit een cent ontving van Bouterse.

 

Een principiële stellingname betrof het hier zeker niet. Oltmans reageerde weliswaar als door een wesp gestoken, maar in de dagboeken die hij minutieus bijhield noteerde hij tijdens het schrijfproces op 18 april 1983 doodleuk: ‘Ik moet eigenlijk proberen van Suriname een steuntje in de rug te krijgen bij het schrijven van de pocket over Desi Bouterse. Voor een staat is 15.000 dollars een peulenschil.’ Tevens blijkt uit de memoires van 1983 dat Oltmans druk overleg voerde met de getrouwen rondom Bouterse over de inhoud van het boek. In 1985 vroeg Oltmans openlijk om een ‘eventueel’ public-relations honorarium. 25.000 dollars per zes maanden, opperde hij tegenover Bouterses rechterhand Henk Herrenberg die zich volgens Oltmans ‘het lazarus’ schrok, maar beloofde te overleggen met Bouterse. Aldus het dagboek. Betaling liet soms op zich wachten blijkt uit het kort geding dat Oltmans in 1989 aanspande tegen de Staat Suriname vanwege het niet nakomen van betalingsverplichtingen.
Oltmans sprak de hoofdrolspelers in menig internationaal conflict. Zijn keuze was vaak onorthodox. Niet verwonderlijk dat hij zijn oog op bevelhebber Desi Bouterse had laten vallen. Sinds de moord op vijftien tegenstanders van zijn militaire regime in december 1982 was bevelhebber Bouterse voor Den Haag persona non grata. Dus trok Oltmans naar Suriname om Bouterse aan de tand te voelen. Oltmans en politiek Den Haag waren elkaars natuurlijke vijanden, sinds de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Joseph Luns, Oltmans in de ban had gedaan vanwege Oltmans bemoeienissen met de Nieuw-Guinea Kwestie. Luns waarschuwde buitenlandse vertegenwoordigingen voor Oltmans ‘journalistiek onfatsoen’.

 

Joseph Luns, de langste man in het midden, met zijn VN-staf ten tijde van de Nieuw Guinea-crisis in New York. Vijfde van links Max van der Stoel. Geheel rechts Lou Lichtveld.

Oltmans vergeleek het dekolonisatieproces van Suriname met dat van Indonesië. In Suriname was de onafhankelijkheid weliswaar in goed overleg met Nederland tot stand gekomen, maar volgens Oltmans weigerde Den Haag de oud-kolonie Suriname als een buitenlandse natie te zien. ‘In het dekolonisatieproces met Indonesië is precies hetzelfde gebeurd.’ Na de decembermoorden van 1982 zette Nederland eenzijdig de aan Suriname toegezegde en o-zo-noodzakelijke ontwikkelingshulp stop. Aan hervatting van de hulp werden strenge eisen gesteld. Oltmans vond de stopzetting paternalistisch en zette vraagtekens bij de juridische onderbouwing van dit Haagse besluit. Daarmee roerde hij een gevoelige kwestie aan, want uit de notulen van de ministerraad blijkt dat men er in Den Haag ook niet helemaal gerust op was of dit besluit de toets der kritiek van het Internationaal Gerechtshof zou kunnen doorstaan. Suriname dreigde herhaaldelijk de kwestie aan het Gerechtshof voor te leggen, maar verzuimde dat daadwerkelijk te doen.

 

In juni verschijnend: Ellen de Vries’ analyse van de media gedurende de Binnenlandse Oorlog van Suriname

In dit deel van Oltmans memoires staat de tweede helft van 1986 in de schijnwerpers. 1986 was een turbulent jaar voor Suriname, dat vanwege het ontwikkelingsverdrag in feite nog met handen en voeten gebonden was aan het voormalig moederland. Net toen in Suriname een democratiseringsproces op gang leek te komen, brak in juli 1986 een binnenlandse oorlog uit. Met steun van het Surinaams verzet in Nederland, dat geen fiducie had in de uitkomst van het zojuist ingezette democratiseringsproces, nam ex-lijfwacht Ronnie Brunswijk de wapens op tegen zijn vroegere baas: bevelhebber Desi Bouterse. De Surinaamse burgeroorlog zou tot augustus 1992 duren.
Oltmans reisde dat jaar herhaaldelijk af naar Suriname. Hij verwonderde zich – niet onterecht – over de gretigheid waarmee Nederlandse journalisten van Brunswijk een held maakten: een Surinaamse Robin Hood. Ook verbaasde hij zich erover dat Den Haag liet gebeuren dat het Surinaams verzet vanaf Nederlands grondgebied acties voorbereidde in Suriname. In retrospectief zouden onderzoekers daar later de nodige vraagtekens bij plaatsen.

 


Oltmans combineerde moeiteloos de rollen van diplomaat, journalist en pr-man.
Hij geloofde in het Suriname van Bouterse. „Wat ik feitelijk doe, is niet het beeld van Bouterse verbeteren, maar de misvattingen daarover aan de hand van eigen ervaringen corrigeren. En dat blijft de taak van de investigative reporter’, schreef hij op 18 september 1986 in zijn dagboek. Blijkens Oltmans dagboekaantekeningen strekte Luns’ invloed zich niet uit tot Suriname. Oltmans onderhield goede contacten met de Nederlandse ambassadeurs in Suriname. Bouterse had Oltmans gevraagd de lokale autoriteiten van het binnenland te begeleiden naar Nederland om Den Haag te vragen een stokje te steken voor Brunswijks guerrilla. Oltmans peilde bij ambassadeur Van Houten eerst eens hoe dit zou vallen in Den Haag.
18 augustus 1986:

‘Ik vroeg of ik hem ook details kon vertellen, zonder dat deze meteen aan Den Haag zouden worden doorgebriefd. „Dat is mijn persoonlijke beslissing,” zei hij. Hij leek me sceptisch ten aanzien van de komst van een delegatie van bosnegers naar Den Haag, om te vragen Brunswijk niet te financieren of aan te moedigen om zijn guerrilla voort te zetten.’

Ook wierp Oltmans zich op als vredesbemiddelaar tussen Bouterse en Brunswijk, terwijl hij tegelijkertijd Bouterse de suggestie aan de hand deed het buitenland om helikopters te vragen teneinde Brunswijks ‘terroristen’ op te sporen. Die tegenstrijdigheid tekent Oltmans en was er misschien wel de oorzaak van dat Oltmans het voortdurend aan de stok had met Nederlandse collega-journalisten. Hij werd verguisd vanwege zijn stellingnames en betrokkenheid, toch wisten reporters hem blindelings te vinden als ze een visum voor Suriname nodig hadden of Bouterse wilden spreken. Belangenverstrengeling kwam in het woordenboek van Oltmans – altijd in geldnood – niet voor. Oltmans eiste voor zijn inspanningen een vaak niet geringe vergoeding. Op 29 augustus 1986 noteerde hij na zijn bespreking met Bouterse.
‘Daarna vroeg ik of hij [Bouterse – EdV] John Drieskens van Panorama te woord wilde staan. Juist ook omdat de Nieuwe Revu op de Brunswijk-lijn zat, kon het van belang zijn dat Drieskens nu Desi’s gedachten over de situatie in Suriname op de Nederlandse lezersmarkt zou gooien. Ook benadrukte ik dat ik met dat interview opnieuw zelf een reis naar Paramaribo kon betalen.
„Wanneer,” vroeg hij.
„Het liefste aanstaande zondag.” Ik voegde eraan toe: „Dan komt hij morgen en gaat maandag met mij weer mee terug.”
„Oké,” was het verlossende antwoord. Ik beken, mijn eerste gedachte was: godzijdank, het afgesproken honorarium van 10.000 gulden is binnen.’

Oltmans profileerde zich daarnaast onbekommerd als freelance journalist. Hij stuurde kranten regelmatig ingezonden brieven, waarin hij zijn mening ten beste gaf over de Nederlandse neokoloniale houding ten aanzien van Suriname. In Haagse Post publiceerde hij herhaalde malen zijn dagboekaantekeningen.
Werd Oltmans regelmatig door collega’s over de hekel gehaald, omgekeerd zag hij er geen been in om hen te verlinken. Toen Nederlandse journalisten – ontsnapt aan het oog van de Surinaamse autoriteiten – in december 1986 stiekem waren afgereisd naar het oorlogsgebied om uit de mond van een van de lokale autoriteiten op te tekenen dat die zijn ‘gat afveegde’ aan de beeltenis van Bouterse, verklikte Oltmans dat zijn medebroeders al onderweg waren naar de luchthaven Zanderij. Voor vertrek naar Nederland werden de journalisten tot op de bilnaad gefouilleerd. Filmmateriaal werd in beslag genomen.

 

Willem Oltmans

De journalistieke praktijk laat zien dat media nogal eens partij kiezen in een conflict. In zoverre was Oltmans geen uitzondering. Wel uitzonderlijk was de combinatie van rollen die bij Oltmans moeiteloos in elkaar over vloeiden en zijn geslotenheid daarover. Oltmans was niet de investigative journalist waarvoor hij zichzelf hield. Hij keek vooral één kant op. Dat het leger van Bouterse op 29 november 1986 het dorpje Moiwana binnenviel en daar circa 40 burgers onder wie kinderen doodde, onttrok zich aan zijn blikveld. Oltmans rept er nauwelijks over en kon zich zelfs niet voorstellen waarom duizenden binnenlandbewoners hierna hun toevlucht zochten in buurland Guyana. Ook plannen van de Nederlandse regering om samen met de V.S. eind 1986 Suriname binnen te vallen – zoals de Volkskrant in 2010 in een reconstructie boven tafel haalde – miste Oltmans. De eventuele doden die het regime maakte, nam hij voor lief.

Dit alles staat los van de waarde van Oltmans’ ontboezemingen. Oltmans was niet alleen onorthodox in de keuze van zijn hoofdpersonen, ook zijn opvattingen in kwesties waren tegendraads. En hij had zeker niet altijd ongelijk. De Nederlandse pers schaarde zich destijds achter stopzetting van de ontwikkelingshulp aan Suriname en deed aanvankelijk mee aan de verheerlijking van Brunswijk als de Surinaamse Robin Hood. In retrospectief kunnen daarbij de nodige vraagtekens worden gezet.

 

Fragment monument Moi Wana, district Marowijne. Foto © Michiel van Kempen

Vanwege de gedetailleerde beschrijvingen – compleet met dialogen, de ingeplakte visitekaartjes, doorslagen van brieven en soms ook foto’s – verschaffen de dagboeken interessante kijkjes achter de schermen. Uiteraard is distantie op zijn plaats; Oltmans schreef ze in de wetenschap dat ze later geopenbaard zouden worden. Niettemin vormen ze een – mogelijk onverwachte – bron voor onderzoekers. Zo waren de dagboekaantekeningen voor het VPRO-programma Argos in 2011 van grote waarde bij de reconstructie van een portret van wapenhandelaar Theodor Cranendonk. Argos citeerde uit brieven, faxen en verklaringen uit de nalatenschap van Oltmans, waaruit bleek dat Oltmans desgevraagd contact legde met Bouterse over een wapendeal. Oltmans bemiddelde in de hoop op commissie. De deal ketste uiteindelijk af. In dit deel zoekt Cranendonks medeonderhandelaar Dirk Keijer via Oltmans contact met het Suriname van Bouterse.
Voor mijn onderzoek naar de berichtgeving in Surinaamse en Nederlandse media over de verhouding tussen Suriname en Nederland in de (post) militaire periode (1980-1992), was het dagboek van waarde omdat de berichtgeving over Suriname soms van dag tot dag besproken werd, compleet met artikelen en correspondentie over de betreffende stukken. Maar vooral lieten de aantekeningen zien dat Suriname geen willoos slachtoffer was – waarvoor het zichzelf graag hield – van eenzijdige beeldvorming in Nederlandse media. De Surinaamse militaire autoriteiten boetseerden met behulp van Oltmans aan het beeld dat ze graag wilden laten zien. Met succes wisten ze met behulp van Oltmans ook ‘positieve’ verhalen in de Nederlandse media te krijgen.
Daarnaast verschafte het dagboek inzicht in een journalistieke wereld die zich doorgaans aan het zicht van het grote publiek onttrekt. Een voorbeeld. In zijn dagboek schrijft Oltmans op 7 oktober 1986 hoe hij tot zijn afschuw hoorde, dat de Veronica-journalisten Joost Oranje en Harmen Boerboom tegen de afspraken met Oltmans in een exclusief radio-interview met Desi Bouterse hadden gemaakt. Tegenover Bouterses rechterhand, ambassadeur Henk Heidweiller, brieste Oltmans: ‘Dat is verraad jegens onze afspraken.’ Die antwoordde doodleuk dat de exclusiviteit die Oltmans voor Pieter Varekamp van de tv-actualiteitenrubriek van AVRO’s Televizier had bedongen uitsluitend tv en niet radio betrof. Oltmans speelde, maar was met andere woorden zelf ook speelbal.

 

Ellen de Vries is zelfstandig onderzoeker en publicist

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter