Een verhaal als de stokjes van mikado
Over Irma; een mikado van boze goden van Kees Broere
door Michiel van Kempen
Het lag moeilijk: literatuur in de jaren ’70 en ’80. Die moest echt opnieuw uitgevonden worden als wapen in de klassenstrijd. Dat was zowat het eerste wat ik hoorde toen ik in het vuurrode Nijmegen ging studeren – datzelfde Nijmegen waarin mijn onwetende vader nog zijn laatste hoop stelde vanwege de katholieke universiteit, hij heeft het geweten.
Er was een lange man in dat eerste jaar in Nijmegen, een man in een spijkerpak en met baard en die man kwam uit Oss, Erik de Vries heette hij – eigenlijk Eric, maar die c was bourgeois. Hij wist dat nagenoeg alle literatuur bourgeois was. Alleen de schrijfsels van WAR konden ermee door, vond hij. WAR stond voor: Werkgroep Arbeidersliteratuur Rotterdam. Wij hadden nog nooit een arbeider van dichtbij gezien en vonden dat wel curieus, dus wij knikten maar wat. Wij hadden ook nog nooit Gramsci en Gadamer en Althusser en al die andere marxistische filosofen gelezen, en wisten toen ook niet dat die onleesbaar waren, maar we kochten braaf die boeken die bij de SUN, de Socialistiese Uitgeverij Nijmegen, in de bakken lagen.
En toen deden we iets wat eigenlijk helemaal niet mocht: we begonnen een literair tijdschrift. Kleinburgerlijk, en achteraf gezien hebben de 4 nummers die uitkwamen de ondergang van de marxistische filosofie betekend. Dat zou je niet zeggen want we plaatsten keurig een portret van Karl Marx bij een geëngageerd stuk over muziek & politiek, over componisten als Kurt Weill en Hanns Eisler – Hanns met dubbele n, heel anti-bourgeois. Dat tijdschrift heette Bundel en wij kregen pas later door dat er al vóór de oorlog een fascistisch tijdschrift met die naam bestaan had. Cees van der Pluijm, groot taalgoochelaar die tekstschrijver zou worden voor de Stratemaker-op-Zee-show, wist al meteen waar de naam Bundel vandaan kwam: Beter Uiterst Nazistisch Dan Een Lachertje. Cees nam er nog een jonge klare op, zijn gezicht werd steeds vierkanter.
In de nadagen van mijn studie werd ik redactielid van het onafhankelijke studentenblad Tegenspraak, een uitgave van de eerdergenoemde SUN (die overigens met magazijnen onverkochte Gramsci’s en Althusser’s kwam te zitten en er toen al serieus over nadacht om zich toe te leggen op fietskaarten, wat kort daarna ook gebeurde). Tegenspraak was een vrolijke club die vergaderde in hèt centrum voor linkse kunst, O’42. Het was een blad dat zich middels het krities volgen van kunst en kultuur richtte op het bestrijden van de grote ongelijkheden in de wereld. Nevendoelstelling was nog altijd het verheffen van de arbeiders, die we inmiddels wèl van dichtbij hadden leren kennen, omdat zij woonden in wijken met onheilspellende namen als Galgeveld en Wolfskuilen, waar ook de goedkoopste studentenkamers te vinden waren. Wij probeerden onze verheffende tijdschriften op straat aan het werkvolk te slijten, een hopeloze onderneming.
Blote borsten
Wij beseften dat er niets onderdrukkenders was voor de arbeidende stand dan de massalectuur en de soapseries op televisie, dus daarover zouden we een groot artikel publiceren. Met een zorgelijk gezicht stapte één van de redactieleden bij een vergadering met een foto binnen van Victoria Principal, die Pamela Barnes Ewing speelde in de gruwelijk onderdrukkende serie Dallas. Onmiddellijk schaarden we ons om de foto en een ieder zag direct het probleem: Victoria Principal stond erop met blote borsten. Dat kon echt niet, dat was seksistisch en rolbevestigend, niets onderdrukkender dan grote blote borsten, zo zou de huisvrouw nooit emanciperen! Maar we vonden die borsten eigenlijk ook wel weer zó mooi dat het doodzonde zou zijn om ze níet af te drukken. Daar moest over vergaderd worden. Argumenten over en weer en de oplossing was bevredigend en ontregelend tegelijkertijd: de foto zou 90 graden gedraaid worden en op zijn kant worden afgedrukt. Zo gebeurde het en een week later zaten hordes studenten in de mensa met een gedraaid hoofd het blad te lezen.
De workmate van de geest
Dit voorval wordt niet verteld in de nieuwe roman van Kees Broere die de titel heeft meegekregen Irma, een mikado van boze goden, een fraaie titel met een fraai omslag van Anders Kilian. Daarin komt wel Tegenspraak voorbij, waarvan Kees Broere redacteur was vóór hij vertrok naar het zuiden om jarenlang onder meer voor het NOS-Journaal en de Volkskrant te werken als correspondent in Azië en Afrika (Kenia bezorgde hem de plot voor zijn vorige boek, Pom). Tegenwoordig verricht hij journalistiek werk op Curaçao en schrijft romans. Het linkse leven in Nijmegen rond O’42 en Tegenspraak is deel van het décor van het vierde hoofdstuk van Irma. Broere vermeldt daar dat iemand als reclameslogan voor het tijdschrift had verzonnen: ‘Tegenspraak, de workmate van de geest’, ongetwijfeld een libertaire verwijzing naar een homo-erotische foto van een man met een pik tussen de bankschroef, een foto van Robert Mapplethorpe, als ik mij niet vergis.
Broere herinnert er ook aan dat er binnen de redactie ooit onenigheid was over een artikel van Ludwich van Mulier (dat moet dan geweest zijn vóór ikzelf tot het blad toetrad, ik herinner mij er niets van):
‘Hij schreef dat Desi Bouterse zijn tegenstanders in december ’82 niet heeft vermoord, maar dat die auf der Flucht erschossen zijn. Wat natuurlijk klinkklare nonsens is. Wat vind jij?’
‘Hij neemt het dus op voor een moordenaar. Maar zou hij zelf ook durven moorden, die Van Mulier?’
‘Nee, natuurlijk niet. Geen denken aan. Daar is-ie veel te aardig voor.’ (p. 122)
Schaduw binnen schaduw
De twee personen die hier aan het woord zijn, zijn Irma en Paul, die samen zijn opgegroeid op Curaçao, en een wat schimmige relatie hebben (pas in een laat stadium wordt de suggestie dat Paul gay is ook ingelost). We volgen deze twee mensen gedurende ongeveer 40 jaar van hun leven, zij het dat het perspectief voornamelijk bij Irma ligt. De twee zijn dromers, in hun jeugdjaren ontwikkelt zich bij hen een sterk gevoel tekortgedaan te zijn: door hun eilandelijke afkomst, door de arrogantie van Nederland, door hun huidskleur. Ze nemen zich in ieder geval voor een volwaardige positie in het leven te bereiken, Paul wordt biochemicus, Irma advocaat. Ze worden succesvol, maar er blijft iets smeulen van een postkoloniale wroeging. Dat diepe, postkoloniale gevoel van vernedering moet het verhaal aanzwengelen, maar het komt niet zo goed uit de verf. De vertelling waaiert uit naar allerlei werelddelen: naar Nederland, de Verenigde Staten, naar West-Afrika – in tal van uitweidingen over de wereldpolitiek laat de oud-Afrika-correspondent Broere zich zien. Paul verdwijnt van de radar, lijkt overleden te zijn, maar duikt dan weer op door toedoen van zekere Joe, die voor Amerikaanse inlichtingendiensten werkt. Als Irma in opdracht van een diamantair voor een onduidelijke missie die iets met bloeddiamanten te maken heeft naar Liberia/Sierra Leone moet, ontmoet ze daar zowel Paul als Joe die een relatie blijken te hebben. Het is een schimmige wereld, de ‘schaduw binnen de schaduw’.
Maar dan verstrengelen zich twee verhaaldraden. De naam Irma kennen we vooral van de orkaan die in 2017 dood en verderf bracht op de Bovenwindse eilanden. Irma maakt die orkaan mee op Sint-Maarten. Maar als je goed kijkt naar de datum- en tijdsaanduidingen bevindt ze zich op bijna hetzelfde uur óók in West-Afrika. Daar heeft de boze god Paul een grondstof gevonden waarmee hij het gif IPX heeft weten te fabriceren, de eerste twee letters verwijzen naar de hoofdpersonen van het boek, Irma en Paul. Dat gif is nog honderdmaal sterker dan het sarin-gas waarmee de sekte Aum Shinrikyo in 1995 een aanslag pleegde in de metro van Tokyo. Paul wil er ‘de chaos binnen de chaos’ mee scheppen.
Uiteindelijk gebeurt er niets op wereldschaal – ik zal het einde van het verhaal hier niet weggeven. Maar het is ook niet zo duidelijk of we hier nu te maken hebben met een aantal hersenschimmen, of dat uiteindelijk dat hele gifgebeuren ontstaat in de verbeelding van Irma die van het padje af is. En ook wat het verband is tussen de persoon Irma en de gelijknamige orkaan blijft in de lucht hangen. Er passeert ontzettend veel in het boek: 9/11, de ebola-epidemie, The Nation of Islam en Malcolm X, de aanslag op de Curaçaose politicus Helmin Wiels, Nelson Mandela, de vrouwelijke premier van Sri Lanka Bandaranaike (hoe lang heb ik háár naam niet gehoord?), de overname van de eilanden door Nederlandse immigranten, de ondergang van de Shell-raffinaderij. Maar Broere weet te weinig een dwingend verband aan te leggen om alles goed in elkaar te laten steken, het vaak herhaalde motief ‘de schaduw van de schaduw’ lost dat niet op. Er zijn te veel personen die in de schaduw van de geschiedenis verdwijnen, en soms duiken namen op na 100 of meer pagina’s, en van wie je dan denkt: wie wás dat toch ook alweer? Het boek wil héél veel zijn, teveel, maar het is als met iemand die niet kan kiezen tussen een fles rode wijn, een fles witte wijn en een fles rosé en ze dan maar alle drie na elkaar opdrinkt: het hoofd gaat ervan tollen.
Bijdehand
Intussen bewijst Kees Broere wel dat hij vlot en goed kan vertellen. Hij schrikt niet terug van zinnen ter lengte van een halve pagina, en het boek telt zelfs een zin van twee pagina’s lang. Ik mag dat wel, die lef om Thomas Mann naar de kroon te steken, maar zijn de meeste lezers hiervan gediend? De dialogen vind ik dan weer bij tijd en wijle veel minder: alle personages spreken zo verdomd bijdehand, dat je je afvraagt waarom je die taalvirtuositeit zelden of nooit in het echte leven hoort: ‘Oké dan. Wees mijn gids, Joe, kijk vooruit en leid me de toekomst in. Vertel.’ Had er niet veel beter kunnen staan: ‘Oké, dan. Vertel.’?
Irma, een mikado van boze goden heeft eigenlijk alles waar een groots boek om vraagt: een postkoloniaal trauma, de suspense van een verhaal rond geheime diensten, groots natuurgeweld, actuele politieke onderwerpen, een ontwikkelingsverhaal van een vrouw en een goeie schrijvershand. En wat mij persoonlijk ook bekoort: soepel ingevlochten memoires uit de eigen studententijd. Alles in die tijd van 40, 50 jaar geleden werd bijeengehouden door de ijzeren greep van het marxistische engagement, alles, borsten incluis. De mikado van het postmodernisme moest nog uitgevonden worden. Kees Broere heeft van die mikado een postkoloniale roman willen maken. Maar het kan niet vaak genoeg herhaald worden: schrijven is schrappen en goede wijn moet jaren liggen voordat hij op dronk komt.
Kees Broere. Irma; een mikado van boze goden. Roman. Haarlem: In de Knipscheer, 2022. 272 pagina’s ISBN 978-94-93214-36-1. Prijs € 19,50.
Wie de 4 verschenen nummers van Bundel wil inzien, raadplege de DBNL waar ze in gedigitaliseerde vorm te vinden zijn; klik hier.
Enkele correcties op de nieuwsgierig makende recensie door Michiel van Kempen van deze roman door Kees Broere.
Het tijdschrift Tegenspraak werd niet uitgegeven door uitgeverij SUN, maar door de Stichting Tegenspraak waarin studenten zitting hadden. De SUN boeken lagen niet in ‘de bakken’ van die uitgeverij, maar werden verkocht bij boekhandel De Oude Mol.
De genoemde stadswijken heten Galgenveld met een ‘n’ en Wolfskuil in plaats van Wolfskuilen.
Hartelijk dank voor deze correcties. Over de spelling van “Galgeveld/Galgenveld” twijfelde ik ook. Ik googlede de naam en vond met forse letters op de kaart van de stad Nijmegen: Galgeveld zonder n (kan ook fout zijn). De naam Wolfskuil heet inderdaad Wolfskuilen maar ik heb ik deze variant gebruikt als een klein eerbetoon aan mijn eerste hospita die altijd sprak van “hier in de Wolfskuil”.