Een vriend voor altijd: In memoriam Jos de Roo
door Wim Rutgers
Met het overlijden van dr. B. Jos de Roo (18 september 1942 – 8 april 2023), collega en jarenlange vriend, is een leegte ontstaan die niet met woorden te vullen valt.
We ontmoetten elkaar begin jaren zeventig voor het eerst in Suriname waar we allebei Nederlands gaven, hij aan het CPI, ik aan het API. Jos studeerde er naast zijn talrijke lessen en schreef met De tijd zal het leren een studie over Sarnami, hai, het romandebuut van Bea Vianen. In zijn huis op hoge neuten aan de Tweede Rijweg lag de vloer vol grote vellen papier met aantekeningen. Het was de tijd van de close reading en de romananalyse van tijd, ruimte, motieven en thema die tot de juiste interpretatie moest leiden. Jos zou zijn leven lang een lezer met scherp-kritische blik en precieze duiding blijven.
In 1973 trokken Jos en Elly naar Curaçao. Toen Joke en ik in 1974 de Kerstvakantie op dat eiland doorbrachten, zochten we elkaar weer op en vierden samen Oud en Nieuw. Toen ik in 1975 naar Aruba verhuisde, zagen we elkaar als ik op Curaçao moest zijn en zocht ik hem op in zijn gastvrije huis in Santa Rosa. Jos was toneelrecensent en coördinator van de boekenbijlage van de Amigoe en introduceerde mij als medewerker. Toen Jos en Elly in 1979 naar Nederland verhuisden, zorgden we ervoor elkaar in Nederland te ontmoeten in Leusden en later in Ermelo.
Het was een blijvende vriendschap met incidentele ontmoetingen en soms uitgebreider via een gezamenlijk symposium in Lille, Namen of Amsterdam. Als medewerker van de Wereldomroep kwam hij enkele keren naar Aruba. We maakten er samen de gids Aruba, scenes & behind the scenes in 1988. De laatste publicatie van Jos in 2017, Ver weg dichtbij, bevat weliswaar werk van Boeli van Leeuwen, maar deze titel is ook van toepassing op onze vriendschap, toen Joke en ik eind jaren tachtig, begin jaren negentig tijdelijk ook in Nederland woonden: dan ver weg in verschillende continenten, dan weer nabij. Vooral toen Jos, na zijn pensionering bij de Wereldomroep, besloot om jaarlijks een aantal maanden op Aruba door te brengen, werden Jos en Elly als het ware lid van onze familie met onze kinderen en kleinkinderen. Jos werd er enthousiast lokale correspondent van de Wereldomroep. Donderdag was de vaste avond om elkaar op te zoeken om te delibereren en discussiëren over politiek en literatuur, tot de corona toesloeg en Jos en Elly op het laatste nippertje nog naar Nederland konden. Jos zou niet meer naar Aruba terug komen wegens de epidemie maar ook wegens de geconstateerde ziekte die hem uiteindelijk zou vellen.
Ons contact, ver weg of dichtbij, was naast de persoonlijke waardering, ook gebaseerd op onze gezamenlijke waardering voor de literatuur. Hiervan wil ik drie belangrijke aspecten noemen. Dat is eerst de close reading waarvan Jos trouw aanhanger bleef en die van hem een begenadigd lezer maakte met uitgebreide analyses en scherpzinnige interpretaties die hij schreef voor onder meer de Amigoe en Trouw. Tal van voorbeelden daarvan zijn er te geven, waarvan een aantal over onder meer Cola Debrot, Tip Marugg, Boeli van Leeuwen en Frank Martinus gebundeld werden in Antilliaans Literair Logboek (1980). In de inleiding daarvan schrijft hij over zijn uitgangspunt: ‘Antilliaanse werken stammen uit de Caribische cultuur…’
De tweede verdienste van zijn kritische werk is daarom, dat hij zijn analyses en interpretaties allereerst in een Caribische meertalige en multiculturele context plaatste, niet in een Europees-Nederlandse traditie, zoals tot dan veelal gebruikelijk was. Daarbij toonde hij naast de Nederlands-Caribische literatuur ook aandacht voor de Engelstalige zoals in zijn mooie serie ‘Geboorten van Caribische literatuur’ in de Amigoe en later in Caraïbisch Uitzicht.
Dat Jos de Roo zich niet beperkte tot zijn kritische analyses maar zich ook bewust was van literair-historisch belang is zijn derde grote verdienste. In dat kader publiceerde hij bijvoorbeeld Luc Tournier, Brieven aan een koerantier en begin jaren tachtig de interviewreeks ‘De andere Lauffer’. Jos kon niet alleen de Antilliaanse auteurs tot zijn vrienden rekenen, maar ook Surinaamse persoonlijkheden met wie hij publicaties verzorgde, zoals Albert Helman, Groot geld tegen klein geld: de voorgeschiedenis van Sticusa (1988) en Hugo Pos, Oost en West en Nederland: episodes uit het leven van Hugo Pos (1986).
Alle activiteiten culmineerden uiteindelijk in zijn dissertatie met de eenvoudige titel Praatjes voor de West; de Wereldomroep en de Antilliaanse en Surinaamse literatuur 1947 – 1958 die hij in 2014 verdedigde. De voorlaatste stelling bij zijn proefschrift luidde: ‘Voor gepensioneerden is de perfecte verjongingskuur het beginnen van promotieonderzoek: men begint eraan als werkloze oudere een eindigt als jonge doctor.’ Jos’ opdracht in mijn exemplaar luidt: ‘Voor Wim, een vriend voor altijd.’ En dat is wederzijds.