blog | werkgroep caraïbische letteren

Een moderne Nederlandse literatuurgeschiedenis: de lezer centraal

door Els Moor

Literatuur is een kunst, beeldend via taal zoals ‘beeldende kunst’ dat is door te werken met tastbaar en zichtbaar materiaal, zoals steen en verf. Literatuur bestaat al zolang er mensen zijn. Eerst oraal, later vastgelegd in schrift. Literatuur heeft dan ook een lange geschiedenis. En dan denken we aan wereldliteratuur, universeel, wereldwijd bekend en vertaald, van de ‘klassieke oudheid’ tot schrijvers van nu die doorgedrongen zijn tot de grote wereld. Ook is geschiedenis van de literatuur van continenten vastgelegd, bijvoorbeeld van de Latijns-Amerikaanse literatuur, en de afzonderlijke landen hebben hun eigen literatuurgeschiedenis, in Suriname vastgelegd in de twee dikke pillen van Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, samengesteld door Michiel van Kempen.

In Nederland bestaan er veel literatuurgeschiedenissen waarin de verschillende cultuurperiodes met bijbehorende literaire stromingen zijn behandeld, zoals middeleeuwen, renaissance, verlichting, romantiek, realisme, avant-gardisme, modernisme en postmodernisme. Die stromingen passen steeds bij de ontwikkelingen die binnen de samenleving plaatsvinden of zetten zich daartegen af. Zo gaat de verlichting – het promoten van het denken (‘Ik denk, dus ik ben’ ) van Descartes was het begin -, vooral ook na ‘de dood van god’ (Nietzsche) over in technologie, waardoor er in de 19de eeuw een materialistische wereld ontstaat door industrialisatie, die heden ten dage tot een kapitalistisch toppunt is uitgegroeid, waartegen modernistische en postmodernistische literatuur van binnenuit protesteert.
Van de moderne Nederlandse literatuur van de 19de en 20ste eeuw is er onlangs een nieuwe geschiedenis verschenen, Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur (2013) van Thomas Vaessens (1967), hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de universiteit van Amsterdam, die veel heeft gepubliceerd over literatuur. In 2009 verscheen van hem ‘De revanche van de roman’. Hierin rekent hij enigszins af met de traditie van literatuur. Wil een schrijver voor zijn boek een nieuw publiek vinden in de moderne wereld, dan moet hij de straat op gaan, de maatschappij leren kennen en niet bang zijn om korte metten te maken met de literaire conventies. Dit boek is Vaessens niet door iedereen in dank afgenomen.

Bea Vianen

Bea Vianen

In zijn nieuwe boek komt Thomas Vaessens weer met een nieuwe kijk op literatuur en dus ook literatuurwetenschap. Literatuurgeschiedenis is niet alleen het overdragen van kennis over de schrijvers (wie schreef wat, waar en wanneer?). Het gaat niet om de schrijvers: de lezer staat centraal. De basis van het boek is dus niet de chronologie van al die verschillende stromingen en auteurs.
Vaessens werkt met ‘frames’, je zou het denkramen kunnen noemen, een romantisch, een realistisch, een avant-gardistisch, een modernistisch en een postmodernistisch frame, waarin hij de kenmerken van deze literaire werkwijzen schetst en duidelijk aangeeft dat het ene frame niet verdwijnt als het andere opduikt. De essentie van deze werkwijze is niet hoe die geschiedenis in elkaar zit, maar hoe het frame betekenis geeft aan teksten, waarbij die teksten uit allerlei periodes van de literatuurgeschiedenis afkomstig kunnen zijn. Boeken kunnen in de theorie van Vaessens ook van frame veranderen, doordat lezers van een nieuwe tijd het oude boek met het gedachtegoed van hun eigen tijd lezen. De beroemde ‘Max Havelaar’ van Multatuli is zo’n voorbeeld. Er is zelfs een moderne film van het boek gemaakt en de titel is ook de naam van een koffiemerk. Moderne lezers kijken ook anders naar de thematiek: voor hen straalt het boek een anti-kolonialistische houding uit, terwijl dat in de tijd van Multatuli nog niet gold. Multatuli protesteerde tegen de behandeling van de Javaan. Een ander voorbeeld van hoe een frame bij de lezer kan vallen is de experimentele poëzie (avant-gardistisch frame) uit de jaren na de Tweede Wereldoorlog in Nederland, de Vijftigers met Lucebert en Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Jan Elburg en Bert Schierbeek. Het waren jaren van kleinburgerlijkheid en fatsoen (op weg naar een vernieuwde samenleving!) en met vorm en inhoud van hun poëzie zetten deze dichters zich daartegen af, wat hen niet altijd in dank werd afgenomen. Zij droegen wel hun autonome werkwijze en visie uit. Ondanks alle kritiek zijn ze later hoog in de canon van de Nederlandse poëzie geklommen!
Autonomie en heteronomie, het zijn begrippen die een belangrijke rol spelen in de theorie van Vaessens. Literatuur behoort ‘autonoom’ te zijn, dat wil zeggen de eigen, ook kritische mening en houding van de auteur naar de lezer toe uitdragend, niet aansluitend bij openbare meningen. Wie dat wel doet is ‘heteronoom’ bezig, vaak ook nog met eigen voordeel als doel of uit angst voor boze reacties.

Rachels rokje2

De Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur van Thomas Vaessens is een belangrijke studie, met name voor studenten, wetenschappers en andere literatuurkenners. De auteur brengt het boek terug naar de lezer en hij doet dat niet enkel vanuit de Nederlandse literatuur. Talloze voorbeelden geeft hij van boeken uit de wereldliteratuur en de filosofie die bij een frame passen. Heel duidelijk komt naar voren dat wij wereldlezers moeten zijn, om betere wereldburgers te worden. En om de frames begrijpelijker te maken, werkt de auteur veel met andere kunsten, vooral beeldende kunst en film. De voorbeelden uit de literatuur, vooral uit de Nederlandse zijn vaak duidelijk… als je de boeken kent. Dat maakt het publiek voor dit dikke vernieuwende wetenschappelijke werk beperkt. De lezer moet op de hoogte zijn van de traditionele geschiedenis van de literatuur zoals die ingedeeld is in stromingen, en ook op de hoogte zijn van de toppers op het gebied van literatuur, filosofie, enzovoort. Het is een dik boek, 440 pagina’s tekst, nog afgezien van alle noten en bronnen. Geduld is dus belangrijk. Heel duidelijk en boeiend zijn vaak de voorbeelden van boeken die tot een bepaald frame behoren. Zo is in het postmodernisme de taal vaak autonoom; in gedichten gaat het dan louter om het spel met de taal en een inhoud is moeilijk te vinden. Een leuk voorbeeld van postmodernisme is de roman Rachels rokje van Charlotte Mutsaers (1942) uit 1994. De schrijfster bouwt haar liefdesgeschiedenis niet op de psychologie van een hoofdpersoon, maar op de metafoor van de plooien in de rok. Het rokje is ook haar metafoor voor literatuur… ‘de klerenkast der wereldliteratuur hangt vol rokken’ en de inhoudsopgave bestaat niet uit hoofdstukken, maar uit plooien!
De studie van Thomas Vaessens is dus niet makkelijk, wel met een duidelijk motto: ‘Terug naar de lezer’… en als je volhoudt, word je wel een nieuwe lezer die er ook achter komt dat de lezer van nu zijn visie op de huidige samenleving kan aanscherpen, als de schrijver die van hemzelf op autonome en toch herkenbare wijze weergeeft.

geschiedenis van de moderne nederlandse literatuur

Een mooie opdracht voor gevorderde studenten hier zou kunnen zijn: ‘Welke frames herkennen we als we grote schrijvers lezen uit de recente literatuurgeschiedenis van Suriname, zoals Astrid H. Roemer, Bea Vianen, Edgar Cairo… en die van nu? Moeten we hier ook boeken maken voor mensen die geen tijd hebben voor dikke, moeilijke boeken of zich in de digitale wereld storten, zoals Vaessens suggereert in het laatste hoofdstuk, ‘Literatuur in de wereld van vandaag’?

Thomas Vaessens: Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur. Nijmegen: uitgeverij Vantilt, 2013. ISBN 978 94 6004 133 4

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter