Eén kleur
door Etchica Voorn
In hartje Paramaribo ligt de Palmentuin. Het monumentale park stamt uit de zeventiende eeuw en was eens de groentetuin ten behoeve van soldaten en de gouverneur. Vanaf de Louiselaan, “waar mijn huis woont”, is het vijf minuutjes fietsen.
De straat uit, rechts het grote ovalen gebouw van de Nederlandse Ambassade, waar ik linksaf sla om al snel een schuine oversteek te maken. Uitlaatgassen wolken in mijn gezicht, terwijl brommers stug door knetteren alsof ze mij niet zien staan. Logge trucks met oplegger en luxe SUV’s passeren met grommende motoren, de snelheden liegen er niet om. Dagelijks zijn er rond de honderd verkeersongelukken. In Suriname houdt men de dodelijke slachtoffers bij met een verkeersbarometer, de barometer stijgt elke dag.
Zodra ik de Palmentuin binnenkom raak ik betoverd door de lange dikke, witbruine stammen van de koningspalmen. Groene reuzen die als in een kring om mij heen lijken op te rijzen. Ze kraken goedaardig en fluisteren me vanuit hun imposante kronen toe: je tempo mag nóg láger gudu, doe rústig meisje. Met mijn fiets aan de hand wandel ik naar de grote hut in het midden van de oase, waar een groepje mensen zich al heeft verzameld.
Elke morgen om kwart voor zeven is er tai chi-les van meester Li. Een slanke Chinees met een onschatbare leeftijd. De les is gratis en schijnt al tientallen jaren op deze plek plaats te vinden en bezocht te worden door trouwe aanhangers met af en toe een nieuweling zoals ik. Altijd op zoek naar ritme en houvast, is dit een ideaal begin van de dag.
Ik maak kennis met Paul de Vries, de 84-jarige, jongere broer van Erwin de Vries die vorig jaar overleed, op de leeftijd van 88 jaar. Mister Erwin heeft ons een indrukwekkend beeld nagelaten in het Oosterpark in Amsterdam. Het nationaal slavernijmonument. Het bronzen kunstwerk symboliseert de afschaffing van de slavernij, het verleden van de tot slaaf gemaakten, het heden en toekomst van de nazaten daarvan. Paul verwelkomt mij met een brasa en de mededeling dat hij 104 wil worden en dus in beweging moet blijven. Een Chinees vrouwtje met kromme benen verrast mij eveneens met een brasa. Een Javaans-Chinese vrouw die zich voorstelt als tante Mien, is de enige die Nederlands spreekt. Het clubje Chinezen spreekt naast Chinees een klein beetje Sranantongo, nog altijd beter dan ik.
Instructies in het Chinees klinken uit een kleine box die meester Li op een tafeltje heeft neergezet. Wij staan verspreid in het gras. Ik positioneer me achter meester Li om de bewegingen zo goed mogelijk te kunnen volgen. Het is mijn allereerste tai chi-les.
De Chinese vrouw die in weer en wind elke zaterdag op een kleedje zit in het Amsterdamse Oosterpark doemt opeens in mijn herinnering op. Tussen de bomen hangt een goudgeel kleed waarop in rode letters Tai Chi. Meedoen is gratis, toch zit ze vaak alleen.
Nooit heb ik de moeite genomen om een praatje te maken of me bij haar aan te sluiten. Waarschijnlijk vanwege mijn vooroordeel dat communicatie onmogelijk is.
Maar met deze mensen heb ik direct warm contact. Gezamenlijk gaan we sierlijk door de knieën en dat voelt senang.
Terwijl wij met zwaarden op één been staan en met maaiende armen ons evenwicht oefenen, speelt zich buiten het wandelpark een heksenketel af. Pal achter de Palmentuin ligt het kantongerechtsgebouw. Het presidentiële paleis en het Onafhankelijkheidsplein liggen er vlakbij. Een constante stroom auto’s manoeuvreert zich luid toeterend een slag in de rondte. Uit open autoramen boksen reggae- en salsamuziek tegen elkaar op. Een paar stappen lopen richting de Surinamerivier staat het gebouw van de Nationale Assemblee, het dagelijks bestuur van Suriname. Links daarachter het monumentale Fort Zeelandia, in oude en recente tijden hebben daar gruwelijkheden plaatsgevonden.
Het is verkiezingstijd en elke dag ontwaar ik meer paars in de straten van Paramaribo. Vlaggen wapperen aan stokken, gebouwen, hekken, huizen en krotten. De witte letters NDP, voor wie het niet weet de partij van mister Bouterse, knallen van het purper af. Hier en daar oranje vlaggen van de VHP, ik heb uit mijn hoofd geen idee wie degene is die aan de knoppen draait van deze “orange power” partij. Gele vlaggen van ABOP – de partij van Brunswijk – ploppen op als zonnetjes tussen het paars en oranje. Soms zie je drie huizen op een rij met paars, oranje, geel aan de gevels wapperen.
Ik sluit mijn ogen en luister naar de grietjebies, de Surinaamse huismus met knalgele borst en sierlijke witte streep over het zwarte elegante vogelkoppie. Onverstoord koeren kleine bruine duiven dwars door de meditatieve Chinese klanken. Als ik mijn ogen open, maakt mister Li een lichte buiging naar mij en de anderen als dank voor het aanwezig zijn. Hij knikt me geruststellend toe, alsof hij zeggen wil: in de Palmentuin is maar één kleur.
[eerder verschenen in Opzij, april/mei 2020]