blog | werkgroep caraïbische letteren

Een nieuw boek van Henna Goudzand-Nahar

De geur van bruine bonen

door Cobi Pengel

De protagonist van De geur van bruine bonen is de 49-jarige in Nederland wonende Surinaamse Ilse Madrettor. Het zal de lezer opvallen dat haar achternaam het omgekeerde is van Rotterdam. Zo bestaan in Suriname ook de namen Madretsma (Amsterdam), Etnel (Lente), Neslo (Olsen) en andere.

Ilse woont samen met Henk, met wie zij twee kinderen heeft: Abigail en Marvin. Henk en Ilse kennen elkaar vanaf hun dertiende. Beiden waren ongewenste kinderen, achtergebleven in Suriname toen hun verzorgers na de Onafhankelijkheid naar Nederland vertrokken, maar later ook naar Nederland zijn ‘gehaald’. Anita, de moeder van Ilse, was vijftien jaar toen Ilse geboren werd, de vader is altijd onbekend gebleven. Als ze naar Nederland vertrekt, wordt Ilse bij Anita’s moeder achtergelaten, voor wie zij een ongewenst kleinkind is en die maar wat blij is als Anita haar dochter jaren later laat overkomen. Hierachter schuilt echter allerminst moeder-kindliefde: Anita heeft een verzorgster nodig voor haar zieke partner en het uit hen geboren kind. Ilse blijft de verschoppeling. Zij heeft het te danken aan Anita’s broer Frank dat zij naar school kan gaan en een opleiding volgen. Zij wordt onderwijzeres. Ook zorgt Frank ervoor dat het Ilse aan niets ontbreekt. Franks ruime financiële speelruimte is van dubieuze aard: hij is drugsdealer. Al is Ilse de protagonist, het is haar tienerdochter Abigail die het sterkste karakter heeft. Hoewel aanvankelijk een zwakke persoonlijkheid, ontwikkelt Ilse zich in de loop van het verhaal, met hulp van dochter Abigail die niet de ‘hebi’s’ te torsen heeft die haar moeder met zich meedraagt.

Ilse heeft een Nederlandse homoseksuele ‘boezemvriend’ (Jan) die zij kent uit haar schooltijd en met wie zij een goede verhouding heeft. Jan stelt haar echter diep teleur wanneer hij haar in gezelschap op onbegrijpelijke wijze (hij is toch haar grote vriend?) confronteert met het drugsverleden van de reeds overleden oom Frank en de wijze waarop ook Ilse van diens drugsverdiensten heeft geprofiteerd. Van dit voorval is Ilse danig in de war. Moeder Anita en halfzus Joan zijn twee handen op één buik, terwijl beide vrouwen (Joan is inmiddels ook een volwassen vrouw) Ilse als het ongewenste vijfde rad aan de wagen blijven zien en haar als zodanig behandelen, maar haar wel gebruiken en van haar profiteren. Het is dankzij Abigails morele steun dat Ilse op een gegeven moment honderdtachtig graden draait in de relatie met moeder en halfzus en hen resoluut haar tanden laat zien. Vanaf dat moment krijgt het verhaal meer vaart en meer spanning. Daarvóór bekroop mij nogal eens het gevoel van ‘mens, wees toch niet zo’n sufferd. Laat je toch niet zo vernederen en gebruiken, laat die moeder en zus toch verrekken!’ Ilses ingebakken Surinaamse familiegevoel woog echter zwaar.

Aan het slot komt alles goed. De relatie met vriend Jan wordt hersteld. Met moeder en zus is voorgoed afgerekend en Henk verrast Ilse met rijst met bruine bonen waarvan zij de geur met nostalgische gevoelens opsnuift. Dit was immers toen beiden nog als tieners in Suriname woonden, hun ‘feest- en troostmaal’. ‘Uit geldgebrek was het stukje zoutvlees nooit groter geweest dan de lengte en de breedte van hun duim. Steevast maakten ze met hun tweeën de grap dat het vlees zich verstopt had.’ (p. 361)

Henna Goudzand Nahar

Geschreven door een in Nederland wonende en net als Ilse in het onderwijs werkende schrijfster die misschien niet alleen haar eigen herinneringen maar ook die van anderen in haar omgeving heeft meegenomen, is het overduidelijk dat Henna Goudzand-Nahar die herinneringen bewaard en gekoesterd heeft. De diverse typische Surinaamse toestanden en verhoudingen zijn uitstekend beschreven. De Srananwoorden en -zinnen, alleen gebruikt waar ze werkelijk het verhaal de juiste sfeer meegeven, zijn correct vertaald. Zoals reeds opgemerkt, krijgt het verhaal pas vaart en spanning nadat Ilse eindelijk uit haar schulp kruipt en afrekent met haar familie. Eerder is het wat tam, er gebeurt weinig. Wat daarin een hoogtepunt moet zijn: het ‘verraad’ van boezemvriend Jan, is nogal ongeloofwaardig, juist omdat Jan als zo’n meevoelende boezemvriend wordt neergezet. Wil de auteur Ilses minderwaardigheidsgevoel benadrukken bij de beschrijving van de schijnbaar onbelangrijke, maar in mijn ogen beschamende gebeurtenis die ik als fragment zal toevoegen?

De geur van bruine bonen is een in vlotte taal geschreven, makkelijk leesbaar boek waarin de schrijfster zich duidelijk goed beslagen ten ijs heeft begeven. Aanbevolen voor onze middelbare schoolleerlingen!

Henna Goudzand Nahar, De geur van bruine bonen. Haarlem: In de Knipscheer; 2020; ISBN 978 94 932 14 170  NUR 301


[Recensie eerder verschenen in de Ware Tijd Literair, 17 april 2021]


(U moet de groeten van Hak hebben.)

Fragment uit De geur van bruine bonen

‘Ilse stak over en liep een van de straten in met de herenhuizen. Bij het vierde huis leunden twee vrouwen elk over hun bakfiets en praatten druk met elkaar. Ze waren achter in de dertig. Het zou haar niet verbazen als ze hun kinderen hadden afgeleverd op de hockeyclub en nu even de tijd hadden aan zichzelf. Ze vertraagde haar pas, nieuwsgierig als ze was naar de aard van hun gesprek. Verstaan kon ze hen nog niet. Hun stemvolume was perfect afgestemd op de beoogde toehoorder. Door te veinzen alsof ze een kiezelsteentje in een van haar pumps had, kon ze dicht bij hen blijven staan. De vrouwen wisselden kritische opmerkingen uit over hun leidinggevenden. Half voorovergebogen bekeek Ilse de vrouwen die op nog geen twee meter van haar afstonden. Ze behoorden tot het type dat geen moment twijfelde aan hun bestaansrecht. De zelfverzekerdheid waarmee ze zich door de wereld bewogen, was haar, maar ook Henk, vreemd. Hadden Henk en zij minder over hun bestaansrecht getwijfeld als ze waren gebleven op de plek waar hun navelstreng ritueel in de grond was gestopt? Wat zou ze die twee vrouwen graag ondervragen over hun leven om van hen te weten te komen hoe het was om in zo’n geest, in zo’n lichaam, te mogen (!!! C.P.) wonen. Ze hield de pump op z’n kop en trok hem gauw weer aan. Het was de hoogste tijd om door te lopen. Ze was de vrouwen opgevallen en zag hen een blik van verstandhouding met elkaar wisselen. Straks haalden ze zich nog iets vreemds over haar in het hoofd.’ (p. 114)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter