blog | werkgroep caraïbische letteren

Een Sarnámi couplet in het Surinaamse volkslied?

Er was nog maar enkele dagen geleden flink wat beroering, omdat de Surinaamse president Ronald Venetiaan bij een publieke bijeenkomst verbood dat er door een hindostaan een couplet van het volkslied in het Sarnami, de taal van de hindostanen, gezongen zou worden. De discussie over zo’n “derde couplet” van het Surinaamse volkslied, steekt periodiek de kop op. Discussie? Om heel eerlijk te zijn: van de onverhuld racistische vuilspuiterij op een aantal internetsites lusten de honden geen brood.

Maar er is ook een andere manier om aan dit debat deel te nemen. Zo verspreidde Ricardo E. Meyer twee jaar geleden een tekst die maar een beperkt circuit bereikte. De titel ervan: ‘In plaats van Sarnami couplet Surinaams volkslied, volkseenheid nastreven.’ We nemen die tekst hier graag over:

Ter gelegenheid van 134 jaar Hindostaanse immigratie werd er op zondag 3 juni jl. [2007], door diverse hoogwaardigheidsbekleders, onder wie President Venetiaan en zijn vrouw, aan de Waterkant, een bloemenhulde gebracht bij het standbeeld van Baba en Mai.
Dit standbeeld staat symbool voor de eerste immigranten uit India, die op 5 juni 1873 voet op Surinaamse bodem zetten.
Bij deze regenachtige gelegenheid riep de voorzitter van de Culturele Unie Suriname (de CUS), Asiskumar Gajadien, de Hindostaanse gemeenschap in Suriname op zich richting 135 jaar Hindostaanse immigratie, te beijveren voor:
1. Een derde couplet van het Surinaams volkslied in het Sarnami
2. Het uitroepen van 5 juni tot een nationale feestdag; en
3. Een evenredig subsidiebeleid voor religieuze en culturele organisaties (van Hindoestanen).Volgens Gajadien beijveren ook andere Hindostaanse organisaties zich voor deze drie punten. Welke dat zijn zegt hij niet. Gajadien meldt wel dat er al een vertaling van het volkslied in het Sarnami is en dat er ook een nieuwe versie in de maak is. Volgens hem gaat het om de taal van een grote groep Surinamers. “Er is hier een grote gemeenschap die Sarnami praat en die moet vrij zijn te kiezen in welke taal zij haar volkslied zingt”, aldus Gajadien.

Beste vrienden,
Ik moet Gajadien gelijk geven als hij zegt dat zijn voorouders na 134 jaar trots mogen zijn dat de “zaden door hen gezaaid tot vandaag nog bloeien”. Zelfs als hij had gezegd “weelderig bloeien”, dan nog zou ik hem gelijk moeten geven.
Met zijn drie punten tellende verlanglijst ben ik het echter hartgrondig oneens!

Volgens mij is het hoog tijd om elementen in deze samenleving die puur etnisch denken, streven en handelen voor eens en voor altijd de pas af te snijden. Zij dreigen anders het nationaal bewustzijn en daarmee de broodnodige natievorming van dit land en volk te frustreren.

Beste vrienden, de daad bij het woord voegend neem ik onderstaand de moeite in detail in te gaan op het streven van Gajadien c.s. Ik doe dit in de verwachting daarmee een bescheiden bijdrage te leveren aan een bedachtzame discussie terzake.

Voor een (evenredig) subsidiebeleid voor culturele organisaties valt zeker wat te zeggen maar religieuze organisaties behoren in een democratische rechtsstaat die Suriname is absoluut geen subsidie te (willen) ontvangen. Geloofsbelijdenis is een particuliere aangelegenheid die men zelf moet bekostigen. De doordachte en principiële scheiding tussen kerk en staat zoals neergelegd in onze grondwet brengt met zich mee dat geen enkele religieuze organisatie door de overheid mag worden gesubsidieerd.
Vanwege de door henzelf zo gekwalificeerde verwevenheid van cultuur en religie bij de Hindoestanen ben ik bovendien geneigd ook qua subsidiebeleid voor cultuur, als staat, grote terughoudendheid te betrachten. Hoe dan ook moet worden voorkomen dat met overheidsgeld onder het mom van cultuur, religieuze organisaties en/of activiteiten worden (mede)gefinancierd.
Cultuur, meer in artistieke zin, is een andere kwestie. De overheid kan door middel van het beschikbaar stellen van middelen, artistieke uitingen, zoals theater en muziekuitvoeringen, maar bijvoorbeeld ook kunsttentoonstellingen stimuleren.
Dit echter juist niet op basis van evenredigheid, maar op grond van ondersteuningsbehoefte in relatie tot de mate van kunstzinnigheid.

Zowel wat een eigen couplet als een vrije dag betreft kan ik het mijzelf makkelijk maken door te argumenteren dat als je dat bij de Hindoestanen doet, morgen tenminste ook de Javanen hetzelfde zouden kunnen verlangen, om niet te spreken van de Marrons, Indianen en Chinezen. Dat zou op zich al argument genoeg zijn om het gevraagde categorisch af te wijzen. Toch is dit nog het minste argument tegen inwilliging.
Hoe moet dit volk (ik zou haast zeggen in Gods naam) ooit een natie worden als de gerechtvaardigde emancipatieprocessen op den duur niet worden omgebogen in nationaal bewustzijn?!
Waarom blijft men pleiten voor zaken die ons scheiden?
Waarom pleit men in plaats daarvan niet voor zaken die ons binden?!
Mensen als Gajadien maken Suriname op deze manier tot ‘laughing stock of the Caricom and the world at Large’. Zo holt de rest van de Caricom Suriname toch lachend voorbij!

Nu eerst de vraag naar een eigen derde couplet in het Sarnami.
Het Surinaams volkslied kent twee coupletten. Eén in het Nederlands, zijnde onze officiële voertaal en één in het Sranan Tongo, de de facto verbindingstaal of lingua franca tussen alle Surinamers. Het tweede couplet wordt kennelijk ten onrechte gezien als het couplet voor de Creolen dus wij Hindostanen hebben ook recht op een eigen couplet.
Gajadien vindt dat een grote groep (of wilde hij misschien beweren de grootste groep) Surinamers, zijnde Hindostanen, “vrij moet zijn te kiezen in welke taal zij haar volkslied zingt”. Dit is naar mijn mening onjuist. Ons volk wordt bewust zowel als onbewust al verdeeld in ontelbare zuilen (eigen politieke partijen, scholen, verenigingen, Radio en TV Stations, etc) die elk voor zich en tezamen wel ergens goed voor zullen zijn maar als ze één groot goed NIET bevorderen is het wel de alles verbindende eenheid die broodnodig is om de neuzen van alle Surinamers dezelfde kant op te laten wijzen, waar het onze ontwikkelingsrichting betreft.
Ons volkslied behoort tot de weinige grootheden die net als onze nationale vlag juist onze eenheid symboliseert. Wij zingen allemaal hetzelfde lied; dezelfde twee coupletten; en nu wil de voorzitter van de Culturele Unie Suriname dat een deel van ons volk zus en een ander deel zo gaat zingen?
Hoe we hier ook samen kwamen, we moeten onze kinderen juist leren hun Surinamerschap voorop te stellen. Laten we ze bijbrengen dat ze in de eerste plaats Surinamers zijn. Dat is het grotere goed dat hen met elkaar verbindt.

Wat dat betreft chapeau voor Radio Zon, die in hun programmering alle gezindten proberen te bedienen.

Een derde couplet van het volkslied in het Sarnami zou in de wereld bovendien een ongewenst novum betreffen. Met een volkslied straal je eenheid en vaderlandsliefde uit, reden waarom iedere natie kiest voor één taal. Nog nergens in de wereld doet zich de door Gajadien gewenste situatie voor, ook niet in India, waar ook sprake is van verschillende bevolkingsgroepen. Alleen in Canada kent het volkslied, op grond van de specifieke historie van dat land, een Frans en Engels deel. Ik zie het land met de meeste bevolkingsgroepen, de Verenigde Staten van Amerika, al de verschillende bevolkingsgroepen de vrijheid geven het Amerikaans volkslied in hun eigen taal te zingen! Totaal contraproductief en daarom onbestaanbaar.

Sterker nog, wat Gajadien bepleit lijkt misschien onschuldig maar is juist uitermate gevaarlijk voor de integriteit en ondeelbaarheid van het Surinaams grondgebied. Onbewust roept zijn pleidooi gedachten op aan het separatisme dat ooit in Nickerie werd gepredikt. De geest uit de fles halen is één, haar terug in de fles krijgen is heel wat anders.

Voor wat het pleidooi voor een eigen nationale feestdag betreft kan ik na het bovenstaande kort zijn. Niet hier; niet in dit Suriname. Wij moeten ervoor zorgen dat elk nationaal feest door alle Surinamers kan worden gevierd. Elk nationaal feest moet elke Surinamer kunnen bezielen prioriteit te geven aan wat ons verbindt in plaats van wat ons scheidt.
Niet voor niets is er jaren geleden al voor gekozen 1 juli niet langer aan te duiden als Dag van de Emancipatie, maar als Dag der Vrijheden. Daarmee wil niet alleen de afschaffing van de slavernij worden herdacht, maar ook de komst van de nieuwe contractarbeiders naar Suriname, zijnde de Hindostanen, Chinezen en Javanen.
Dat er christelijke feestdagen zijn ingeleverd om religieuze hoogtijdagen van Hindoe en Moslim broeders en zusters samen te herdenken is een goede zaak en tekenend voor onze onderlinge verdraagzaamheid en eenheid in verscheidenheid.
Maar op zich kent Suriname nu al te veel vrije dagen. Wanneer wordt er nog gewerkt? Ik zou eerder willen pleiten voor minder vrije dagen. Binnen de Caricom en de globaliserende wereld heeft onze economie juist baat bij verhoging in plaats van verlaging van de productie.

Tenslotte
Let wel, ik heb alleszins oog op de positieve verworvenheden van (de nakomelingen van) Baba en Mai. Zo onderken ik dat de Brits-Indische immigranten die als contractarbeiders naar Suriname zijn gekomen om een beter leven voor zichzelf op te bouwen dan ze in India hadden, hier vaak onder erbarmelijke omstandigheden hard hebben geploeterd om zichzelf en Suriname als geheel vooruit te helpen. Het volharden en de spaarzaamheid die zij hun nazaten meegaven, zijn voorbeeldige eigenschappen waar elke Surinamer kracht uit kan putten.

Vandaar mijn oproep om de energie die wij met z’n allen nodig hebben om het ontwikkelingsproces van ons geliefd Suriname te accelereren, niet te laten weglekken in de verkeerde richting. Laten wij onze energie in plaats daarvan bundelen en inzetten voor welzijn, ontwikkeling, welvaart en stabiliteit op een substantieel hoger niveau dan we tot dusver al hebben bereikt.
Onze menselijke zowel als natuurlijke hulpbronnen stellen ons daartoe ruimschoots in staat.
Zogenaamde leiders van dit volk die zich in plaats van door het nationaal belang beperken tot het eigen- en/of groepsbelang moeten we liever vandaag dan morgen afdanken en vervangen.

Zo heb ik gedacht.

Ontvangen jullie ook nu weer
“De hartelijke groeten uit Paramaribo”.

Ricardo E. Meyer, 8 juni 2007.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter