blog | werkgroep caraïbische letteren

Een literatuurplan voor het onderwijs

Stand van zaken 2022

door Hilde Neus

Ondanks dat er binnen het curriculumprogramma doorlopende leerlijnen zijn uitgezet voor de Nederlandse taal, is dat niet gedaan voor specifiek het literatuuronderwijs. Dit is een manco, omdat de Surinaamse fictie een belangrijke rol kan spelen op diverse vlakken van het onderwijs.

Eerst een overzicht van wat er nu wel gebeurt op dit gebied. Er is geen uitgewerkt literatuurprogramma voor het gehele onderwijs en er worden vanuit het MinOWC ook geen directieven aangestuurd. Wel is  binnen het gewoon lager onderwijs (glo) het actief lezen opgepakt en is onder leiding van Ismene Krishnadath een aantal verhalen geschreven voor leerjaar 7 en 8. Dit geweldige initiatief – het schrijven van verhalen voor het onderwijs door onze eigen auteurs – werd een aantal jaren geleden al tijdens een vergadering van de Surinaamse Vereniging van Neerlandici bepleit, vergezeld gaande van een enquête waaruit duidelijk bleek dat het geloof in eigen kunnen en de aanwezigheid van eigen kader, ruim voldoende kon worden aangetoond. Voor het voortgezet onderwijs op juniorenniveau is slechts een heel summier programma gedistribueerd van 1 A4’tje dat door de leerkracht min of meer zelf wordt ingevuld. Dit is een groot manco, want uit onderzoek is – internationaal – gebleken, dat er nog wel gelezen wordt op de lagere school, maar dat er een enorme ontlezing plaatsvindt bij de overgang naar mulo of lbo. Er bestaan grote discontinuïteiten met enorme cesuren tussen de verschillende schooltypes, ook op hoger niveau. Dit is geëvalueerd – voor een Surinaamse mulo – door Kabita Ramcharan (IGSR-masters Educatie) en zij heeft een interventie gepleegd. Dit betekent dat ze bij twee groepen leerlingen een nulmeting middels een enquête heeft uitgevoerd. Daarna heeft ze bij een groep didactische werkvormen uit laten voeren om het lezen te stimuleren. Vervolgens is ze nagegaan welke van de drie activiteiten het meest succesvol was. Dit was meetbaar, want bij de andere groep waar geen lessen waren verzorgd, was het lezen niet toegenomen. Dit beeld was echter heel positief bij de groep waar de activiteiten wel waren uitgevoerd. Deze leerlingen bleken veel meer geneigd om de boeken, genoemd tijdens de lessen, op te pakken en te lezen.

Op het voortgezet onderwijs op seniorenniveau (vos) wordt nog sporadisch het boek Fa yu e tron Leisi bakru (Moor Els, et al., 1997) ingezet. Echter, blijkt uit onderzoek van Jerry Dewnarain (IGSR-masters Nederlandse taal en cultuur) dat deze methode het lezen weinig stimuleert en dat de lessen als gedateerd en achterhaald worden ervaren. Omdat ook hier geen uitgewerkt literatuurprogramma bestaat, is de realiteit dat de meeste leerkrachten naar eigen inzichten – vaak in overleg binnen de sectie Nederlands – een niet – gestructureerd programma afwerken. Voor literatuurgeschiedenis is er amper aandacht en er zwerven diverse leeslijsten rond die voor elke school weer anders zijn. Soms draagt de leerkracht de leerlingen op om allen eenzelfde boek te lezen. Dit is praktisch gezien lastig, omdat er vaak onvoldoende exemplaren voorhanden zijn. Bovendien zijn de  schoolbibliotheken in onvoldoende mate bij de tijd. Veelal ontbreekt Surinaamse literatuur, omdat die boeken gekocht moeten worden en er geen schenkingen zijn vanuit instanties in Nederland. Ook weten we  allemaal hoe duur boeken momenteel zijn. Een tiende van je maandelijkse inkomen, wie geeft dat nu uit aan leesvoer? Zelfs de grote, van oudsher bekende VACO-boekwinkel aan de Domineestraat is bezig met een opheffingsuitverkoop en zelfs een online verkoper als Atlantis biedt zijn collectie te koop aan.

Nieuwe lesstrategieën

Bepaalde schooltypen hebben geen literatuurprogramma, zoals het IMEAO en het Natin. Toch blijkt daar ook een behoefte, al dan niet in combinatie met andere vakken. Verder is een algemene klacht dat ontwikkelingen vanuit de afdeling Curriculumontwikkeling,  vanuit het Ministerie van Onderwijs, in het algemeen te traag en stroperig verlopen. Daarom is er vanuit het IOL een breed onderwijsprogramma geïnitieerd, met uitgezette leerlijnen gebaseerd op de leesniveaus van de Groningse vakdidacticus Theo Witte. Diana Menke (IGSR Masters taal en cultuur) heeft de ontlezing op muloniveau geëvalueerd en de toegevoegde waarde van lezen op leesniveaus bekeken. Het is de bedoeling dat heel Suriname gaat lezen, het liefst aan het begin van de ochtend, om zo het belang van lezen te laten zien en onderstrepen. Zien doet volgen, is hier het principe. Als de hele school leest, wil jij als eenling niet achterblijven. Het gaat dus om zichtbare leesactiviteiten, die door de gehele schoolcarrière lopen. Dit brede onderwijsprogramma met uitgezette leerlijnen gaat van kleuter tot universiteit met het doel de cesuren, de breukvlakken tussen verschillende schooltypen weg te werken. Dit kan door het invoeren van de leesniveaus en de boekkenmerken van dr. Theo Witte (zie: lezenvoordelijst.nl). Deze werkwijze wordt dan, als vanzelfsprekend, aangepast aan Suriname. Leerlingen doen aan zelfevaluatie wat lezen betreft en krijgen een breed aanbod aan Surinaamse werken, en middels opdrachten op verschillende leesniveaus en boekkenmerken, is het de bedoeling dat het lezen zal toenemen en ze zich in eigen tempo literair ontwikkelen. En dat is in het voordeel van diverse competenties, nodig voor de 21ste eeuw.

Het plan  draait in het curriculum om het incorporeren van een Surinaamse literatuurcanon. Middels canonindicatoren voor een niet-westerse canon is het de bedoeling dat er een breed boekenaanbod beschikbaar komt middels een digitaliseringsproject. ‘Het Surinaams Boekenportaal’ heeft al een aanvang gemaakt met het plaatsen van kinder- en jeugdboeken op internet, opdat die teksten ter beschikking zijn . Leerlingen kunnen dan Surinaamse literatuur  die zij herkennen en die hun identiteit kan versterken, lezen. Fragmenten van deze boeken kunnen worden gebruikt voor burgerschapsonderwijs, waar competenties als kritisch denken, een eigen mening vormen en het creatief oplossen van problemen kunnen worden aangeleerd.

 Drie teksten voor drie niveaus

Als voorbeeld kan geschikt werk van Astrid Roemer worden gekozen, zoals Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve.  Deze tekst stamt uit 1976 en is in 1987 herschreven.  Het is het verhaal van een oude lotenverkoper die vóór de trekking een onverkocht lot overhoudt, dat het winnende blijkt te zijn. Dit geeft hem de kans om zijn aan filaria-lijdende vrouw goed te laten verzorgen en zijn familie wat toe te stoppen. Zij vieren bij voorbaat al het overwinningsfeest en dan blijkt het lot door de ratten te zijn opgevreten. We gebruiken de novelle hier voor het voortgezet onderwijs op juniorenniveau (voj), omdat het een werk betreft in een goed leesbare, voor Surinaamse leerlingen herkenbare, stijl geschreven. Maar het belangrijkste argument is de rijkdom aan thema’s die uit dit boekje gedestilleerd kunnen worden: liefde, zorg voor ouderen, de feestvreugde van de Creoolse bevolking, de gokcultuur, armoede, ziekte. Gezien de prangende actualiteit van deze zaken, zeker van de wijdverspreide gokcultuur, is  dit boekje vooral nu bijzonder geschikt voor het behandelen van diverse burgerschapsthema’s binnen het voj.  

Voor de diverse schoolniveaus kan gekeken worden naar andere boeken. Zo is bijvoorbeeld Kikkertje en slangetje van Marijke van Mil uitermate geschikt voor het kleuteronderwijs. Dit is een oud-Surinaams volksverhaal waarin beschreven wordt dat Kikkertje en Slangetje vriendjes zijn, maar dat gaat in tegen het advies van moeder Kikker, want uiteindelijk zal slang, als hij groot is, haar zoon opeten. Deze laatste smeert echter boterhammetjes voor Slangetje om steeds zijn honger te stillen, zodat de vriendschap hem niet fataal zal worden. Zo kunnen ze vriendjes blijven. Dit platenboek, bestemd om voor te lezen, biedt allerlei aanknopingspunten om met kleuters of jonge kinderen van het gewoon lager onderwijs (glo) te praten over vriendschap, anders zijn, conflicten en creatieve oplossingen daarvoor.

In het voortgezet onderwijs op seniorenniveau (vos-scholen), zoals het Natin of het IMEAO, staat literatuuronderwijs niet op het programma. Toch kan het lezen van literatuur daar ingezet worden om leesvaardigheden, taalgebruik en burgerschap te stimuleren. Voor het afstuderen, gepland in 2022, schrijven drie studenten van de MO-B-Nederlands van het Instituut voor de Opleiding van Leraren hun scriptie over het inzetten van de roman Een jager verdween van Stanley Betterson.  Dit boek was de winnende inzending van de tweede Donner/Self Reliance schrijfwedstrijd 2020. De auteur heeft reeds bekendheid verworven met zijn debuutroman: Haar drie werelden.  Op Starnieuws staat vermeld: ‘De rode draad van het boek is de zoektocht van de hoofdpersoon Jane naar Cyriel, haar vader. Die verdween op mysterieuze wijze tijdens een jachtpartij in de buurt van het dorpje Tamarin aan de Cotticarivier in het district Marowijne. Jane was toen vier jaar oud. Nadat jaren niets van hem vernomen is en er ook geen stoffelijk overschot werd gevonden, is hij bij rechterlijke uitspraak doodverklaard. Maar het enigma rondom zijn heengaan was nooit ontrafeld! Jane, een rechtenstudente, besluit met twee vriendinnen in de vakantie op zoek te gaan naar de ware toedracht van het verdwijnen van haar vader. Er rijzen echter meer vragen dan antwoorden. Op één van haar missies waarvan het spoor leidt naar Saint-Laurent in Frans-Guyana, neemt zij haar moeder mee en belandt in handen van drugscriminelen die haar op wrede wijze duidelijk maken dat zij moet stoppen met het wroeten in het verleden. Dit wordt op bloedstollende wijze beschreven door Betterson.’ 

Uit dit boek kunnen onder meer de thema’s: de ontbrekende vader, vrouwenrollen, grensoverschrijdende criminaliteit en de Binnenlandse Oorlog worden geselecteerd. Het moge duidelijk zijn dat er wel degelijk literatuur is voor  jongeren op basis waarvan er intensief gelezen kan worden. Dat er geen werken zouden zijn die in de belevingswereld van Surinaamse adolescenten passen, is een notie die ontkracht kan worden. Het is aan de leerkracht die de mogelijkheden om te integreren, moet willen zien. De drie IOL-studenten hebben deze thema’s gekozen uit de roman en kijken welke geschikte didactische werkvormen ze hieraan kunnen koppelen om het boek zo aantrekkelijk mogelijk te presenteren aan de studenten. Ze maken een programma ter interventie en meten na de lessen of de studenten (afgezet tegen een controlegroep) meer geneigd zijn om het boek te gaan lezen. 

Uit deze drie voorbeelden voor drie geheel verschillende schoolniveaus, zal duidelijk worden dat het dus zaak is dat er een handvat geboden wordt aan docenten in het onderwijs om teksten te selecteren op thematiek en deze in te passen in het raamwerk van burgerschapsonderwijs, zodat het juiste onderwerp bij de geschikte leeftijdsgroep zal worden behandeld.

De manier waarop

Tot slot kunnen we didactische aspecten met betrekking tot burgerschapsonderwijs onder de loep nemen. Welke instrumenten zijn werkbaar voor welke doelgroep en met welke methodieken denken we de beste resultaten te bereiken? Hierbij zijn de interessegebieden van de leerlingen – op de verschillende niveaus – van belang. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van sociale media.  De introductie van Theo Witte om het lezen in niveaus in te delen, is zeer bruikbaar in Suriname omdat zo studenten kunnen lezen naar hun eigen leesbeleving.  Zij schatten hun eigen niveau in en kunnen dan via opdrachten groeien in hun leeservaring, van verhaalniveau tot interpreterende en universele, academische lezers. Dit concept tot een burgerschapscurriculum heeft een diversiteit aan raakvlakken met onderwerpen die binnen het onderwijs actueel zijn en dus domein- overschrijdend kunnen werken zoals binnen geschiedenis, aardrijkskunde of maatschappijleer.

Naast alle voordelen van het lezen van literatuur kunnen de leerlingen hun taalbeheersing en -ontwikkeling uitbreiden. Voor het werk van Roemer geeft Van Kempen hier mooie voorbeelden van. Daarnaast zijn er in haar werk uitstapjes naar het Surinaams Nederlands en het Sranan. Al deze aspecten en diversiteiten maken literatuur bij uitstek geschikt om op diverse schoolniveaus fragmenten van teksten te gebruiken in ons onderwijs. Roemer is niet de enige auteur van wie het werk in te zetten is voor burgerschapsonderwijs zoals we hebben gezien. Er zijn legio mogelijkheden binnen de Surinaamse literatuur. Voor het bedenken van creatieve en verantwoorde, passende didactische werkvormen kunnen de studenten van de lerarenopleidingen (interfacultair) worden ingezet. Zij hebben de vaardigheden en ruimte om kleine onderzoekjes uit te voeren, interventies te creëren en uitkomsten en opbrengsten te inventariseren.        

Hoe verder?

De leerlingen wordt via het onderwijs vaardigheden aangeleerd hoe om te gaan met maatschappelijke veranderingen. Hierbij zijn de eenentwintigste-eeuwse competenties van toepassing namelijk kritisch denken, het ontwikkelen van het probleemoplossend vermogen, sociale vaardigheden en creatief denken. De verloedering van normen en waarden uit zich in Suriname vooral in het onvermogen om samen te werken, kritiek constructief te uiten of te ontvangen en transparantie van handelen (beleidsmatig van micro- tot macroniveau en financieel). Deze competenties zouden bij uitstek middels het onderwijs kunnen worden aangeleerd, van kleins af aan. Om een zo optimaal mogelijke opbrengst te krijgen, is het evident dat ouders, ja de gehele samenleving (middels voorlichting) daarbij betrokken worden.

Het hoeft niet ingewikkeld te zijn. Neem de Surinaamse literatuur, identificeer welke thema’s je op welk niveau wilt inzetten om burgerschapsonderwijs in te voeren in het curriculum en kies daarbij passende teksten. Er moet tijd worden ingelast om ook op creativiteit in te zetten en niet slechts op leeropbrengsten. Daarmee kunnen we, in plaats van de nadruk op content en controle te leggen, middels een zekere vrijheid in het onderwijs de samenleving van dienst zijn en onze leerlingen tot betere burgers maken.


Op 28 mei wordt op het Instituut voor de Opleiding van Leraren een vergadering gehouden  van de Surinaamse Vereniging van Neerlandici. Hilde Neus zal een presentatie houden waarin de stand van het literatuuronderwijs in Suriname wordt geschetst en mogelijke onderwijsaspecten met betrekking tot literatuur aan bod zullen komen. Hieruit zullen plannen voor verbetering en de uitkomsten van het programma voor de nabije toekomst worden gedestilleerd. Deze zullen op vele gebieden in ons voordeel kunnen werken.

[dWTL,  21 mei 2022]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter