blog | werkgroep caraïbische letteren

Een indiaanse vertelling

Zesde klassers van de school in een inheems dorp aan de rivier maakten kennis met het verhaal ‘Toewie en Kroemoe’ uit de bundel Indiaanse vertellingen van Cirino. Het verhaal staat hieronder.
Het slot is dat de jongen, Kroemoe, een grote aasgier blijkt te zijn en dat het meisje, Toewie, door hem meegenomen wordt de lucht in. Hoog aan de hemel wordt zij een stralende ster. Dit past in het beeld van de inheemse cultuur der Amerika’s: de eenheid van het heelal en de wereld met sterren, maan, zon, mensen, dieren en planten. Vanuit dit eenheidsbeeld kan alles ook in elkaar opgaan. En dat vinden we terug in veel inheemse verhalen, in Suriname en in alle andere Amerikaanse landen waar inheemsen wonen. De leerlingen van deze zesde klas waren geboeid door het verhaal en beeldden het uit. Het beeld van eenheid kennen ze niet, alleen een christelijk mens- en wereldbeeld. Zij en ook hun juf betreuren dat. In Frans-Guyana hebben de leerlingen in inheemse dorpen les in de eigen cultuur, gewoon een schoolvak!!!
Toeiwe en Kroemoe
 
In het dorp Pierrekondre woonde een mooi meisje. Toewie heette ze. Ze was slank en haar huid was roodbruin. Ze droeg haar haar in twee stevige vlechten over haar schouders.
Wanneer de cassave-oogst goed was geweest, werd overal in het dorp feest gevierd. Dit om de geest die voor de kostgrondjes zorgde, gunstig te stemmen en om van hem gedaan te krijgen dat hij de volgende oogst weer goed zou laten zijn. Bij zo’n feest dansten mannen en vrouwen in een groot rond kamp. Ze dansten in het rond, twee aan twee, achter elkaar. De piaimannen zaten naast elkaar op een bank hun kalebasrammelaars te draaien. Toewie en haar vriendinnen woonden zulke feesten vaak bij.
Op een dag waren de ouders van Toewie naar hun kostgrond gegaan. Het meisje was alleen thuis. Ze zat katoen te spinnen. Terwijl ze spon, neuriede ze een lied, toen ze plotseling een jonge man voor zich zag staan. De jonge indiaan was mooi uitgedost en in zijn rechterhand hield hij zijn pijl en boog. Hij keek Toewie diep in haar ogen. Ze bloosde en was een beetje bang van de vreemde jongeling. ‘Wil je met mij gaan hengelen?’ vroeg hij. ‘Wie ben je en wat kom je doen?’ vroeg zij op haar beurt. Ik heet Kroemoe en kom van ver’, vertelde de jonge man. ‘Ik heet Toewie’, zei ze, ‘maar ik kan niet met je gaan hengelen, want ik mag niet met een vreemde uitgaan.’
Even plotseling als Kroemoe gekomen was, net zo snel was hij verdwenen. Toewie bleef alleen met haar gedachten. Ze vond Kroemoe wel aardig en ze wilde de ontmoeting aan haar ouders vertellen als ze thuiskwamen. Maar toen ze thuisgekomen waren, zweeg Toewie. Ze had besloten de vreemde ontmoeting als een geheim voor zichzelf te bewaren.
Een paar dagen later ging Toewie naar de kreek om water te halen en daar stond Kroemoe ineens weer voor haar. Dat gebeurde vaker. Als Toewie alleen was, kwam Kroemoe, en Toewie vond het gezellig als hij er was.
Op een keer zaten ze samen aan de waterkant. In een boom vlakbij waren een paar aasgieren bezig zich met uitgespreide vleugels in de zon te verwarmen. Toewie wilde de vogels met steentjes bekogelen, maar Kroemoe bezwoer haar dit nooit te doen. Dat zou ongeluk brengen. Hij zei haar ook nooit zijn naam te noemen als de aasgieren in de buurt waren. ‘Je mag nooit Kroemoe zeggen, hoor’, zei hij, ‘want dat zal ook ongeluk brengen.’
Eigenlijk wilde Toewie aan Kroemoe vragen waarom dat niet mocht en op een dag zei ze: ‘Zeg, Kroe…’ en ze schrok, ‘bijna had ik me versproken. Maar zeg me, waarom mag ik je naam niet noemen. ‘Dat is de wet van mijn volk’, zei Kroemoe ernstig, ‘meer kan ik je niet vertellen.’ ‘O, Kroemoe’, riep Toewie ineens. Toen vlogen de stinkvogels in de boom vlakbij met veel lawaai op en Kroemoe veranderde in een aasgier met een rode kop en zwart-witte vleugels, een tingi-fowru-granman, een koningsgier.
Voordat Toewie bekomen was van de schrik, greep de vogel haar vast. ‘Je kent mijn geheim’, zei hij, ‘ik moet je meenemen. Ik ben het opperhoofd der stinkvogels.’ En hoe Toewie zich ook verzette en hoe hard ze schreeuwde, de grote vogel nam haar mee de lucht in.
‘We zullen afscheid nemen van je ouders en je dorp’, zei hij en hij streek met het meisje neer op een grote tak van een boom vlak bij haar dorp. De dorpelingen stroomden toe met pijl en boog, maar de vogel hield het huilende meisje als een schild voor zich.
Toen vloog Kroemoe op, hoger en hoger. De vogel en het meisje werden en stip, steeds kleiner tot ze niet meer te zien waren. En de indiaanse geestenleer zegt dat Toewie iedere avond als een schitterende ster aan de hemel wenkt naar haar familieleden op aarde. Dus als je op een avond een extra schitterende ster aan de hemel ziet, wie weet is het Toewie!
(uit Cirino: Indiaanse vertellingen, deel 1. Paramaribo: Bolivar editions, 1977 en 2000. Herdrukt in: Het meisje met de vogels en andere indiaanse verhalen. Voor de leerlingen van de O.S. Kwamalasamutu. Stichting PCOS, in het kader van het project ‘Change for Children’, december 2010. ISBN 978 99914 56 06 5

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter