blog | werkgroep caraïbische letteren

Een vliegtuig komt uit de lucht vallen

25 jaar Bijlmerramp

door Michiel van Kempen

Herinnering is een vale vogel die uit de lucht komt vallen, zijn vleugel schampt en tot gruis vervalt. Ergens in dat gruis schuilen wij, mensen, klein in het aangezicht van krachten die wij zelf ooit opgeroepen hebben maar niet langer beheersen.
Een vliegtuig kan uit de lucht vallen, we weten het, en sinds 4 oktober 1992 weten we dat dat ook kan in een dichtbevolkte wijk van een westerse stad, onze stad: Amsterdam, maar toch: die ramp heeft de stemmen nooit doen verstommen dat de capaciteit van Schiphol nog flink uitgebreid moet worden.

 

We hadden het kunnen weten: terwijl er nog gezocht werd naar de restanten van lijken in de stinkende ashoop van de flats Groeneveen en Klein Kruitberg werd de aanvliegroute over de rampplek alweer opengesteld. En de verantwoordelijke luchtverkeersleider die het vrachtvliegtuig van El Al terug wilde loodsen naar Schiphol, getuigde enkele dagen later dat hij er geen enkel moment aan gedacht had dat het zwaar gehavende toestel over dichtbevolkte wijken zou moeten vliegen. Zoiets voordehandliggends als de vrachtlijst van een modern vliegtuig bleek niet te reconstrueren, een betrouwbare bewonerslijst evenmin.
Wat vanaf 4 oktober 1992 om half zeven de geschiedenis in zou gaan als “de Bijlmerramp”, kreeg een voortbestaan in paginagrote gruwelfoto’s, chocolade krantenletters en een lange reeks reportages waarnaar iedereen met verbijstering keek. In die verbijstering resoneerde op zeer lage frequentie nog iets mee naast oprecht meeleven en fascinatie voor grote rampen: de bevestiging dat er wel iets verschrikkelijk mis moest zijn met een wijk van 125 nationaliteiten, migranten uit alle voormalige koloniën, aanhangers van soms volstrekt onbekende religies. En er wás ook veel mis met die wijk, maar niet met die nationaliteiten, niet met die Rijksgenoten, niet die religies, niets van dat alles wat met wantrouwend misprijzen vanachter de Hollandse geraniums becommentarieerd werd. Terugkijkend kun je zeggen dat de Bijlmerramp het einde markeerde van een mislukt sociaal experiment. Nee, niet de mislukking van de multiculturele wijk, maar de mislukking van een samenleving die geconstrueerd was op een tekentafel. De Bijlmermeer was een futuristische stad in de polder die niet uitging van de simpele basisbehoeften van de Nederlandse kleinburger, maar van geprojecteerde idealen waarvoor de nieuwe Nederlanders als proefkonijn mochten fungeren. Er was veel anonimiteit en te weinig lulligheid en te weinig lulligheid leidt tot teveel criminaliteit. Met andere woorden: die nieuwe Nederlanders met hun andere kleur en geur pasten niet in die tekentafelplannen over anonieme stedelingen, zij wilden hun autootje voor de deur, een betaalbare woning, een tuintje met een hekje en drie potten geraniums op de vensterbank vanwaarachter je rustig over de buren kon roddelen. De nieuwe Nederlanders waren in hun idealen vooral niet nieuw en juist heel Nederlands, al vonden zij in het Hollandse kruidenrekje niet de peper die zij zochten en wist de Hollandse kapper met hun springerige haar geen raad.
In het monument voor de Bijlmerramp, onder de boom die alles zag, zijn tegels aangebracht waarin kinderen voorwerpen hebben laten inbakken die zij met de ramp associeerden. In een van die tegels zit een eenvoudige, doodgewone huissleutel. Voor een kind geeft zo’n sleutel de toegang tot het allerbelangrijkste: de ruimte waar de mensen wonen die jou liefhebben en die jij liefhebt, waar je je eigen nest van geborgenheid en veiligheid hebt, het gevoel van thuis. Veel van de immigranten in de Bijlmer hadden zo’n soort sleutel nooit eerder gehad. Voor de bewoners van twee flats maakte een donderend geraas uit de hemel een einde aan die illusie van thuis en veiligheid. En daarmee kwam ook een gruwelijke barst in wat een goed georganiseerde samenleving leek te zijn: de nieuwe burgers leken wel keurig opgeborgen in hun appartementen, maar de gemeenteadministratie had geen antwoord op de vraag wie er daadwerkelijk woonden. Daar keek men niet vanop als het ging om de sloppenwijken van Manilla of Rio, maar de geometrische honingraatflats omgeven door kortgemaaide gazons in de Amsterdamse Bijlmer?

 

 


De Bijlmerramp was behalve een moordende schroeiplek op de hoek van de flats Groeneveen en Klein Kruitberg ook een slag met een samoeraizwaard dat de grootste nieuwbouwwijk van Nederland doormidden kliefde. De Bijlmer ging op de schop, de monotone hoogbouw verdween om plaats te maken voor beheerste lulligheid, het tuinhekje deed zijn intrede, de parkeerplaats voor de deur, de geranium op de vensterbank. Pa Sem, de eenvoudige cafébeheerder die een kind uit de vlammen redde, was voor even de held van heel Nederland, maar voor de rest van zijn leven moest hij zijn heldenstatus bekopen met de pijn van de littekens van zijn brandwonden. Getekend waren ze, de Bijlmerbewoners, en niet enkel de geliefden van de 43 geïdentificeerde slachtoffers en van de anderen die altijd bleven zoeken naar hun verdwenen dierbaren. De herinnering aan de vale vogel die uit de lucht kwam vallen op die 4de oktober vervaagde niet voor hen die het schroeien van de kerosine gevoeld hadden. De overlevers verspreidden zich over andere nieuwbouwgemeenten en een nieuwe generatie nam hun plaatsen in. Niemand spreekt nog over het grijs van de betonnen Bijlmer, het beton vergruizelde tot de bakstenen van Amsterdam-Zuidoost.
Herinnering is een gebakken stoeptegel met een huissleutel erin.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter