Een plot of géén plot, dat is de vraag
Literatuur of lectuur? (2)
Wat is er eigenlijk literair aan een literaire thriller, vroeg Bertram Mourits zich vorige week af. Volgens thrillerrecensent Gert Jan de Vries stelt hij de verkeerde vragen.
door Gert Jan de Vries
Neerlandicus Bertram Mourits, redacteur bij uitgeverij Contact, schetste vorige week in Boeken de treurige teloorgang van de literatuur. Vroeger was het een prestigieus genre. Lage verschijnselen als seks en geweld leken het niet te kunnen aantasten doordat daar ‘iets mee werd gedaan’. Voor het lagere – seks bijvoorbeeld – was bij Couperus, Van Deijssel, Reve en Boon altijd een ‘literaire rechtvaardiging.’
Maar nu uitgevers van pulp als Kluun en Saskia Noort het etiket ‘literatuur’ hebben gekaapt en het te pas en te onpas gebruiken, verliest ‘de literaire roman zijn inherente prestige’. Het wijdverbreide gebruik van de term ‘literaire thriller’ brengt Mourits tot de uitspraak dat ‘De enige boeken die met het etiket literair in de winkel liggen, […] het niet zijn.’ Zo functioneert ‘de markt’.
Het is ongebruikelijk dat een uitgeverijmedewerker zich in journalistieke zin uitlaat over de werkwijze van zijn concurrenten. Mourits’ betoog sluit wel fraai aan bij de gewoonte van uitgevers om de overproductie van boeken louter aan anderen te wijten. Op de koop toe is Mourits’ analyse van de situatie een stuk minder degelijk dan ze oogt. Voor een belangrijk deel komt dat doordat hij de term ‘literatuur’ op twee verschillende manieren gebruikt.
De niet voor discussie vatbare betekenis van ‘literatuur’ is die van een bepaalde tekstsoort (fictie), die eenvoudig valt te onderscheiden van bijvoorbeeld wetenschap en journalistiek. In de boekhandel ligt dat vermaaksproduct enigszins gesorteerd op NUR-code bijeen: historische romans, dichtbundels, toneelstukken, een incidentele streekroman, veel ‘gewone romans’ en – vaak in een aparte kast – ‘thrillers’.
Het onderscheid in gewone romans en thrillers doet daarbij geforceerd aan, want thrillers zijn niets anders dan spannende romans. En bovendien zijn op hun beurt veel gewone romans spannend. Een beter onderscheid – als er dan toch een indeling moet worden gemaakt – ware dat in boeken met plot en boeken zonder plot.
De meer problematische betekenis van de term literatuur is die van de esthetische norm – het hogere! In zijn betoog hanteert Mourits voornamelijk die betekenis en daarmee appelleert hij behendig aan allerlei elitaire gevoelens: ‘niets met Grote Kunst te maken.’ Het aloude probleem met die esthetische norm is echter dat ze hoogst subjectief is. Dat levert eindeloze debatten tussen recensenten op, maar leidt nimmer tot klaarheid of overeenstemming. Vaste normen om uit te maken wat goed, mooi, lelijk of slecht is, bestaan er niet en waar ze niettemin opdoemen zijn ze voortdurend aan verandering onderhevig. Dat verklaart waarom de literatuuropvatting van NRC Handelsblad niet die is van bijvoorbeeld het Reformatorisch Dagblad en die van uitgeverij Contact niet die van Ambo|Anthos.
Om de discussie nog iets complexer te maken, gebruikt Mourits de twee betekenissen van ‘literatuur’ door elkaar. Hij speelt er zelfs een spelletje mee wanneer hij stelt dat de term ‘literatuur’ van ‘waarmerk’ is verworden tot ‘kenmerk’. Hij bedoelt dan dat boekhandelaar en uitgever de betekenis ‘tekstsoort’ hanteren en niet ‘kwalitatief hoogstaand’. Gelukkig maar. Je moet er niet aan denken hoe boekhandels eruit zouden zien als het andersom was, maar dit terzijde.
Uiteindelijk gaat Mourits’ klacht erover dat uitgevers en schrijvers het dure etiket van de literatuur plakken op de pulp die ze zijns inziens verkopen. Met name Writers on Heels, Simone van der Vlugt, Saskia Noort en de voornaamloze Kluun zouden pronken met andermans veren. Het is spitsvondig, maar niet juist. Veel van de boeken die zonder het label ‘literair’ worden uitgegeven – en volgens Mourits’ redenering dus wel tot de ware literatuur behoren – zijn evenmin Grote Kunst. Géén label is met andere woorden ook al een marketingtruc. Tegelijkertijd wijst niets erop dat genoemde ‘pulpschrijvers’ hun succes te danken hebben aan het sterke merk ‘literatuur’. In tegendeel, zou ik denken.
De verfoeide term ‘literaire thriller’ tot slot, valt goed te rechtvaardigen, maar dat vergt enige uitleg. Ze schijnt afkomstig te zijn uit de recensie die Rinus Ferdinandusse wijdde aan het debuut van Nicci French. Dat boek bevatte niet de gebruikelijke gewelddadigheid van het thrillergenre, maar was romantisch van aard. De plotontwikkeling speelde zich af op psychologisch niveau. Gezien het stereotiep dat thrillers om een plot draaiden en literatuur om ‘character’ was dit een tussenvorm. Het was dus niet onzinnig om het te labelen als behorend tot een nieuw genre.
Het spannende boek is de laatste decennia onder invloed van auteurs als John Le Carré, Umberto Eco, Michael Crichton, Monaldi & Sorti en vele anderen sterk kwalitatief verbeterd. Uit de ooit louter bloederige pulp is een grotendeels intelligent en goed geschreven genre gegroeid. Sterker nog, allerlei vaak nogal intellectuele kwesties die je eerder in de zogenaamde hogere ‘literatuur’ zou verwachten (internationale vraagstukken, moraal, theologie, milieu en zaken van geschiedkundige aard) zijn druk doende moord en doodslag in het thrillergenre naar de achtergrond te duwen. Vanuit die ontwikkeling is er eveneens een goede reden om te gaan spreken van ‘literaire thriller’.
Resteert het feit dat je die ontwikkelingen net als Mourits kunt zien als een bedreiging van de literatuur. Je zou het ook kunnen beschouwen als een verrijking en misschien zelfs als het begin van een nieuwe ontwikkeling.
[uit NRC, 7 september 2007]