Een moderne koto
door Alice Boots
Ter gelegenheid van de Kotomisi-tentoonstelling in het Amsterdamse Klederdrachtmuseum werd ontwerpers in Suriname en Nederland via een ‘open call’ gevraagd een nieuw hedendaags kotomisi te ontwerpen, waarin de codes en symbolen uit het verleden zichtbaar zijn. Het kostuum van Cheyenne Nelson werd uitgekozen als het winnend ontwerp en is daar nu te zien.
Cheyenne is in 1983 in Nederland geboren uit Surinaamse ouders en van jongs af aan ging ze vaak met haar familie naar Suriname. Haar interesse voor de Afro-Surinaamse gemeenschap begon na verloop van tijd steeds groter te worden. In 2016 creëerde ze in het kader van een studie modedesign Academie Artemis het eindproject FELT|BLEND, een mini-collectie waarbij het silhouet van de kotomisi en de ambachtelijke techniek van vilten met elkaar gecombineerd werden. Door dit project merkte ze hoe verschillend er tegen de kotomisi wordt aangekeken.
Sommige van haar familieleden dragen de traditionele koto niet, ze associëren de dracht met het pijnlijke slavernijverleden en verhalen die daarover de ronde doen. Zie kiezen ervoor om alleen een hoofddoek dragen of een moderne variant, een vaak korte of lichte koto, niet het zwaar opgetuigde kostuum. Maar er zijn ook anderen, zoals zijzelf, die de verhalen kennen, en toch oog hebben voor het imponerende effect van de kotomisi en de gebruikte dessins op het textiel.
Het ontwerp
Met haar nieuwe ontwerp heeft Cheyenne Nelson bewust geprobeerd te komen tot een dracht die jongeren aanspreekt. Het kostuum is uitgevoerd in één, wat koele blauwe kleur. De angisa is gevouwen uit pangi (geruite)stof en laat boven het voorhoofd veel haar zien, en dat haar is prachtig gevlochten. De overrok en de yaki zijn uitgevoerd in een transparante stof, het silhouet is slank.
Het basisontwerp van het kostuum is in grote lijnen traditioneel gebleven, dus zoals Afro-Surinaamse vrouwen in de stedelijke omgeving van Suriname vroeger droegen. Wel is ervoor gekozen de blouse en rok van de traditionele koto samen te voegen tot een lange jurk. De franje onder de jurk en de applicatie die er overheen loopt verwijzen naar de van kunstig uit hout gesneden kammen van Marrons.
Op de jurk zie je naast een stuk pangistof die door het midden van de jurk loopt een print. Die print, door Cheyenne ontwikkeld, is een beeldverhaal dat de Afro-Surinamers in de stad en de binnenlanden met elkaar verbindt. De koto heet mede hierdoor, ‘Kon Na Wan’, wat ‘kom samen’ betekent, de naam verwijst ook naar de verschillende gebruikte stoffen die zijn verwerkt in de koto. De pangi wordt bij de Marrons voornamelijk tijdens religieuze, ceremoniële of culturele gelegenheden gedragen, de verwerking van de pangi is in dit ontwerp en de angisa om modieuze redenen gedaan. Het gevlochten kapsel is geïnspireerd op het typische kapsel van Marronvrouwen en kan in dit eigentijdse ontwerp als een statement gezien worden: het haar is niet ontkroesd.
De verwijzing naar de Marrons is veelzeggend. Het waren tot slaaf gemaakten die van de plantages gevlucht waren, en diep de binnenlanden van Suriname een eigen cultuur ontwikkelden waarin uit Afrika afkomstige elementen met elkaar versmolten. Zij hadden zich van de blanke koloniale overheerser bevrijd en het is die verwijzing die een extra dimensie toevoegt aan de kotomisi van Cheyenne Nelson, een kostuum dat zich van de vele lagen stof uit het verleden heeft ontdaan en lichter en transparanter is geworden.
De naam ‘Kon Na Wan’ doet denken aan Dobru’s bekende dichtregel ‘Wan Bon’: het Surinaamse volk als een geheel van verschillende bladeren die tezamen één boom vormen. In haar boek Angisa Tori (nog steeds te koop), schrijft Christine van Russel-Henar, oprichtster en directeur van het Kotomuseum in Paramaribo, dat de nationalistische Dobru eind jaren zestig de gangmaker was achter shows met moderne koto’s. Hij was het ook die de angisa verwerkt in een liefdesgedicht:
als ik wist
als ik wist
de paden, waarlangs je liep
ik zou anjisa’s spreiden
in vele kleuren
zodat geen korrel zand
je voeten zou besmeuren
Met dat al zet de koto van Cheyenne een traditie voort waarin de stoffen van de angisa’s en hun bindwijzen een betekenis hadden. Ging het destijds om een communicatie tussen vrouwen in het kleine Paramaribo, nu gaat het om de identiteit van de Afro-Surinamers als geheel.
Al die ‘lagen’ in het ontwerp nemen niet weg dat
het ontwerp uiteindelijk doet wat het moet doen: het is mooi en de draagster
kan er mee pronken, met de kleding, én nu ook met het haar, dat als een sieraad
de angisa omsluit.
[Verscheen deels in het Bulletin van de Nederlandse Kostuumvereniging, 2020 nr. 1.]