blog | werkgroep caraïbische letteren

Een stukje gratis grond – Leren van geschiedenis 3

door Hilde Neus

Op een persconferentie op 4 september 2021 herinnerde president Santhoki de jeugd aan een voor hen belangrijke verkiezingsbelofte: een perceel voor iedere Surinamer, zoals dat in de grondwet vermeld staat. Er zal een openbaar, digitaal webportaal worden gelanceerd op 1 oktober a.s., waarop iedereen vanaf 21 jaar zich kan registreren voor een perceel.

Met dit transparante systeem kan de grondcorruptie worden bestreden, en beter beleid worden gemaakt. Bij automatisering van het aanvraagsysteem zouden er geen stukken meer kwijt kunnen raken. Zoals bijvoorbeeld de Gliss-kaart, die door de landmeter wordt aangeleverd. Binnen drie maanden komt de aanvraag dan in orde. Het zou ook mooi zijn als binnen dit digitale portaal ook zichtbaar wordt gemaakt waar er nog lege percelen zijn. Maar natuurlijk ook waar welke gronden liggen die de politieke bonzen in bezit hebben. Om er zo ook belasting over te kunnen heffen, al is het op termijn. Nadat de wetgeving is geslagen.

De Warrand

Warrandkaart van 1721 van de plantage Gloria, aangevraagd door Van Bossé. Getekend in 1735 door A. de Lavaux.

De kolonisten kregen vroeger gratis grond om een plantage aan te leggen. Hiertoe maakte de grondmeter binnen drie maanden vier kopiekaarten van de plantage; een voor de eigenaar, secretaris, gouverneur en archief. Daarnaast kreeg de nieuwbakken grondeigenaar een warrand [ook gespeld warrant], een grondbrief, uitgegeven door de gouverneur. Het systeem was transparant, en iedereen kon aanvragen. Om voorkomen dat er zomaar grote lappen grond werden geclaimd, waren er afmetingsrestricties. De breedte aan de rivier was belangrijk, omdat het water de weg was van en naar de plantage. Bereik moest kunnen per klein vaartuig: tentboot, ponton of korjaal. Een plantage was 30 ketting breed aan de rivierzijde, en standaard 165 ketting lang. Deze diepte kon meestal niet helemaal worden bebouwd, vanwege de afwatering. Voor de waterhuishouding was de ligging aan de rivier van het grootste belang. Het sluizensysteem kon bij vloed gesloten worden om de plantage te beschermen tegen de opkomende rivier, en bij harde regenval kon dit via de trenzen worden geloosd door de sluizen open te zetten bij laag water. De 500 akkers werden gebruikt voor de verbouw van suiker, koffie, cacao of katoen. Het was niet in het belang van de kolonie dat ‘landgierigen en baatzuchtigen’ grotere, gunstig gelegen stukken land in hun bezit kregen of uitgestrekter frontbreedte langs de rivier, dan noodzakelijk was. De gouverneur zag daar bij de uitgifte op toe, zodat iedereen gemakkelijke toegang had tot zijn grond, en de producten goed af kon voeren. De Staten van Zeeland had overigens al bepaald dat niemand zijn bezit al te breed mocht uitstrekken.

Transparante gronduitgifte

Ook mocht er niet worden gespeculeerd met de grond. Iedereen kon een perceel aanvragen, maar in de warrand stonden enkele bepalingen waardoor werd gegarandeerd dat binnen afzienbare tijd de plantage werd ontbost, de klei ontzilt door er koolzaad op te planten, en producten op verbouwd. De planter kreeg de grond gratis, maar de koffie en suiker werd gewogen bij de Waag en voor de verscheping naar Nederland werd daar belasting over geheven. Deze inkomsten had het gouvernement nodig om haar huishouden te draaien. Als dit niet binnen de gestelde tijd gebeurde, werd het perceel weer ingetrokken.

Het uitgiftebeleid van plantagegronden was bijzonder transparant. Door de tijd heen zijn er vele overzichts- en plantagekaarten gemaakt. De meest bekende zijn die van De Lavaux. In 1737 tekende hij een volledige kaart, met in de marges de namen van de plantages en hun eigenaren, de grootte in akkers, en natuurlijk de ligging. Deze werd rond 1770 opnieuw gedrukt, nu met plantages aan de Commewijnerivier erin getekend. Deze zijn uitgeven na 1745, bij het afronden van de bouw van Fort Nieuw Amsterdam, dat de Commewijnerivier tegen vijandige, opvarende oorlogsschepen beschermde.

Grond voor kolonisten

Iedereen kon, zoals gezegd, grond aanvragen, mensen van allerlei nationaliteiten. Ook vrouwen, hoewel we deze functie vooral zien ingevuld door weduwen. Getrouwde vrouwen hadden wel een vinger in de plantage-pap, maar meestal behartigde hun echtgenoot de zaken. Natuurlijk was het niet echt zo dat iedereen een perceel kon krijgen. Slaven hadden daar geen recht op. De opbrengsten van de plantages zijn vermengd met hun bloed, zweet en tranen. Zelf waren ze niet in de gelegenheid een goed bestaan op te bouwen. Alleen vrije mensen konden dat. De huidige overheid kan een voorbeeld nemen aan de transparante gronduitgifte van toen, en de grote klassenverschillen deels opheffen door grond ter beschikking te stellen aan jonge Surinamers.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter